Uitspraak
RECHTBANK MAASTRICHT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
Ik gaf hem dan de verdovende middelen die ik hem moest geven. [5]
geachte [voornaam medeverdachte 1], baas”. [10]
[bijnaam verdachte] zegt dat [voornaam medeverdachte 3] zijn naam moet sms’en [12] en
SMS: [medeverdachte 3]. [13]
[voornaam medeverdachte 3], voorzitter. [15] Ook [medeverdachte 4] spreekt [medeverdachte 3] aan met “voorzitter” [16] , terwijl [medeverdachte 8] hem “[bijnaam medeverdachte 3]” noemt [17] .
het nummer van [voornaam medeverdachte 8]gevraagd. Zijn broer zegt dat
hij het nummer via een bericht zal sturenen tot slot nog
degene waarvan jij spullen afneemt.
hoeveel [medeverdachte 8] hem de afgelopen keer heeft gegeven, antwoordt [medeverdachte 8] dat hij hem
drie heeft gegeven in de auto. Op de vraag
of [voornaam medeverdachte 1] dat bij [medeverdachte 8] heeft besteld en of [voornaam medeverdachte 1] heeft gezegd dat [medeverdachte 8] drie moest brengen, antwoordt [medeverdachte 8] bevestigend. [42]
nu 1½ nodig heeft. [medeverdachte 8] geeft dan aan dat hij zo zal terugbellen. In het kort daarna gevoerde gesprek spreken ze af over 40 minuten. [medeverdachte 8] zegt
bel me maar als je komt. [44]
hoeveel van die goeie koffie nog over is, hoeveel puur hij daar achtergelaten heeft, hoeveel [bijnaam verdachte] heeft gebracht en of [bijnaam verdachte] dat van [voornaam medeverdachte 8] haalt.[medeverdachte 2] geeft steeds antwoord en zegt onder meer dat
[bijnaam verdachte] het geld heeft en dat hij boodschappen doet en dat [voornaam medeverdachte 8] de helft krijgt wat [bijnaam verdachte] binnenhaalt. [46]
altijd komt. En om 21:50 heeft [verdachte] tegen [medeverdachte 8] gezegd
ik ben daar. [51] [medeverdachte 8] antwoordde toen
ik ben bij je.
of er nog geld bij mij in de woning ligt en waar het geld van het werk van de afgelopen maand is. Zijn broer geeft aan dat hij
straks gaat kijken hoeveel daar ligt en dat hij hem dan terugbelt. Ook vermeldt hij dat
[bijnaam medeverdachte 3] heeft gebeld en dat hij ([bijnaam verdachte]) moet kijken waar [voornaam medeverdachte 2] is gebleven.Kennelijk is op dat moment nog niet bekend dat [medeverdachte 2] eerder die dag om 15:15 is aangehouden in de [adres 2].
dat hij bij de woning is en net de auto heeft geparkeerd. [54] Drie minuten later belt [verdachte] terug en zegt
dat de deur wel open gaat maar heel moeilijk. [55] [medeverdachte 3] vraagt dan
of daar de insecten naar binnen zijn gegaan.Een paar minuten later geeft [verdachte] aan dat hij het pand binnen zal gaan. [56] Vervolgens heeft [verdachte] naar zijn broer [medeverdachte 1] gebeld [57] :
dat hij er met [voornaam medeverdachte 1] over zal praten.
[bijnaam verdachte] de naam aan de advocaat moet doorbellen. [59]
[voornaam medeverdachte 2] [medeverdachte 2] [60] en drie minuten later belt [medeverdachte 3] met de vraag
of [bijnaam verdachte] het bericht heeft gekregen. [61] Die antwoordt bevestigend, waarna [medeverdachte 3] zegt dat
[bijnaam verdachte] de naam aan de advocaat moet geven.
6 is aangetroffenen dat
de nummers ook zijn meegenomen. [62] Ook zegt hij
de nieuwe woning die zij gepakt hebben, daar moet die jongen weg. [medeverdachte 3] beaamt dit:
de jongen moet daar weg, hij moet een andere nummer pakken en [bijnaam verdachte] ook.
hij alles in de tas heeft gedaan. Hij vraagt
of dat goed isen merkt op dat
het veel is. [verdachte] zegt
ja, ja, dat is goed, doe de tas in een vuilniszak en kom naar buiten. [63]
hij onderweg is naar de advocaat. [medeverdachte 3] zegt dat
[bijnaam verdachte] de naam van de advocaat moet geven en moet kijken wat “hij” heeft gedaan en gezegd heeft. [bijnaam verdachte] zegt daarop dat
hij het gisteren aan hem heeft gegeven. [64]
de advocaat zal dadelijk naar “hem” gaan. [65]
dinges ehh, de advocaat zei tegen me, eh … jij moet naar zijn vrouw gaan, van [voornaam medeverdachte 2]. (…) [medeverdachte 3] zegt
oke, is goed, ik ga. [66]
wat niet goed is, die drugs. Hij ontkent vervolgens zelf drugs te gebruiken. [68] In een andere verklaring heeft hij gezegd dat hij [voornaam medeverdachte 1] kent en hem wel eens in Marokko heeft gebeld om over Marokko te praten. [69]
dat hij bij de kerk is…[XX 3]. [81]
ja, nummer [XX 3], parkeer jou auto daar, huisnummer [XX 3], nee verder van de kerk. [82]
die drie klanten die ons hebben gebeld, die wit zouden kopen, die hier zijn geweest.
“hij” 100 op de pof wil hebben. “Hij” zelf heeft niets gekocht, “hij” heeft deze meegenomen. Degene die koopt heeft goed gekocht, heeft voor meer dan 1200 gekocht.[medeverdachte 3] antwoordt:
geef “hem” 5 kado.
stuur me het nummer van die Nederlander die aan Marokkanen(ver)huurt. Dat heb ik niet meer in de telefoon staan. [bijnaam verdachte] zegt
huisbaas, moet ik je het nummer van de huisbaas sturen? Ja, zegt [medeverdachte 2]. [86]
die ouwe die eigenaar is van dit huis. [89]
die ouwe (vrouwelijk) het water heeft afgesloten bij die jongen.[medeverdachte 1] zegt daarop:
het huis is daar toch, daar beneden?[medeverdachte 2] verklaart verderop in het gesprek:
toen die ouwe (vrouwelijk) naar dat huis ging waar we nu zijn zei “ze”, ik zoek bewoners om in het huis te laten wonen, want dat huis is helemaal leeg. [bijnaam verdachte] moet dat huis beneden snel gaan inrichten.[medeverdachte 1] vraagt hem
naar die tweedehands winkel te gaan en daar wat te kopen. [90]
net [naam 7] heeft gebeld en heeft gevraagd om met die vrouw morgen te praten of het mogelijk is dat die jongen daar nog kan blijven.[medeverdachte 2] vraagt [medeverdachte 3]
aan [naam 7] hiervoor geld te geven.[medeverdachte 2] zegt:
we werken al een jaar in dat huis. [91]
ik heb “haar” gebeld, “ze” zei, je krijgt er een maand bij, maar dan aan het eind van de maand april spullen pakken. Jullie hebben dus nog een maand daar te gaan. [92] Daarna heeft [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 1] gebeld en tegen hem gezegd: [naam 7]
heeft die ouwe (vrouwelijk) gebeld, heeft een maand geregeld. [93]
je moet [voornaam medeverdachte 1] vragen, hij moet betalen, vandaag is de 1e voorbij.[voornaam medeverdachte 2] vraagt:
op het handje?[naam 7] antwoordt:
nee, dat doet hij per bank.[voornaam medeverdachte 2] zegt dat
hij hem dadelijk zal bellen. [94]
of het spul dan naar beneden moet in de woning dat [bijnaam verdachte] gepakt heeft. [bijnaam verdachte] antwoordt dat
“hij” daar kan bedienen en het spul beneden kan doen. Boven moet bediend worden en het spul moet daarna beneden verborgen worden. [95]
die jongen is beneden in dat huis dat [bijnaam verdachte] heeft geregeld. … [naam 7] heeft met die vrouw gepraat. … Daar zijn drie huizen in die flat/gebouw. … De Nederlander is helemaal boven, dan [bijnaam verdachte] beneden en dan wij midden (fon). Dat huis van beneden heeft [bijnaam verdachte] gepakt, die ouwe (vrouwelijk) weet niet dat “hij” een relatie met ons heeft. [96]
[bijnaam verdachte] heeft het geregeld met die zus van [naam 8]. Die woning die hij gepakt heeft, die heeft hij op naam van haar gepakt. Die woning die zij gepakt heeft is dat onder ons? [97]
hij gesproken heeft met de huisbaas, die Hollander. Hij heeft me [XX 4] gegeven.[verdachte] zegt dat
het goed is, pak maar.
Dan kunnen we daar bedienen, daar en hier, in alle woningen.[medeverdachte 2] zegt dat
hij gezegd heeft 1500 per maand en geen borg. Kruideniers verdienen veel geld, daarom wil hij 1500-2000.[verdachte] zegt:
[voornaam medeverdachte 1] moet dit met hem regelen, hij is hem geld schuldig. [medeverdachte 2] zegt
met [bijnaam medeverdachte 3] gesproken te hebben en niet met [voornaam medeverdachte 1]. [101]
ik kan 1000 betalen in nmr [XX 4]? [102] De dag erna telefoneert [medeverdachte 2] met [verdachte] en zegt tegen hem:
die Hollander heeft gezegd dat iemand moet komen met een Nederlands paspoort en de eigenaar daarvan moet aanwezig zijn. [verdachte] zegt dat
de prijs te hoog is: wij werken niet met kilo’s. [103]
is het ok?, waarop [medeverdachte 2] antwoordt:
ja, ok, vrijdag kom ik sleutels halen. [medeverdachte 5] reageert dan dat
hij hem morgen ziet en dat hij alvast de borg moet meenemen. Daarna vraagt [medeverdachte 5]
of [medeverdachte 2] die er naast ligt, op [XX 5], ook wil? [104]
dat die Nederlander misschien [XX 5] en [XX 4] geeft morgen. [105]
dat hij de Nederlander zo’n 2000 heeft gegeven. Over drie dagen krijgt hij de sleutels van [XX 4].[medeverdachte 1] vraagt wat hij voor de huur heeft afgesproken en wordt boos als hij bemerkt dat [medeverdachte 2] daar niets over heeft afgesproken. [medeverdachte 1] wil dat hij geld (borg) terugvraagt. [medeverdachte 2] vraagt:
waar moeten we dan de klanten bedienen?[medeverdachte 1] zegt dat [medeverdachte 2] [medeverdachte 5] moet bellen. [106]
hij [XX 4] moet pakken en niet [XX 5]. Ook zegt hij, in een later gesprek, tegen [medeverdachte 2] om hem te bellen tijdens het onderhandelen over de prijs. Weer later, zegt [medeverdachte 2]:
die Nederlander zei dat hij mij [XX 4] en [XX 5] in een keer zou geven. De voorzitter heeft mij gezegd ze niet allebei te nemen. [medeverdachte 1] vraagt vervolgens:
maak het met “hem” af of met mij? Daarop zegt [medeverdachte 2]:
ik maak het met jou af geachte [voornaam medeverdachte 1], baas. [107]
die Nederlander straks naar mij komt.
Hij wil een paspoort en de eigenaar zien. Hij heeft gezegd dat hij een schil heeft en die was niet goed. Daar moet je wel voor moeten betalen.[voornaam medeverdachte 1] zegt
dan geef je hem 100 euro of 150.[voornaam medeverdachte 2] zegt
hij wil 1000 euro.[voornaam medeverdachte 1] zegt wat verderop in het gesprek
geef hem 400en
hij zal die 400 pakken. [110]
[voornaam medeverdachte 1] heeft gezegd een schil te regelen. Als [medeverdachte 6] hem niet goed begrijpt, legt hij uit
een paspoort, een paspoort.[medeverdachte 6] geeft dan aan dat
hij een deze dagen een junk zal vragen. [111]
hier heb je hem heen dat vervolgens [medeverdachte 5] en [voornaam medeverdachte 1] een gesprek voeren over een bedrag dat [voornaam medeverdachte 1] nog aan [medeverdachte 5] moet betalen. Aan het eind van het gesprek neemt [verdachte] de telefoon weer over en dan zegt [voornaam medeverdachte 1]:
Zeg dat ik hem deze week bel. Als zijn broer wat tegensputtert, herhaalt hij:
zeg gewoon tegen hem dat hij deze week antwoord krijgt.
[bijnaam verdachte] zal bellen en hem het geld zalgeven. [medeverdachte 2] zegt daarop dat
[voornaam medeverdachte 4] het geld nog niet moet geven en dat hij het geld en het spul in de woning onder goed moet verbergen. [medeverdachte 4] vraagt
of hij het nu wel of niet moet gevenen [medeverdachte 2] zegt dat
hij [bijnaam verdachte] zal bellen. [114]
waar die jongen die de klanten bedient met het spul naar toe moet. [medeverdachte 3] antwoordt dat
de jongen het naar [bijnaam medeverdachte 6] moet brengenen hij zegt dat hij hem zelf zal bellen. [117]
hij de sleutels van het huis nodig heeft. …
Kom naar dat huis waar we “bedienen”. Ze spreken vervolgens af bij de bushalte bij justitie. [118]
de Nederlander is helemaal boven, dan [bijnaam verdachte] beneden en dan wij midden. Dat huis van beneden heeft [bijnaam verdachte] gepakt, die ouwe (vrouwelijk) weet niet dat “hij” een relatie met ons heeft.
dat het schoongemaakt is en dat het spul weg is, daar waar het altijd ligt en gisteren, is het nu leeg, dat er veel spul lag en dat hij niet weet hoeveel precies, dat hij gisteren 3 heeft gebracht. Uit deze uitlatingen leidt de rechtbank af dat [verdachte] wist dat er harddrugs in dit pand lagen en waar die lagen.
Mammamia, zegt [medeverdachte 2],
wat moeten we doen. [verdachte] kijkt wat hij kan doen. Dat hij vervolgens inderdaad aan de slag gaat, volgt uit de hierboven weergegeven tapgesprekken. Hij regelt het appartement op de 1ste verdieping van de [adres 3] en hij werkt samen met [medeverdachte 2] om de [adres 4] en [XX 5] te huren.
: Ik trek al 13 maanden eraan. Ik ben moe met vier telefoons. De junks maken hem gek met telefoontjes. [121] Eerder die dag heeft [medeverdachte 2] ook al tegen [medeverdachte 3] gezegd dat hij
er 13 maanden aan trekt. [122] [medeverdachte 2] heeft in verschillende sms-berichten aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] aangegeven dat hij wil stoppen, omdat hij moe is. [123] Ook tegen een ander klaagt [medeverdachte 2] over
veel werk, Franse klanten en telefoons die niet zwijgen. [124] En zo’n tien dagen later op 7 april 2008 belt [medeverdachte 2] naar [verdachte] en hij zegt
dat [bijnaam verdachte] met de jongens moet praten, dat [bijnaam verdachte] met [voornaam medeverdachte 1] en de voorzitter moet praten en dat hij wil stoppen. [bijnaam verdachte] zegt daarop
dat [voornaam medeverdachte 2] zelf met hen moet praten of een bericht sturen, waarop [medeverdachte 2] antwoordt
dat hij dit al 3 weken doet en dat het 3 weken oorlog is. [bijnaam verdachte] zegt dan
dat hij er niks aan kan doen. [125]
hij die spullen weer van plek heeft veranderd, want ik vond daaronder een beetje water.[verdachte] zegt dan
geen probleem. [126] [medeverdachte 2] hanteert vaag taalgebruik (“spul”) dat [verdachte] echter direct begrijpt.
mijn geld geef je aan niemand, en als je wat wilt doen, moet je eerst met mij overleggen.
Onderhandel met hem over de huur tot uiterlijk 1050 of 1100. [130] [medeverdachte 1] is er kristalhelder over:
ik beslis. [131] En [medeverdachte 2] moet [medeverdachte 1] tijdens die onderhandelingen telefonisch op de hoogte houden zonder zijn naam te noemen. [132]
hij moet de telefoons aan [bijnaam 2 medeverdachte 3] geven en hem bellen als hij ze terugheeft. [medeverdachte 4] zal dat doen:
hij zal hem goed helpen. Je kunt daar blijven zonder bang te zijn … ik zorg voor een woning, ik ga kruideniers halen en alles terughalen …. [133]
[bijnaam medeverdachte 3]en [medeverdachte 3] zegt
dat hij graag koffie wil drinken met [voornaam medeverdachte 8] en praten. Twee dagen later vertelt [medeverdachte 8] aan [verdachte] dat hij komt
met spullen voor jou … ik heb dat al geregeld met [bijnaam medeverdachte 3], ik heb al [bijnaam medeverdachte 3] ontmoet. [138]
luister, de voorzitter heeft me voordat hij naar de insecten ging, gebeld. Hij zei: de telefoons moet je aan [bijnaam 2 medeverdachte 3] geven. [139] Het gesprek toont aan dat [medeverdachte 3] maatregelen treft om de handel te laten doorlopen, ook als hij zelf geen rol meer kan spelen.
Zeg niet mijn naam je kent me, hetgeen [medeverdachte 4] beaamt. Daarna zegt [medeverdachte 6] tegen hem
haal die spullen daar weg,
maak dat huis schoon en breng het naar buiten nu meteen. [medeverdachte 4] zal dat doen. Kennelijk weet [medeverdachte 4] precies wat [medeverdachte 6] bedoelt, ook al gebruikt hij de vage term “spullen”. Dit verhullende taalgebruik komt veelvuldig voor. Genoemd zijn in het voorgaande behalve spul/spullen woorden als vingers, zwart en zand en uit de context volgt dat het in die gesprekken om verdovende middelen gaat.
de huisbaas, die Hollander aan [medeverdachte 2] [XX 4] heeft gegeven. [141] Ze praten verder over het pakken van [XX 4] vanaf 1 april
dan hebben we goede klanten,over de huur en de borg en
dat Marokkanen volgens die Hollander veel geld verdienen. [verdachte] brengt in dat
[voornaam medeverdachte 1] dit eigenlijk moet regelenen [medeverdachte 2] vermeldt dat hij er met [bijnaam medeverdachte 3] over heeft gesproken. Over dat laatste wordt hij een paar dagen later vervolgens door [medeverdachte 1] gekapitteld: [medeverdachte 2] moet dat met hem bespreken en
geen ruis/problemen veroorzakentussen hem en [medeverdachte 3]. [142]
dat hij het toch alleen maar gaat verkwisten, als hij [medeverdachte 3] vraagt de envelop bij zich te houden.
,in elk geval het verkopen van heroïne en/of cocaïne en/of MDMA, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
4.De strafbaarheid
5.De strafoplegging
6.Het beslag
7.De wettelijke voorschriften
8.De beslissing
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;