ECLI:NL:RBMAA:2009:2869

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
30 maart 2009
Publicatiedatum
26 april 2013
Zaaknummer
03-702648-08
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugstransacties en deelname aan een criminele organisatie in Maastricht

Op 30 maart 2009 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen [verdachte], die werd beschuldigd van drugshandel en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tussen 1 januari 2007 en 23 april 2008 samen met anderen betrokken was bij de uitvoer en verkoop van aanzienlijke hoeveelheden heroïne, cocaïne en MDMA. De verdachte werd in verband gebracht met verschillende panden in Maastricht waar drugs werden verhandeld. Tijdens de rechtszaak zijn diverse tapgesprekken en getuigenverklaringen gepresenteerd die de betrokkenheid van de verdachte bij de criminele activiteiten bevestigden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een leidinggevende rol speelde binnen de organisatie, wat de ernst van de feiten vergrootte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar, waarbij rekening werd gehouden met de impact van de drugshandel op de samenleving en de gezondheid van gebruikers. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van aanzienlijke geldbedragen die voortkwamen uit de drugshandel. De uitspraak benadrukt de ernst van de betrokkenheid van de verdachte bij georganiseerde criminaliteit en de gevolgen daarvan voor de gemeenschap.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT

Sector strafrecht
parketnummer: 03/702648-08
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 maart 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1],
wonende te [adres 1],
gedetineerd in de P.I. Zuid Oost, H.v.B. Roermond, te Roermond.
Raadsman is mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 7 oktober 2008 en 9, 11, 13 en 16 maart 2009, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:samen met anderen harddrugs binnen en buiten Nederland heeft gebracht, dan wel samen met anderen harddrugs heeft verkocht;
Feit 2:samen met anderen harddrugs heeft verkocht;
Feit 3:lid is geweest van een criminele organisatie die tot oogmerk had het binnen en buiten Nederland brengen (dan wel verkopen) van harddrugs;
Feit 4:geld en goederen heeft witgewassen.

3.De voorvragen

De rechtbank is op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat wat door de officier van justitie onder 1 subsidiair ten laste is gelegd betrekking heeft op hetzelfde feitencomplex dat ook ten grondslag ligt aan wat onder 2 ten laste is gelegd. Daarom is de rechtbank van oordeel dat gelet op artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht de dagvaarding op dit onderdeel nietig moet worden verklaard.
De raadsman heeft het standpunt ingenomen dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank zal dit verweer bespreken bij de beoordeling van het bewijs.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich met betrekking tot feit 1 primair op het standpunt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] zich in de ten laste gelegde periode heeft schuldig gemaakt aan uitvoer in vereniging van verdovende middelen vermeld op lijst I van de Opiumwet. Ook acht zij bewezen dat [verdachte] in die periode in vereniging heeft gehandeld in verdovende middelen vermeld op lijst I van de Opiumwet (feit 2) en deelgenomen heeft aan een samenwerkingsverband dat tot doel had om misdrijven te plegen in de zin van de Opiumwet (feit 3). Ten slotte acht zij wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] in de periode van 1 januari 2007 tot en met 23 april 2008 zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen in vereniging.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Niet-ontvankelijkheid, bewijsuitsluiting, matiging strafmaat
De raadsman stelt zich op het standpunt dat gebruik is gemaakt van een bijzondere opsporingsbevoegdheid, te weten het raadplegen van de database Intranet Verdachte Transacties, op grond van artikel 126nd Sv, terwijl [verdachte] op dat moment nog niet als verdachte in de zin van artikel 27 Sv kon worden aangemerkt. De resultaten daarvan zijn gebruikt om [verdachte] als verdachte aan te kunnen merken op basis waarvan weer bijzondere opsporingsbevoegdheden zijn ingezet. Volgens de raadsman is er in strijd gehandeld met artikel 126nd Sv.
De officier van justitie heeft het onderzoek gesplitst in twee deelonderzoeken, waarbij een onderzoek zich richtte op [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] en [verdachte] en het andere onderzoek op [naam 1]. De verdediging kan door het opsplitsen van het onderzoek niet controleren of er fouten zijn gemaakt in het onderzoek tegen [naam 1] en mist daardoor een helikopterview over het gehele onderzoek. Voor het openbaar ministerie gunstige resultaten uit het onderzoek tegen [naam 1] heeft de officier van justitie echter wel bij de zaak van [verdachte] ingebracht, hetgeen in strijd is met de beginselen van een behoorlijk strafprocesrecht, met name het beginsel van interne openbaarheid. De verdediging is immers niet in de gelegenheid gesteld om ontlastend materiaal uit dat onderzoek in te brengen.
De raadsman is de mening toegedaan dat, op grond van al het voorgaande, het openbaar ministerie primair niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Subsidiair stelt hij zich op het standpunt dat er bewijsuitsluiting dient plaats te vinden en meer subsidiair verzoekt hij de rechtbank een eventueel op te leggen straf te matigen.
Feiten 1 en 2
[verdachte] ontkent dat hij zich van 1 januari 2007 tot en met 7 april 2008 heeft bezig gehouden met de handel in verdovende middelen. De ten laste gelegde periode kan niet gebaseerd worden op de uitlatingen van [medeverdachte 2] en de verklaring van de eigenaar van het pand [adres 2], die stelt [verdachte] voor 80% te herkennen als de man die aanwezig was op het moment dat [medeverdachte 3] het huurcontract voor dat pand tekende. Er zijn geen tapgesprekken waaruit blijkt dat [verdachte] zich voor 7 april 2008 al bezig hield met de handel in verdovende middelen. Voor dit deel van de periode dient [verdachte] dan ook te worden vrijgesproken.
[verdachte] erkent wel na de aanhouding van [medeverdachte 2] diens zaken te hebben waargenomen, echter niet in het kader van een criminele organisatie.
[verdachte] ontkent ook verdovende middelen te hebben ingevoerd. Voor zover in tapgesprekken al gesproken wordt over “spullen uit Marokko” betreft het vermoedelijk plakken hasjiesj.
Feit 3
De raadsman betwist dat er gesproken kan worden van een samenwerkingsverband. Iedere persoon beheerde zijn eigen winkel en was niet geïnteresseerd in het gemeenschappelijk belang. [verdachte] heeft niet deelgenomen aan een criminele organisatie. Hij was geen leider. [verdachte] dient hiervan te worden vrijgesproken.
Feit 4
Tot slot heeft de raadsman betoogd dat [verdachte] zich niet schuldig heeft gemaakt aan het onder 4 ten laste gelegde feit. [verdachte] heeft vanaf het begin een verklaring gegeven voor de legale herkomst van het geld dat onder hem in beslag genomen is.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bespreking verweer niet-ontvankelijkheid/bewijsuitsluiting/matiging strafmaat
De officier van justitie heeft tijdens repliek te kennen gegeven dat zij contact heeft opgenomen met een financieel rechercheur. Van hem heeft zij vernomen dat, in tegenstelling tot hetgeen vermeld staat in het proces-verbaal van verdenkingen d.d. 31 januari 2008, de officier van justitie geen gegevens gevorderd heeft op grond van artikel 126nd Sv. De recherche heeft gewoon het register dat wordt bijgehouden door het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties ingezien en voor die inzage is geen vordering ex artikel 126nd Sv nodig.
De raadsman heeft bij dupliek opgemerkt dat in dat register niet zomaar gegrasduind mag worden.
De rechtbank overweegt over dit discussiepunt als volgt.
Blijkens artikel 3 van de Wet melding ongebruikelijke transacties heeft het meldpunt met het oog op de voorkoming en opsporing van witwassen, heling van geld en financieren van terrorisme tot taak (onder meer):
a) het verzamelen, registeren, bewerken en analyseren van de gegevens die het verkrijgt, teneinde te bezien, of deze gegevens van belang kunnen zijn voor de voorkoming en opsporing van misdrijven;
b) het verstrekken van persoonsgegevens en andere gegevens in overeenstemming met deze wet en het bij of krachtens de Wet politiegegevens bepaalde.
De rechtbank is van oordeel dat uit de taakomschrijving en de verwijzing naar de Wet politiegegevens afgeleid kan worden dat inzage in dit register mogelijk was zonder vordering van de officier van justitie op grond van artikel 126nd Sv. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman dat in strijd is gehandel met artikel 126nd Sv.
De rechtbank heeft tijdens de zitting van 17 oktober 2008 het verzoek van de raadsman om alle stukken van het tweede deelonderzoek aan deze zaak toe te voegen afgewezen, nu dit onderzoek geen betrekking heeft op de feiten die op de tenlastelegging vermeld staan. Het enkele feit dat de officier van justitie ten behoeve van de zitting van 17 oktober 2008, een aantal tapgesprekken uit het tweede deelonderzoek die betrekking (lijken te) hebben op [verdachte] heeft toegevoegd aan de zaak van [verdachte], houdt geen schending in van de beginselen van een goede procesorde.
De rechtbank verwerpt, gelet op het vorenstaande, de verweren van de raadsman strekkende tot niet-ontvankelijkheid, bewijsuitsluiting en matiging van de strafmaat.
Bespreking van de ten laste gelegde feiten
De rechtbank zal alle vier ten laste gelegde feiten bewezen verklaren. Hierna volgt een uiteenzetting hoe de rechtbank tot dit oordeel is gekomen en op welke bewijsmiddelen dit is gebaseerd.
Naar het oordeel van de rechtbank kan [verdachte] in verband kan worden gebracht met de in Maastricht gelegen panden aan de [adres 2], de [adres 3], de [adres 4] en de [adres 5], waar doorzoekingen hebben plaatsgevonden.
De rechtbank zal per pand bespreken welke feiten met betrekking tot dat pand vast staan en wie in beeld komen bij dat pand. Verder zal de rechtbank de verklaringen bespreken voor zover die zijn afgelegd door verdachten en getuigen. Daarna zal de rechtbank per pand een conclusie trekken. Vervolgens zal de rechtbank nog afzonderlijk aandacht besteden aan de handel in en de uitvoer van verdovende middelen. Tot slot zal de rechtbank eindconclusies trekken.
Alvorens dit alles te bespreken zal de rechtbank eerst een overzicht geven van de personen van wie de volgende telefoonnummers zijn afgeluisterd (getapt).
Identificatie getapte personen
[medeverdachte 3]: [XXX-XXXXXXXX] (Marokko)
[medeverdachte 2] wordt in zijn verhoor bij de politie geconfronteerd met het feit dat hij veel belde met een Marokkaans telefoonnummer [XXX-XXXXXXXX] en dat de politie denkt dat dit het telefoonnummer van [medeverdachte 3] is. Gevraagd naar waarom hij zo vaak met [medeverdachte 3] belde, zegt [medeverdachte 2] aanvankelijk dat hij dat vergeten is en het niet meer weet. Kort daarop zegt [medeverdachte 2] dat hij wel met [voornaam medeverdachte 3] in Marokko heeft gebeld en met hem over Marokko heeft gesproken. [2]
Tijdens een tapgesprek op 26 maart 2008 belt [medeverdachte 2] uit met telefoonnummer [XXX-XXXXXXXX]. In dat gesprek spreekt [medeverdachte 2] de persoon aan de andere kant van de lijn aan met “
geachte [voornaam medeverdachte 3], baas”. [3]
[verdachte]: [XX-XXXXXXXX 1] en [XX-XXXXXXXX 2] en [XX-XXXXXXXX 3]
Door verbalisanten worden een aantal telefoongesprekken gevoerd met telefoonnummer [XX-XXXXXXXX 1] uitgeluisterd en vervolgens concluderen zij dat de stem die zij horen, de stem is van verdachte [verdachte]. [4]
In het dossier bevinden zich voorts de navolgende tapgesprekken:
- Tapgesprek tussen [medeverdachte 1] en een persoon genaamd [voornaam verdachte 1], gebruik makend
van telefoonnummer [XX-XXXXXXXX 3] d.d. 8 april 2008 te 10:06 uur:
[bijnaam medeverdachte 1] zegt dat [voornaam verdachte 1] zijn naam moet sms’en [5]
- Tapgesprek (sms) van een persoon genaamd [voornaam verdachte 1], gebruik makend
van telefoonnummer [XX-XXXXXXXX 3], aan [medeverdachte 1] d.d. 8 april 2008 te 10:10 uur:
SMS: [verdachte] [6]
Verbalisanten relateren tot slot dat bij het uitvoeren van de bevelen onderzoek telecommunicatie van [medeverdachte 1] is gebleken dat [medeverdachte 1] gesprekken voert in de Arabische taal met een man, gebruik makend van telefoonnummer [XX-XXXXXXXX 2]. Volgens een stemherkenning van een tolk, maakt de gebruiker van telefoonnummer [XX-XXXXXXXX 2] tevens gebruik van het telefoonnummer [XX-XXXXXXXX 3]. [7]
Voor de rechtbank staat vast dat wanneer verdachten in tapgesprekken spreken over [bijnaam verdachte] of voorzitter zij daarmee [verdachte] bedoelen. De rechtbank verwijst in dit verband naar een tapgesprek d.d. 2 april 2008 waarbij [medeverdachte 2] [verdachte] aanspreekt als
[voornaam verdachte 1], voorzitter. [8] Verder wijst de rechtbank op een tapgesprek d.d. 13 april 2008 waarbij [medeverdachte 4] in belt met [verdachte] en hem voorzitter noemt. [9]
In een tapgesprek tussen [medeverdachte 5] en [verdachte] noemt [medeverdachte 5] [verdachte] [bijnaam verdachte]. [10]
De raadsman van [verdachte] heeft overigens bij pleidooi aangegeven dat [bijnaam verdachte] (voorzitter) inderdaad de bijnaam van [verdachte] is.
[medeverdachte 1]: [XX-XXXXXXXX 4]
In zijn 3e verhoor wordt aan [medeverdachte 5] de navolgende tap voorgehouden:
- Tapgesprek tussen [medeverdachte 5] (toen nog aangeduid als NN man) en NN [bijnaam medeverdachte 1], gebruik makend van telefoonnummer [XX-XXXXXXXX 4], d.d. 10 maart 2008:
[bijnaam medeverdachte 1] zegt dat hij straks een nodig heeft, ’s avonds rond zeven/acht uur
NN man zegt: oké, waar treffen we elkaar
Ze spreken vervolgens af dat [bijnaam medeverdachte 1] naar [medeverdachte 5] zal gaan. [11]
[medeverdachte 5] verklaart vervolgens dat dit de persoon is die hij verdovende middelen heeft overhandigd op de [adres 6]. [medeverdachte 5] verklaart 2 à 3 maal verdovende middelen aan deze persoon te hebben geleverd. [12]
Op 30 maart 2008 vindt er een observatie plaats, waarbij verbalisanten zien dat op de [adres 6] een persoon, die zij herkennen als [medeverdachte 1], een deels gevulde plastic zak ontvangt van een persoon die verbalisanten herkennen als [medeverdachte 5]. [13]
Tijdens zijn 3e verhoor wordt [medeverdachte 5] geconfronteerd met deze observatie. [medeverdachte 5] verklaart dan:
Ik gaf hem dan de verdovende middelen die ik hem moest geven. [14]
Tevens wordt [medeverdachte 5] vervolgens geconfronteerd met het navolgende telefoongesprek:
- Tapgesprek tussen [medeverdachte 5] (toen nog aangeduid als NN man) en NN [bijnaam medeverdachte 1], gebruik makend van telefoonnummer [XX-XXXXXXXX 4] d.d. 11 maart 2008:
NN man zegt: ik heb jou drie gegeven (…) Ik heb het je in de auto gegeven
NN man [bijnaam medeverdachte 1] zegt: heeft [voornaam medeverdachte 3] dat bij jou besteld? Heeft [voornaam medeverdachte 3] tegen jou gezegd dat je drie moest brengen?
NN man zegt: ja, [voornaam medeverdachte 3] [15]
[medeverdachte 5] verklaart dan wederom dat [bijnaam medeverdachte 1] de persoon is aan wie hij verdovende middelen heeft overhandigd op de [adres 6] en verklaart verder dat [voornaam medeverdachte 3] de broer is van [bijnaam medeverdachte 1]. [16]
Op basis van voormelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de NN [bijnaam medeverdachte 1], gebruik makend van telefoonnummer [XX-XXXXXXXX 4], [medeverdachte 1] is.
[medeverdachte 5]: 06-30354270 en [XX-XXXXXXXX 5]
[medeverdachte 5] is geconfronteerd met tapgesprekken die hij heeft gehad met telefoonnummer [XX-XXXXXXXX 4]. [medeverdachte 5] heeft bekend dat hij aan deze man heroïne heeft geleverd en hij heeft verklaard dat die man [bijnaam medeverdachte 1] heet en diens broer [voornaam medeverdachte 3]. [17]
Hierboven is al uiteengezet dat [bijnaam medeverdachte 1] [medeverdachte 1] is. Daaruit volgt dat [voornaam medeverdachte 3] [medeverdachte 3] is.
Op 20 april 2008 heeft [medeverdachte 5] naar [medeverdachte 1] gebeld met zijn nieuwe telefoonnummer [XX-XXXXXXXX 5]. [18]
[medeverdachte 6]: [XX-XXXXXXXX 6]
[medeverdachte 6] erkent bij de politie dat het telefoonnummer [XX-XXXXXXXX 6] zijn telefoonnummer is en dat hij het is die op verschillende hem voorgehouden taps te horen is. [19]
[medeverdachte 2]: [XX-XXXXXXXX 7] en [XX-XXXXXXXX 8]
Middels stemherkenning concluderen tolken dat de gebruiker van de telefoonnummers [XX-XXXXXXXX 7] en [XX-XXXXXXXX 8] een en dezelfde persoon is. Hij wordt [voornaam medeverdachte 2] genoemd en noemt zichzelf [voornaam medeverdachte 2]. [20] Bovendien luisteren verbalisanten een aantal getapte gesprekken gevoerd op voormelde gsm nummers uit en herkennen de stem van de in de gesprekken genoemde [voornaam medeverdachte 2] als de stem van de door hen verhoorde verdachte [medeverdachte 2]. [21]
[medeverdachte 2] zelf verklaart bij de politie dat de telefoon onder hem aangetroffen met het nummer eindigend op 56 van hem is en dat hij meestal zelf belt met deze telefoon. [22]
[medeverdachte 4]: [XX-XXXXXXXX 9] en [XX-XXXXXXXX 10] en [XX-XXXXXXXX 11]
Met betrekking tot het pand [adres 3] vindt tijdens het onderzoek een video-observatie plaats, waarbij opnames worden gemaakt van genoemde woning in de periode van 16 april 2008 13:13 uur tot en met 18 april 2008 14:55 uur. Verdachte [medeverdachte 4] kan worden geïdentificeerd als de gebruiker van voornoemd pand. [23] Vervolgens worden deze video-observaties gelegd naast een aantal getapte gesprekken van een persoon genaamd [voornaam medeverdachte 4], gebruik makend van de telefoonnummers [XX-XXXXXXXX 9] en [XX-XXXXXXXX 10]. Verbalisanten constateren dat de video-observaties zodanig aansluiten op hetgeen in de verschillende tapgesprekken wordt besproken (zij zien als het ware voor hun ogen gebeuren hetgeen in de tapgesprekken wordt besproken), dat zij concluderen dat [medeverdachte 4] de NNman c.q. NN [voornaam medeverdachte 4] is die gebruik maakt van voormelde telefoonaansluitingen. [24] Tevens verklaren verbalisanten dat in het onderzoek telefoongesprekken werden opgenomen en beluisterd waarin door een NNman [voornaam medeverdachte 4] gebruik werd gemaakt van de telefoonaansluitingen [XX-XXXXXXXX 11] en [XX-XXXXXXXX 10]. Bij stemvergelijking is verbalisanten gebleken dat de stem van de NNman [voornaam medeverdachte 4] gebruik makend van telefoonnummer [XX-XXXXXXXX 9] dezelfde stem betreft als die van de NNman met de roepraam [voornaam medeverdachte 4] die gebruik maakt van de telefoonaansluitingen [XX-XXXXXXXX 11] en [XX-XXXXXXXX 10]. [25]
[medeverdachte 7]: [XX-XXXXXXXX 12] en [XX-XXXXXXXX 13]
Getuige [getuige 1], eigenaar van de [adres 7] heeft verklaard genoemde woning te verhuren aan [medeverdachte 7]. Hij noemt ook het telefoonnummer van [medeverdachte 7], waarop hij [medeverdachte 7] kon bereiken, te weten: [XX-XXXXXXXX 12]. [26]
Op 29 maart 2008 wordt [medeverdachte 2] gebeld door een onbekende man, inbellend met telefoonnummer [XX-XXXXXXXX 12], die hij “[bijnaam medeverdachte 7]” noemt. [27] Getuige [getuige 2], de ex-vriendin van [medeverdachte 7], heeft verklaard dat haar ex-vriend [medeverdachte 7] als bijnaam “[bijnaam medeverdachte 7]” heeft. Zij heeft tevens verklaard dat zij hem kon bereiken op een telefoonnummer met de laatste twee nummers eindigend op 37. [28]
In zijn 4e verhoor bij de politie op 17 juni 2008 worden door verbalisanten aan [medeverdachte 7] een aantal getapte telefoongesprekken voorgehouden, gevoerd met zowel telefoonnummer [XX-XXXXXXXX 12] als met telefoonnummer [XX-XXXXXXXX 13]. Verbalisanten herkennen de stem van de in de telefoongesprekken genoemde “[bijnaam medeverdachte 7]” als de stem van verdachte [medeverdachte 7]. [29]
1: Het pand [adres 2]
Feiten
Het adres [adres 2] is op 7 april 2008 doorzocht. [30] Bij die doorzoeking zijn kilo’s verdovende middelen in beslag genomen. Na onderzoek bleek het te gaan om ca 5.767,3 gr. heroïne, ca 554,2 gr. cocaïne en ca 266 gr. MDMA. [31] Ook is er ca 1.564 gr. hasjiesj [32] gevonden en verder onder meer weegschalen, twee keukenmixers met resten van stoffen positief testend op heroïne, twee persen en een huurcontract op naam van [medeverdachte 3].
Die dag, 7 april 2008, is in het pand [medeverdachte 2] aangehouden, terwijl hij op de eerste verdieping aan het poetsen was. [33] Tijdens zijn fouillering zijn vier gsm’s aangetroffen en in beslaggenomen. [34]
Wie komen in beeld bij dit pand
Bij dit pand komen in beeld [medeverdachte 3], [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [medeverdachte 5] en [verdachte].
Eigenaren van het pand [adres 2] zijn de echtgenoten [getuige 3] en [getuige 4]. [getuige 4] heeft verklaard [35] dat de woning is verhuurd aan [medeverdachte 3] voor € 1.200 per maand. Hij betaalde steeds per bank via ABN-Amro-rekening [XXXXXXXXX]. Uit onderzoek is gebleken dat dit het rekeningnummer is van [medeverdachte 3]. [36] Essent heeft bericht dat [medeverdachte 3] contractpartner voor de [adres 2] was van 18 mei 2007 tot en met 11 februari 2008 en van 1 maart 2008 tot en met 13 april 2008 - dus ten tijde van de doorzoeking op 7 april 2008. [37]
Op de beelden van de video-observatie van de [adres 2] is [medeverdachte 2] op verschillende tijdstippen op 3 april 2008 te zien. Hij gaat de woning in en uit. Ook op 4, 5 en 6 april 2008 is [medeverdachte 2] op de beelden te zien terwijl hij het pand binnengaat of verlaat. [38]
Uit het proces-verbaal van observatie van 30 maart 2008 [39] blijkt dat die dag omstreeks 15:18 uur is gezien dat de Audi van [medeverdachte 1] op de [adres 6] stopte en dat een man die herkend wordt als [medeverdachte 5] met een gedeeltelijk gevulde gele plastic tas met het opschrift “Praxis” als bijrijder in de auto stapte. Daarna reed de Audi weg om vervolgens om 15:23 uur op de CBS-weg in Heerlen te stoppen. De bestuurder, die werd herkend als [medeverdachte 1], en de bijrijder stapten uit en [medeverdachte 1] deponeerde de gele tas met het opschrift “Praxis” in de achterbak van de Audi. De bijrijder liep daarop weg en [medeverdachte 1] vertrok in zijn Audi.
Omstreeks 15:48 uur zagen verbalisanten dat die Audi stopte op de [adres 2] in Maastricht, dat [medeverdachte 1] uitstapte, de kofferbak van de Audi opende, een deken eruit pakte en de gele plastic tas onder de deken verstopte en daarmee wegliep. Vervolgens zagen zij hem daarmee de [adres 2] binnengaan.
Op 5 april 2008 belt [medeverdachte 3] met [medeverdachte 2] en hij vraagt [medeverdachte 2]
hoeveel van die goeie koffie nog over is, hoeveel puur hij daar achtergelaten heeft, hoeveel [bijnaam medeverdachte 1] heeft gebracht en of [bijnaam medeverdachte 1] dat van [voornaam medeverdachte 5] haalt.[medeverdachte 2] geeft steeds antwoord en zegt onder meer dat
[bijnaam medeverdachte 1] het geld heeft en dat hij boodschappen doet en dat [voornaam medeverdachte 5] de helft krijgt wat [bijnaam medeverdachte 1] binnenhaalt. [40]
Op 6 april 2008 om 19:25 uur belt [medeverdachte 3] met [medeverdachte 2] [41] :
[voornaam medeverdachte 3] zegt: Heeft [bijnaam medeverdachte 1] jou gebeld?
[voornaam medeverdachte 2] zegt desgevraagd dat hij in het huis van het werk is.
[voornaam medeverdachte 3] zegt: [voornaam medeverdachte 5] brengt “hem” wat spullen, ik weet niet of “hij” het zelf brengt of “hij” belt jou op. Dat weet ik niet.
[voornaam medeverdachte 2] zegt: wie belt op?
[voornaam medeverdachte 3] zegt: [bijnaam medeverdachte 1], vriend, [bijnaam medeverdachte 1].
(…)
[voornaam medeverdachte 2] zegt: hier zijn nog spullen.
[voornaam medeverdachte 3] zegt: je zei dat er nog 800 is.
[voornaam medeverdachte 2] zegt: ja en hier is nog 350 gemengd. Laat “hem” maar een meenemen, [voornaam medeverdachte 3].
[voornaam medeverdachte 3] zegt: nee, “hij” brengt meer en dan laat je het daar (….).
[medeverdachte 1] is ook op 6 april 2008 geobserveerd. [42] Toen is waargenomen dat hij omstreeks 21:50 uur zijn Audi op de [adres 6] parkeerde. Omstreeks 21:53 uur parkeerde een Renault Laguna op naam van [medeverdachte 5] achter de Audi. De bestuurder van deze Renault stapte uit, opende de kofferbak van de Renault en pakte er een witte plastic draagtas met donkere vlakken uit. Deze man stapte met de tas in de Audi als bijrijder. Om 22:01 uur stapten de bestuurder [medeverdachte 1] en de bijrijder uit de Audi. [medeverdachte 1] plaatste daarop de witte plastic tas met de donkere vlakken in de achterbak van de Audi. Een minuut later reed [medeverdachte 1] weg, waarna hij omstreeks 22:27 uur parkeerde op de [adres 2] in Maastricht. Omstreeks 22:33 uur opende [medeverdachte 1] de kofferbak van zijn Audi, pakte de witte tas met de donkere vlakken eruit en liep omstreeks 22:37 uur de [adres 2] binnen.
Na de aanhouding van [medeverdachte 2] op 7 april 2008 zijn de volgende telefoongesprekken getapt. Op 7 april 2008 belt [medeverdachte 3] met [medeverdachte 1]. In dit gesprek zegt [medeverdachte 1] dat
de [bijnaam verdachte] (voorzitter) gebeld heeft en dat hij ([bijnaam medeverdachte 1]) moet kijken waar [voornaam medeverdachte 2] is gebleven. [43] Later die dag vinden er telefoongesprekken plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 1]. Eerst belt [verdachte] naar [medeverdachte 1] waarin laatstgenoemde laat weten
dat hij bij de woning is en dat hij net de auto geparkeerd heeft. [44] Daarna belt [medeverdachte 1] [verdachte] terug en zegt [medeverdachte 1]
dat de deur wel open gaat maar heel moeilijk.[verdachte] vraagt
of daar de insecten naar binnen zijn gegaan.[medeverdachte 1] geeft aan dat hij pand binnen zal gaan. [45] [medeverdachte 1] belt vervolgens naar [medeverdachte 3]:
[bijnaam medeverdachte 1] zegt: Ik ben aan het zoeken, er ligt geen spul.
[bijnaam medeverdachte 1] zegt: spul spul, het spul die wij in de woning waar wij het spul leggen, daar is geen spul meer.
[voornaam medeverdachte 3] zegt: is [voornaam medeverdachte 2] niet daar dan?
(…)
[bijnaam medeverdachte 1] zegt: nee, hij is niet daar, mogelijk is hij bij zijn vrouw. [46]
Daarna neemt [medeverdachte 1] contact op met [verdachte]:
[bijnaam medeverdachte 1] zegt dat de deur kapot is en niet meer open kan.
[voornaam verdachte 2] vraagt of de woning slordig (doorzocht) is.
[bijnaam medeverdachte 1] zegt dat de woning gepoetst is met water.
[voornaam verdachte 2] zegt dat de insecten de deur kapot hebben gemaakt.
(…)
[voornaam verdachte 2] vraagt of daar waar “hij” gemengd heeft opgeruimd is.
[bijnaam medeverdachte 1] zegt dat het schoongemaakt is en dat het spul weg is, daar waar het altijd ligt en gisteren, is het nu leeg.
[bijnaam medeverdachte 1] zegt dat er veel spul lag en dat hij niet weet hoeveel precies.
[bijnaam medeverdachte 1] zegt dat hij gisteren 3 heeft gebracht.
[voornaam verdachte 2] zegt, oh mijn God, voor honderd procent zijn “zij” daar binnengevallen.
(…)
[bijnaam medeverdachte 1] zegt, en wit en nog .. wat lag daar en nog wat vingers, ik denk nog 200 vingers
(…)
[bijnaam medeverdachte 1] zegt, en nog wat zwarte gemengde en geld wat hij vandaag heeft verzameld
(…)
[voornaam verdachte 2] zegt, ja die heb ik, luister wij moeten een advocaat naar hem sturen.
(…)
[voornaam verdachte 2] zegt, oohh shit vriend, jullie hebben teveel gebracht, waarom 3 hele?
[bijnaam medeverdachte 1] zegt, ja dat heeft [voornaam medeverdachte 3] gisteren gezegd, ik haal altijd een voor een, gisteren heeft hij mij gestuurd, heb betaald en 3 gehaald, ik weet niet.
Tot slot bespreken ze nog wanneer ze een advocaat zullen sturen. [verdachte]
besluit dat hij er met [voornaam medeverdachte 3] over zal praten. [47] Twintig minuten later belt [medeverdachte 1] opnieuw met [verdachte] en zegt hem dan dat hij gehoord heeft dat
6 is aangetroffenen dat
de nummers ook zijn meegenomen. [48]
Op 8 april 2008 belt [medeverdachte 1] naar [verdachte] en zij spreken af dat [verdachte] langs zal gaan bij de vrouw van [medeverdachte 2]. [bijnaam medeverdachte 1] zegt:
ga naar zijn vrouw, daar zijn twee wit (fon) zakken van asbak, zwarte zakken of zo en twee kamers (fon) die leeg zijn (…) en kijk of er geld in de sokken zit. [49]
Verklaringen
Als [medeverdachte 5] als verdachte geconfronteerd wordt met een getapt gesprek tussen hem en [medeverdachte 1] op 10 maart 2008, verklaart hij dat dit de persoon is aan wie hij de verdovende middelen heeft overhandigd op de [adres 6]. Hij heeft aan hem twee tot drie keer geleverd. Een keer heeft hij in Maastricht geleverd. Elk transport heeft hij met zijn Renault Laguna gedaan. Hij meent dat hij 1 keer 1 kilo, 1 keer 3 kilo en 1 keer 1,5 kilo heroïne geleverd heeft. [50]
[medeverdachte 2] heeft als getuige bij de RC op 7 januari 2009 verklaard - zonder hierbij specifiek een pand te noemen - dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan handel in verdovende middelen. [51]
De vrouw van [medeverdachte 2], [getuige 5], heeft bij de politie verklaard dat haar man handelt in verdovende middelen. Zij herkende de man op de aan haar getoonde foto van [verdachte] en heeft verklaard dat hij kleren is komen halen voor haar man en dat hij zijn advocaat heeft betaald. Verder heeft ze verklaard dat [verdachte] naar sokken gevraagd heeft. Toen hij weg was heeft zij geld in de sokken gevonden. Volgens haar is [verdachte] de baas van haar man. [52]
Conclusie met betrekking tot dit pand
De rechtbank is van oordeel op basis van bovenvermelde observaties, taps, verklaringen van [medeverdachte 5], [medeverdachte 2] en Peeters en de aangetroffen verdovende middelen dat [verdachte] samen met [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft gehandeld in harddrugs vanuit het pand [adres 2].
2: Het pand [adres 3]
Feiten
Op 23 april 2008 is het appartement op de tweede verdieping van het pand [adres 3] doorzocht. [53] Ook hier zijn verdovende middelen aangetroffen. Uit onderzoek is gebleken dat het ging om ca 556 gr. heroïne, ca 132 gr. cocaïne en ca 416 gr. MDMA. [54] Verder is ongeveer een halve kilo versnijdingsmiddel aangetroffen, ca 150 gr. hasjiesj en ca 110 gr. hennep. Ook is gevonden een bewijs van betaling van de huur door [naam 2]. [55]
Wie komen in beeld bij dit pand
Bij dit pand komen in beeld [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 1].
Eigenaresse van het pand [adres 3] is [getuige 6] (geboren [geboortedatum 2]). Zij heeft verklaard [56] dat zij het appartement waar de verdovende middelen zijn gevonden (2e verdieping), verhuurd heeft aan [naam 2] vanaf 16 december 2006 voor € 475 per maand, inclusief. De huur wordt per bank betaald, niet door [naam 2], maar door ene [medeverdachte 3]. Zij heeft het huurcontract van [naam 2] overgelegd en drie bankafschriften waarop de betalingen door [medeverdachte 3] via rekeningnummer [XXXXXXXXX] staan vermeld. [57] Dit rekeningnummer is, zoals hierboven al is vermeld, van [medeverdachte 3].
De identiteitskaart van deze [naam 2] is op 15 januari 2009 tijdens een fouillering aangetroffen op [medeverdachte 3]. [58]
[getuige 6] heeft verder verklaard dat zij de eerste verdieping heeft verhuurd sinds 1 april 2008 aan [naam 3]. De derde verdieping heeft zij verhuurd aan [naam 4]. Enige dagen voor de inval door de politie is er een enorme lekkage geweest in de hal van het er onder gelegen advocatenkantoor op [XX 1]. De lekkage kwam van de eerste verdieping. De huur van de tweede verdieping heeft ze eind februari 2008 opgezegd omdat ze had vastgesteld dat de woning helemaal onderkomen was en er eigenlijk geen inrichting was. Ze heeft verklaard dat [naam 2] haar nog gevraagd had of hij nog een maand in het appartement kon blijven. Ze heeft hem toen aangezegd per 30 april 2008 te vertrekken. [59]
Op 27 februari 2008 heeft de politie in Maastricht de Fransman [naam 5] en [medeverdachte 4] aangehouden. De auto van deze Fransman trok de aandacht van de politie, omdat deze ter hoogte van de [adres 3] midden op de rijbaan stilstond en uit de richting van deze straat een persoon kwam aanrennen die als bijrijder instapte, waarna de auto wegreed. [60] De Fransman heeft verklaard [61] dat hij naar Maastricht gekomen was om voor € 1700 heroïne, cocaïne en weed te kopen. Hij had van een vriend gehoord dat er twee dealpanden waren: een met huisnummer [XX 1], een appartement, en een met huisnummer [XX 1], een huis. Het nummer dat hij gebeld had vanuit Frankrijk (dealer [naam 6] [XX-XX-XXXXXXXXX]) is het nummer dat op 7 april 2008 onder [medeverdachte 2] in beslag is genomen. [62] Ook [medeverdachte 4] had dit nummer in zijn gsm staan onder de naam [naam 6]. [63]
Op 29 maart 2008 vindt een getapt gesprek plaats tussen [medeverdachte 2] en een man die zich voor stelt als [naam 7] uit Parijs.
zegt dat hij bij de kerk is....nvt…[XX 2]. [64]
Op 30 maart 2008 wordt [medeverdachte 2] gebeld door een persoon met een Frans telefoonnummer. [medeverdachte 2] zegt:
ja, nummer [XX 2], parkeer jou auto daar, huisnummer [XX 2], nee verder van de kerk. [65]
In de periode 16 april 2008 tot en met 23 april 2008 is het pand [adres 3] geobserveerd met een video. Aan de hand van een foto die voorkomt in het MIB (module integrale bevraging) systeem wordt door de politie vastgesteld dat [medeverdachte 4] diverse malen het pand in- en uitgaat. [66]
Tijdens de observatieperiode vinden er diverse getapte gesprekken plaats tussen [medeverdachte 4] en [verdachte]. Zo wordt op 22 april 2008 om 22:38 uur gezien dat een onbekende man het pand [adres 3] betreedt. Om 22:42 uur belt [medeverdachte 4] met [verdachte] en zegt
die drie klanten die ons hebben gebeld, die wit zouden kopen, die hier zijn geweest.
Om 22:57 uur belt [medeverdachte 4] opnieuw met [verdachte] en zegt dat
“hij” 100 op de pof wil hebben. “Hij” zelf heeft niets gekocht, “hij” heeft deze meegenomen. Degene die koopt heeft goed gekocht, heeft voor meer dan 1200 gekocht.[verdachte] antwoordt:
geef “hem” 5 kado.
Om 23:43 uur wordt op de video-gezien dat de man van 22:38 uur het pand verlaat. Om 23:53 uur verlaat [medeverdachte 4] het pand. [67]
In de periode van 22 maart 2008 tot en met 11 april 2008 zijn onder meer de navolgende gesprekken getapt.
Op 22 maart 2008 belt [medeverdachte 6] met [medeverdachte 2]. Ze spreken over een moment om elkaar te treffen. [medeverdachte 2] zegt:
vanavond alsjeblieft ik heb geen huis. Nog acht dagen heb ik geen huis meer. [68]
Op 27 maart 2008 belt [medeverdachte 4] met [medeverdachte 2]. [medeverdachte 4] spreekt over
die ouwe die eigenaar is van dit huis. [69]
Op 27 maart 2008 belt [medeverdachte 3] met [medeverdachte 2]. [medeverdachte 3] zegt dat hij in Marokko zit. [medeverdachte 2] geeft aan dat
die ouwe (vrouwelijk) het water heeft afgesloten bij die jongen.[medeverdachte 3] zegt:
het huis is daar toch, daar beneden?[medeverdachte 2] verklaart verder op in het gesprek:
toen die ouwe (vrouwelijk) naar dat huis ging waar we nu zijn zei “ze”, ik zoek bewoners om in het huis te laten wonen, want dat huis is helemaal leeg. [bijnaam medeverdachte 1] moet dat huis beneden snel gaan inrichten.[voornaam medeverdachte 3] vraagt hem naar die tweedehands winkel te gaan en daar wat te kopen. [70]
Op 28 maart 2008 belt [medeverdachte 2] met [verdachte]. [medeverdachte 2] zegt dat hij
net [naam 8] heeft gebeld en heeft gevraagd om met die vrouw morgen te praten of het mogelijk is dat die jongen daar nog kan blijven. [medeverdachte 2] vraagt [verdachte] aan [naam 8] hiervoor geld te geven.[medeverdachte 2] zegt:
we werken al een jaar in dat huis. [71]
Op 29 maart 2008 belt [medeverdachte 2] naar een onbekende persoon die tegen [medeverdachte 2] zegt:
ik heb “haar” gebeld, “ze” zei, je krijgt er een maand bij, maar dan aan het eind van de maand april spullen pakken. Jullie hebben dus nog een maand daar te gaan. [72] Daarna belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 3] en zegt: [naam 8]
heeft die ouwe (vrouwelijk) gebeld, heeft een maand geregeld. [73]
Op 1 april 2008 belt [medeverdachte 2] met [naam 8]. Hij zegt tegen [medeverdachte 2]:
je moet [voornaam medeverdachte 3] vragen, hij moet betalen, vandaag is de 1e voorbij.[medeverdachte 2] vraagt:
op het handje?[naam 8] antwoordt:
nee, dat doet hij per bank.[medeverdachte 2] zegt dat
hij hem dadelijk zal bellen. [74]
Op 4 april 2008 belt [medeverdachte 2] met [verdachte]. [medeverdachte 2] zegt:
die jongen is beneden in dat huis dat [bijnaam medeverdachte 1] heeft geregeld. [naam 8] heeft met die vrouw gepraat. Daar zijn drie huizen in die flat/gebouw. De Nederlander is helemaal boven, dan [bijnaam medeverdachte 1] beneden en dan wij midden (fon). Dat huis van beneden heeft [bijnaam medeverdachte 1] gepakt, die ouwe (vrouwelijk) weet niet dat “hij” een relatie met ons heeft. [75]
Op 11 april 2008 belt [verdachte] met [medeverdachte 3]. [verdachte] zegt:
[bijnaam medeverdachte 1] heeft het geregeld met die zus van [naam 9]. Die woning die hij gepakt heeft, die heeft hij op naam van haar gepakt. Die woning die zij gepakt heeft is dat onder ons? [76]
Verklaringen
De rechtbank verwijst naar de verklaringen van [medeverdachte 2] en zijn vrouw die hiervoor opgenomen zijn onder de paragraaf met betrekking tot de [adres 2].
Conclusie met betrekking tot dit pand
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de gegevens die bekend zijn over het pand [adres 3] geconcludeerd kan worden dat bovenvermelde tapgesprekken gaan over het pand [adres 3] waar op de tweede etage verdovende middelen zijn aangetroffen. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de vermelde bewijsmiddelen worden afgeleid dat [verdachte] samen met [medeverdachte 3], [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] heeft gehandeld in verdovende middelen vanuit dit pand.
3: De panden [adres 4] en [adres 5]
Feiten
Op 23 april 2008 hebben doorzoekingen plaatsgevonden in deze panden. De woning met nummer [adres 4] was ontruimd. In de woning met nummer [adres 5] zijn injectienaalden en verpakkingsmateriaal aangetroffen. De panden zijn eigendom van [medeverdachte 6]. [77]
Wie komen in beeld bij deze panden
Bij deze pand komen in beeld [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [medeverdachte 3], [verdachte], [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6].
Op 22 maart 2008 belt [medeverdachte 2] [medeverdachte 1]. [medeverdachte 2] zegt
dat hij gesproken heeft met de huisbaas, die Hollander. Hij heeft me [adres 4] gegeven.[medeverdachte 1] zegt dat
het goed is, pak maar.
Dan kunnen we daar bedienen, daar en hier, in alle woningen.[medeverdachte 2] zegt dat
hij gezegd heeft 1500 per maand en geen borg. Kruideniers verdienen veel geld, daarom wil hij 1500-2000.[medeverdachte 1] zegt
[voornaam medeverdachte 3] moet dit met hem regelen, hij is hem geld schuldig. [medeverdachte 2] zegt
met [bijnaam verdachte] gesproken te hebben en niet met [voornaam medeverdachte 3]. [78]
Op 22 maart 2008 stuurt [medeverdachte 2] een sms-bericht naar [medeverdachte 6]:
ik kan 1000 betalen in nmr [adres 4]? [79]
Op 23 maart 2008 belt [medeverdachte 2] met [medeverdachte 1]. [medeverdachte 2] zegt:
die Hollander heeft gezegd dat iemand moet komen met een Nederlands paspoort en de eigenaar daarvan moet aanwezig zijn. [medeverdachte 1] zegt dat
de prijs te hoog is: wij werken niet met kilo’s. [80]
Op 24 maart 2008 vindt er sms-verkeer plaats tussen [medeverdachte 6] en [medeverdachte 2]. Eerst vraagt [medeverdachte 6]:
is het ok?[medeverdachte 2] antwoordt:
ja, ok, vrijdag kom ik sleutels halen?waarop [medeverdachte 6] reageert dat
hij hem morgen ziet en dat hij alvast de borg moet meenemen. Daarna vraagt [medeverdachte 6] of [medeverdachte 2]
die er naast ligt, op [adres 5], ook wil? [81] .
Op 24 maart 2008 laat [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] weten
dat die Nederlander misschien [adres 5] en [adres 4] geeft morgen. [82]
Op 26 maart 2008 belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 3]. [medeverdachte 2] zegt
dat hij de Nederlander zo’n 2000 heeft gegeven. Over drie dagen krijgt hij de sleutels van [adres 4].[medeverdachte 3] vraagt wat hij voor de huur heeft afgesproken en wordt boos als hij bemerkt dat [medeverdachte 2] daar niets over heeft afgesproken. [medeverdachte 3] wil dat hij geld (borg) terugvraagt. [medeverdachte 2] vraagt:
waar moeten we dan de klanten bedienen?[medeverdachte 3] zegt dat [medeverdachte 2] [medeverdachte 6] moet bellen. [83]
Op dezelfde dag vinden er nog meer gesprekken plaats tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. [medeverdachte 3] zegt tegen [medeverdachte 2] dat
hij [adres 4] moet pakken en niet [adres 5]. Ook zegt hij, in een later gesprek, tegen [medeverdachte 2] om hem te bellen tijdens het onderhandelen over de prijs. Weer later, zegt [medeverdachte 2]:
die Nederlander zei dat hij mij [adres 4] en [adres 5] in een keer zou geven. De voorzitter heeft mij gezegd ze niet allebei te nemen. [medeverdachte 3] vraagt vervolgens:
maak het met “hem” af, of met mij? Waarop [medeverdachte 2] zegt:
ik maak het met jou af geachte [voornaam medeverdachte 3], baas. [84]
Daarna stuurt [medeverdachte 2] op 26 maart 2008 sms-berichten naar [medeverdachte 6]:
ik wil [adres 4] en [adres 5] maar doe goede prijs voor mij. Daarna zendt hij het volgende bericht aan [medeverdachte 6]:
Ik betaal in elke huis 900.
Op 1 april 2008 belt [medeverdachte 2] met [medeverdachte 3] en zegt:
ik heb net die Nederlander getroffen, “hij” zei regel maar een paspoort, moet ik [bijnaam medeverdachte 1] bellen? “Hij” zei regel paspoort, dan krijg je dat huis.[medeverdachte 3] antwoordt:
bel [bijnaam medeverdachte 7] op voor paspoort of identiteit, is hetzelfde. Zeg hem dat [voornaam medeverdachte 3] heeft gezegd om aub het Nederlandse paspoort te regelen. [85]
Diezelfde dag neemt [medeverdachte 2] contact op met [medeverdachte 7]: [86]
[voornaam medeverdachte 2] zegt: [voornaam medeverdachte 3] heeft je gezegd om een “schil”te regelen. Het moet wel Nederlands zijn.
[medeverdachte 7] zegt: moet ik dat doen?
[medeverdachte 2] zegt: ja, paspoort.
(…)
[medeverdachte 2] zegt: Nederlands paspoort inzake huur, moet Nederlands zijn. [voornaam medeverdachte 3] heeft mij gezegd dat [bijnaam medeverdachte 7] zal helpen.
[medeverdachte 7] zegt: oke, een deze dagen zal ik een junk vragen (fon).
Op 6 april 2008 laat [medeverdachte 2] [medeverdachte 3] weten
dat hij met de Nederlander klaar is en hem de “kaart” van [bijnaam medeverdachte 7] heeft gegeven. [87]
Conclusie met betrekking tot deze panden
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de vermelde tapgesprekken geconcludeerd kan worden dat [verdachte], [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 7] betrokken waren bij het verkrijgen van een nieuw huurpand dat gebruikt kon worden voor de handel in verdovende middelen.
4: Handel in verdovende middelen
Hieronder bespreekt de rechtbank in aanvulling op bovengenoemde tapgesprekken nog een aantal gesprekken die [verdachte] met diverse medeverdachten heeft.
[verdachte]-[medeverdachte 2]:
Op 28 maart 2008 belt [medeverdachte 2] naar [verdachte]. Hij verklaart dat hij
gisteren naar het winkelcentrum liep en door iemand achtervolgd werd. Hij is bang want het spul ligt in de woning. [88] Later die dag zegt [medeverdachte 2] tegen [verdachte]:
we werken al een jaar in dat huis.[verdachte] merkt in het gesprek op:
dat geld is niet allemaal winst, geld .. spul is van andere mensen, je moet niet denken dat al dat geld van ons is. [89]
Op 2 april 2008 belt [medeverdachte 2] met [verdachte] en vertelt dat
[naam 11] twee spullen heeft gebracht, twee kilo.Verderop in het gesprek zegt [verdachte] tegen [medeverdachte 2] dat hij
alles moet opschrijven wat hij ontvangt. [90]
[verdachte]-[medeverdachte 1]:
Op 8 april 2008 belt [medeverdachte 1] naar [verdachte] en vraagt hem
waar die jongen die de klanten bedient met het spul naar toe moet.[verdachte] antwoordt dat
de jongen het naar [bijnaam medeverdachte 7] moet brengen. [91]
Op 10 april 2008 neemt [medeverdachte 1] telefonisch contact op met [verdachte] en zegt tegen hem:
ik ben vandaag naar die geweest die dat nieuwe nummer gaat doen.[verdachte] merkt op:
oke, zeg maar tegen “hem”, hoe eerder je “ze” terugbrengt hoe beter. [92]
[verdachte]-[medeverdachte 3]:
[verdachte] belt op 11 april 2008 naar [medeverdachte 3] en vraagt hem:
die dingen wat jij en ik uit Marokko hebben gehaald, waar zijn die.[medeverdachte 3] antwoordt:
die zijn in de woning, apart verstopt. [93]
[verdachte]-[medeverdachte 7]:
Op 14 april 2008 belt [verdachte] naar [medeverdachte 7]:
[medeverdachte 7] zegt: die jongen zei tegen me, van dat goeie wil “hij” maar twee hebben. Van dat andere van 2000 en nog wat wil “hij” er vijf van.
[verdachte] zegt: zeg maar tegen “hem” dat vanavond/’s nachts er twee zullen zijn. Die van 2000 en nog wat niet, ik heb alleen goeie.
[medeverdachte 7] zegt: van dat goeie wil “hij” maar twee van hebben.
[verdachte] zegt: zeg maar tegen “hem” dat het er zal zijn geen probleem. Wat voor prijs heb je “hem” gezegd?
[medeverdachte 7] zegt: 38
[verdachte] zegt: 38 is te veel. Je had 35 moeten tellen/vragen. [94]
Op 14 april 2008 vindt eveneens het volgende gesprek plaats tussen [medeverdachte 7] en [verdachte] [95] :
[verdachte] zegt: (..) hoeveel heb je nodig, een foto heb je nodig toch.
[medeverdachte 7] zegt: ja.
[verdachte] zegt: oke, breng die mee waarmee je kunt wegen, dan zal ik die jongen bellen voor die foto.
[medeverdachte 7] zegt: (..) wij gaan straks mengen.
[verdachte] zegt: oke, wat heb jij nu nodig, een hele foto of…
[medeverdachte 7] zegt: een foto, een foto.
[verdachte] zegt: een hele foto?
[medeverdachte 7] zegt: ja.
[verdachte]-[medeverdachte 4]:
[medeverdachte 4] belt met [verdachte] op 12 april 2008 en zegt tegen hem:
de klanten worden weggepakt door kruideniers (runners).[verdachte] antwoordt:
de kruideniers kunnen klanten pakken, want wij hebben toch geen woning. [96]
Op 13 april 2008 belt [medeverdachte 4] ook met [verdachte] en hij zegt:
hij heeft me alleen zwart gegeven.[verdachte] vraagt:
heeft hij jou die ene niet gegeven, waarmee je mengt. [97]
Op 17 april 2008 belt [medeverdachte 4] naar [verdachte] en zegt:
daar is niet veel, die 50 vingers, ik heb ze geteld. [98]
[verdachte]-[medeverdachte 5]:
Op 17 april 2008 belt [medeverdachte 5] naar [verdachte] en vraagt hem
of de mensen van [voornaam verdachte 1] datgene bevalt wat donker is. Jouw klanten, willen zij die donkere of die grijze? [99] Later die dag belt [verdachte] hem terug en zegt hem dat
datgene waarop veel stippen zitten hem niet bevalt.[medeverdachte 5] merkt op:
het is goed, ik heb het aan mensen gegeven. Ik weet wat het is, het is niet slecht, het is goed, vriend. Dit is topspul. [100]
Een paar dagen later, op 20 april 2008, spreken ze elkaar weer. [medeverdachte 5] neemt contact op met [verdachte]. [verdachte] zegt dat er drie klanten geklaagd hebben.
Ze hebben gezegd dat de kleur hen niet bevalt.[medeverdachte 5] zegt
dat het goed is. Als jij die ander nodig hebt, het is hier. Die andere is hier, waarmee jij altijd werkt en ik aan [voornaam medeverdachte 3] geef. Het spul is goed, alleen de kleur schrikt af.[verdachte] geeft aan dat hij wat nodig heeft:
op dit moment heb ik drie nodig, maar ik pak er een, want ik kan nergens verstoppen. [101]
[verdachte]-onbekend persoon:
Op 14 april 2008 belt een onbekend gebleven persoon met [verdachte]. [verdachte] vraagt
hoeveel zand NNman nodig heeft.NN-man zegt
ongeveer 600 a 700. [verdachte] zegt dat hij morgen
witheeft. [102]
Gesprekken over [bijnaam verdachte]/voorzitter ([verdachte]):
Verder vermeldt de rechtbank hier nog een aantal gesprekken van anderen waarin gesproken wordt over [verdachte].
Op 11 april 2008 belt [medeverdachte 5] met [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] zegt:
die dingen, wat ik laatst van jou gekregen heb, die zijn weg. Die waren in de woning, daar zijn de insecten binnengevallen. Luister, de [bijnaam verdachte] (voorzitter) is hier. Ik zeg het je maar, hij gaat nu over die dingen. [103]
Op 14 april 2008 belt [medeverdachte 5] wederom met [medeverdachte 1] en vraagt hem
of [bijnaam medeverdachte 1] deze week komt voor spullen.[medeverdachte 1] zegt:
voor mij zelf niet, ik zal kijken voor [voornaam medeverdachte 3].Waarop [medeverdachte 5] zegt:
nee, ik heb dat al geregeld met [bijnaam verdachte] (voorzitter). [104]
Periode
Met betrekking tot de periode waarin gehandeld is, verwijst de rechtbank naar de volgende tapgesprekken.
Op 27 maart 2008 stuurt [medeverdachte 2] een sms-bericht naar [verdachte]:
ik ben moe a ghoya [voornaam verdachte 1] ik kan echt niet meer ik ga stoppen serieus ik heb rust nodig ik word bijna gek van 4 telefoons ik kan echt niet meer 1 jaar. [105] Die dag stuurt hij ook een sms-bericht aan [medeverdachte 3] waarin hij laat weten dat hij wil stoppen, dat hij moe is en het werk haat. [106] Later die dag belt [medeverdachte 2] naar [verdachte] en zegt:
ik kan niet met [voornaam medeverdachte 3] overweg, ook niet met zijn andere broer, trek ben 13 maanden eraan, gratis, heb mijn leven, mijn papieren verpest, vier telefoons. Ik hoopte op hulp bij [voornaam medeverdachte 3]. Maar hij zegt dat ik hem suiker(ziekte) aan doe. [107]
Op 28 maart 2008 belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 4] en zegt in dat gesprek dat
hij niet boos is op [voornaam medeverdachte 4] en dat hij alleen na 13 maanden vakantie wil en daarover niet met “ze” kan praten en dat “ze” alleen aan henzelf denken. [108] Later die dag neemt [medeverdachte 2] ook met [verdachte] contact op en zegt tegen hem:
we werken al een jaar in dat huis. [109]
5: Uitvoer van verdovende middelen
Op 29 maart 2008 vindt een getapt gesprek plaats tussen [medeverdachte 2] en een man die zich voor stelt als [naam 7] uit Parijs.
zegt dat hij bij de kerk is....nvt…[adres 3]. [110]
Op 31 maart 2008 stuurt [medeverdachte 2] het navolgende sms-bericht naar een Franse telefoonaansluiting:
J ai le speed (tolk: ik heb speed). [111]
Op 31 maart 2008 belt [medeverdachte 2] naar een onbekende man. Het gesprek heeft als inhoud
veel werk, Franse klanten en telefoons die niet “zwijgen”. [112]
Op 5 april 2008 belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 4]. [medeverdachte 2] zegt
dat de klanten komen en dat [voornaam medeverdachte 4] uit het raam moet kijken tot de klanten aankomen. [voornaam medeverdachte 4] vraagt waar de klanten nu zijn. [voornaam medeverdachte 2] zegt dat het lang kan duren want de klanten komen van 1000 km ver. [113]
Op 7 april 2008 stuurt [medeverdachte 2] een sms-bericht naar [medeverdachte 3]:
(…) en hele Frankrijk komt bij ons (…). [114]
De rechtbank heeft verder diverse gesprekken met Fransen aangetroffen in de klapper waarin de getapte gesprekken van de gsm met nummer [XX-XXXXXXXX 7] (gsm [medeverdachte 2]) zijn opgenomen en die gaan over verdovende middelen. [115]
6: Conclusies
Feiten 1 en 2
[medeverdachte 2] is op 7 april 2008 aangehouden in het pand [adres 2] waar blijkens de resultaten van het NFI een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs aanwezig was. Uit de aangehaalde video-observatie en tapgesprekken is gebleken dat [medeverdachte 2] in dit pand werkzaam was en zich bezig hield met de handel in verdovende middelen. Hij heeft bekend dat hij heeft gehandeld in verdovende middelen. Over de rol van de andere verdachten heeft [medeverdachte 2] niet willen verklaren. Zijn vrouw [getuige 5] heeft verklaard dat [verdachte] zijn baas was.
De rechtbank heeft hierboven ook al vastgesteld dat [verdachte] samen met anderen betrokken was bij de handel vanuit het pand [adres 3] te Maastricht.
De rechtbank stelt vast dat in de onderlinge telefoongesprekken tussen [verdachte] en de hiervoor genoemde medeverdachten wordt gesproken in versluierd, gecodeerd taalgebruik over bijvoorbeeld “vingers”, “spul”, “zand”, “wit” en “donkere/grijze”. Het is een feit van algemene bekendheid dat deze dan wel soortgelijke termen veelvuldig worden gebezigd in het kader van de handel in verdovende middelen. Daarbij komt dat in de diverse telefoongesprekken ook wordt gesproken over aantallen, hoeveelheden en opbrengsten alsmede over “wegen” en “mengen”, zijnde termen die onlosmakelijk verbonden zijn met de handel in verdovende middelen. Hierboven heeft de rechtbank al overwogen dat aanzienlijke hoeveelheden verdovende middelen zijn aangetroffen in panden waarmee [verdachte] in verband gebracht kan worden. De rechtbank overweegt tot slot nog dat [verdachte] noch een van de andere in de tapgesprekken genoemde personen een verklaring hebben gegeven voor dit taalgebruik. Immers, alle genoemde personen hebben zich ter zake beroepen op hun zwijgrecht.
Op basis van al deze feiten en omstandigheden, acht de rechtbank aannemelijk dat de gesprekken in verhullende taal zien op de verkoop van harddrugs aan derden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] samen met anderen heroïne, cocaïne en MDMA heeft verkocht (feit 2).
Hierboven is vermeld dat [medeverdachte 2] diverse malen contacten had met Franstalige klanten (onder meer [naam 7] uit Parijs) alsmede dat hij opmerkt in getapte gesprekken/een sms-bericht dat heel Frankrijk bij hen komt, dat er sprake is van Franse klanten, veel werk en telefoons die niet zwijgen. De rechtbank is van oordeel dat er van uitgegaan kan worden dat Franse kopers niet uitsluitend een gebruikershoeveelheid kopen die ter plekke geconsumeerd wordt, maar dat ze in ieder geval een deel van de gekochte hoeveelheid harddrugs mee terugnemen naar het buitenland. Een bezoek vanuit Frankrijk aan Maastricht louter voor een kleine hoeveelheid is immers niet rendabel. De rechtbank verwijst hierbij ook naar de verklaring van 27 februari 2008 van de eerder vermelde Franse koper [naam 5], die naar Maastricht gekomen was om voor € 1700 heroïne, cocaïne en weed te kopen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] samen met anderen heroïne, cocaïne en MDMA vanuit Nederland heeft geëxporteerd (feit 1).
Feit 3
Naar vaste rechtspraak is van een criminele organisatie onder meer sprake als die organisatie het plegen van misdrijven voor ogen heeft, de deelnemers aan de organisatie van dat oogmerk op de hoogte zijn en hier een aandeel in hebben, ofwel gedragingen ondersteunen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie.
In casu heeft de rechtbank hiervoor al vastgesteld dat er sprake is van een samenwerking tussen [verdachte] en meerdere andere personen die gericht is op de verkoop van heroïne, cocaïne en MDMA aan derden. De volgende vraag is of het samenwerkingsverband dusdanig duurzaam en gestructureerd van aard is dat gesproken kan worden van een crimineel samenwerkingsverband in de zin van artikel 11a van de Opiumwet.
Uit het bovenstaande is gebleken dat [medeverdachte 3] een centrale rol in de groep deelnemers innam, ook al was hij niet steeds terplekke vanwege zijn verblijf in Marokko. Hij huurt en financiert panden die als opslag-, verwerkings- en verkooppunt dienen. Hij regelt voorraden zoals de levering van nieuwe heroïne op 6 april 2008 en stuurt daarbij anderen, namelijk [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], aan. Hij geeft opdrachten aan [medeverdachte 2] over het regelen van nieuwe panden, zoals de [adres 4] en [adres 5], en hij zet [medeverdachte 2] en [medeverdachte 7] aan het werk om een paspoort te regelen. [medeverdachte 2] moet ook de huurprijs voor een nieuw pand regelen, maar, bezweert [medeverdachte 3] hem,
mijn geld geeft je aan niemand, en als je wat wilt doen, moet je eerst met mij overleggen.
Onderhandel met hem over de huur tot uiterlijk 1050 of 1100. [116] [medeverdachte 3] is er kristalhelder over:
ik beslis. [117] En [medeverdachte 2] moet [medeverdachte 3] tijdens die onderhandelingen telefonisch op de hoogte houden zonder zijn naam te noemen. [118]
Ook zijn broer [medeverdachte 1] krijgt opdrachten van hem: [medeverdachte 1] gaat heroïne in Heerlen ophalen en vervoert die naar de [adres 2] in Maastricht. En [medeverdachte 1] rapporteert aan hem, bijvoorbeeld op 7 april 2008 na de aanhouding van [medeverdachte 2]. Anderen accepteren deze rol van hem eveneens: [medeverdachte 7] regelt inderdaad een paspoort en [medeverdachte 2] werkt gewoon door, ook al is hij moe en al 13 maanden bezig. Dat zijn gezag groot is, volgt ook uit het feit dat [medeverdachte 4] enkele uren na de doorzoekingen en de aanhoudingen op 23 maart 2008 midden in de nacht naar [medeverdachte 3] belt en dan van hem opdrachten krijgt:
hij moet de telefoons aan [bijnaam 2 verdachte] geven en hem bellen als hij ze terugheeft. [medeverdachte 4] zal dat doen:
hij zal hem goed helpen. Je kunt daar blijven zonder bang te zijn … ik zorg voor een woning, ik ga kruideniers halen en alles terughalen …. [119]
Uit de getapte telefoongesprekken volgt dat [medeverdachte 3] met één persoon samenwerkt die een vergelijkbare positie als hij inneemt. Dat is [verdachte]. In het voorafgaande zijn al gesprekken weergegeven, waarin hij [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] aanstuurt. [medeverdachte 2]’s echtgenote heeft verklaard dat deze [verdachte] de baas van haar man is.
Illustratief voor de gelijkwaardigheid van [medeverdachte 3] en [verdachte] is een telefoongesprek dat zij op 11 april 2008 met elkaar voeren. Ze spreken over de dag dat [voornaam medeverdachte 2] is gepakt en dan gaat het gesprek als volgt verder [120] :
[voornaam verdachte 1] zegt: is beter dat je het geld weghaalt daar.
[voornaam medeverdachte 3] zegt: oke, ik haal het daar weg.
[voornaam verdachte 1] zegt: je moet het zelf weten, hoeveel is daar eigenlijk?
[voornaam medeverdachte 3] zegt: ik weet het niet meer hoeveel daar is, wij hebben het destijds samen geteld, toch?
[voornaam verdachte 1] zegt: dat weet ik niet meer.
[voornaam medeverdachte 3] zegt: ik weet het ook niet meer, hoeveel daar is.
[voornaam verdachte 1] zegt: zal ik “ze” daar weghalen?
[voornaam medeverdachte 3] zegt: haal het maar weg.
[voornaam verdachte 1] zegt: welke kant heb je het gedaan?
[voornaam medeverdachte 3] zegt: onder het bed in een karton/doos, die karton/doos van schoenen. Daar is een envelop bij, daar staat [bijnaam medeverdachte 1] opgeschreven, dat geld is van [bijnaam medeverdachte 1], laat het maar daar. “Hij” heeft me zijn geld achtergelaten, ik heb het daar gelegd, of ik heb het bij die kast gezet bij dat kleine bed. Haal het allemaal weg.
[voornaam verdachte 1] zegt: ik geef het aan “hem”, hij moet het ook daar weghalen. Waarom moet “hij” het daar laten?
[voornaam medeverdachte 3] zegt: niet aan “hem” geven, hij gaat het toch alleen verkwisten.
[voornaam verdachte 1] zegt: zal ik het bij me houden?
[voornaam medeverdachte 3] zegt: laat het maar bij jou (…)
[voornaam verdachte 1] zegt: ok.
Op 23 april 2008 is in de woning van [verdachte] in Luik een witte envelop met het opschrift “[bijnaam medeverdachte 1]” in beslag genomen. Er zat € 9.700 in. Overigens is er verder in [verdachte]’s woning die dag onder meer € 59.000 in de afzuigkap gevonden, € 30.000 in een doos van een gsm, € 5.900 in een bundel op de schoorsteen en € 7.900 in een theepot. [121] Conclusie moet zijn dat [verdachte] heeft gedaan wat hij in voormeld tapgesprek d.d. 11 april 2008 gezegd heeft te zullen doen.
Een tweede gesprek, waarin hun gelijkwaardigheid tot uitdrukking komt, hebben zij op 20 april 2008 gevoerd. Ze bespreken met elkaar hoe ze aan een huis kunnen komen. Uit het gesprek en de mastgegevens blijkt dat [verdachte] in Maastricht is en [medeverdachte 3] niet. Tegelijkertijd wisselen ze informatie uit. Enkele citaten uit dit gesprek [122] :
[voornaam medeverdachte 3] zegt: kijk of [naam 12] kan uithelpen met een huis.
[voornaam verdachte 1] zegt: niks, ik heb het tegen iedereen gezegd hier, maar niks. We hadden die klootzak, vriend.“Hij” heeft tegen [bijnaam medeverdachte 1] gezegd “ik ga met dat contract van [voornaam medeverdachte 3] naar de insecten”.
(…)
[voornaam medeverdachte 3] zegt: ik heb “hem” gebeld. “Hij” had nog wat geld van mij tegoed. Ik heb met “hem ”gepraat. (…) Ik zei trek dat af van die borg wat [voornaam medeverdachte 2] je gaf.
[voornaam verdachte 1] zegt: dus je hebt tegen”hem” gezegd dat [voornaam medeverdachte 2] een huis bij je wilde pakken.
[voornaam medeverdachte 3] zegt: ja, ik heb “hem” gezegd die jongen heeft problemen dit en dat en dat geld trek het daar van af, toen zei hij oke.
[voornaam verdachte 1] zegt: maar tegen [voornaam medeverdachte 2] heeft “hij” gezegd, ik heb niets met [voornaam medeverdachte 3].
[voornaam medeverdachte 3] zegt: in ieder geval, toen datgene met [voornaam medeverdachte 2] gebeurd was heeft “hij” [bijnaam medeverdachte 1] gebeld, [bijnaam medeverdachte 1] heeft mij gebeld en ik heb “hem” gebeld.. (…)
[voornaam verdachte 1] zegt: waarom wil “hij” niet aan je verhuren?
[voornaam medeverdachte 3] zegt: weet je niet wat er is, “ze” zijn bij hem bij zo’n 3 huizen binnengegaan en toen zei “hij” ik kan niet meer aan je verhuren.
(…)
[voornaam verdachte 1] zegt: en nu, dan moeten we maar stoppen nu?
[voornaam medeverdachte 3] zegt: ik heb wat te doen. Ik kan niet komen.
[voornaam verdachte 1] zegt: ik zeg ook niet dat je moet komen nu.
[voornaam medeverdachte 3] zegt: ik ben ver weg, als ik daar was dan
[voornaam verdachte 1] zegt: ook al was je hier, ik ben hier. Wat moet ik doen. Zeg, maar wat ik moet doen.
[voornaam medeverdachte 3] zegt: ik weet niet wat je moet doen. Kijk [naam 13], kan hij niet regelen?
[voornaam verdachte 1] zegt: [naam 13] regelt niets. Hij geeft je niets .Je kent toch [naam 13]. Hij zegt, niks.
[voornaam medeverdachte 3] zegt: regel een huis in België, in Luik.
[voornaam verdachte 1] zegt: Luik, dan zeg je “we gaan naar de gevangenis”.
(…)
[voornaam medeverdachte 3] zegt: [bijnaam 2 verdachte] heeft daar een huis.
[voornaam verdachte 1] zegt: hij zei als jullie willen dat ik het jullie geef om jullie uit te helpen, toen ik die andere vroeg. (…) Hij zei tegen me voor het werk kon niet. (…)
[voornaam verdachte 1] zegt: ik kijk wel.
[voornaam medeverdachte 3] zegt: ga naar [bijnaam 2 verdachte] toe, die geeft je een huis. Zeg maar tegen hem, ik heb het niet druk, ik heb maar een paar mensen (…) zeg maar tegen hem de huur betaal ik zelf.
[voornaam verdachte 1] zegt: ik zal het tegen hem zeggen (…) Die [bijnaam 2 verdachte] die met [naam 14] omgaat?
[voornaam medeverdachte 3] zegt: ja.
De werkzaamheden van [verdachte] lijken sterk op die van [medeverdachte 3]. De rechtbank wijst op gesprekken die hij met [medeverdachte 4] [123] en [medeverdachte 2] [124] heeft gevoerd waarin zij hem toestemming vragen om klanten op de pof verdovende middelen mee te geven. Zo bepaalt [verdachte] ook, na enige discussie, dat het in orde is dat [medeverdachte 2] de jongen die geregeld heeft dat ze nog even in de [adres 3] kunnen blijven, wat geld daarvoor geeft. [125]
Speelde [medeverdachte 3] een rol in de leveringen van heroïne door [medeverdachte 5], [verdachte] heeft ook contacten met [medeverdachte 5]. Zo heeft hij op 12 april 2008 naar [medeverdachte 5] gebeld. [126] [medeverdachte 5] noemt hem
[bijnaam verdachte]en [verdachte] zegt
dat hij graag koffie wil drinken met [voornaam medeverdachte 5] en praten. Twee dagen later vertelt [medeverdachte 5] aan [medeverdachte 1] dat hij komt
met spullen voor jou … ik heb dat al geregeld met [bijnaam verdachte], ik heb al [bijnaam verdachte] ontmoet. [127]
[medeverdachte 3] zegt in een telefoongesprek om 02:08 op 24 april 2008, als [verdachte] al is aangehouden, tegen [medeverdachte 4]
luister, de voorzitter heeft me voordat hij naar de insecten ging, gebeld. Hij zei: de telefoons moet je aan [bijnaam 2 verdachte] geven. [128] Het gesprek toont aan dat [verdachte] maatregelen treft om de handel te laten doorlopen, ook als hij zelf geen rol meer kan spelen. Op 22 maart 2008 hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] besproken dat
de huisbaas, die Hollander aan [medeverdachte 2] 8 heeft gegeven. [129] Ze praten verder over het pakken van 8 vanaf 1 april
dan hebben we goede klanten,over de huur en de borg en
dat Marokkanen volgens die Hollander veel geld verdienen. [medeverdachte 1] brengt in dat
[voornaam medeverdachte 3] dit eigenlijk moet regelenen [medeverdachte 2] vermeldt dat hij er met [bijnaam verdachte] over heeft gesproken. Over dat laatste wordt hij een paar dagen later vervolgens door [medeverdachte 3] gekapitteld: [medeverdachte 2] moet dat met hem bespreken en
geen ruis/problemen veroorzakentussen hem en [verdachte]. [130]
Uit de uitlatingen van [medeverdachte 2] tegenover [medeverdachte 3] en [verdachte] dat hij al dertien maanden bezig is en ze al een jaar in dat pand werken, volgt dat dit drietal al lange tijd samenwerkt en dat zij de vaste kern van de criminele organisatie vormen. [medeverdachte 2] doet wat de twee anderen hem opdragen, volgt uit vele tapgesprekken. De andere leden [medeverdachte 1], [medeverdachte 7] en [medeverdachte 4] maken minder lang deel uit van de organisatie, maar leveren wezenlijke bijdragen en doen net als [medeverdachte 2] wat hen is opgedragen, zoals blijkt uit de hierboven aangehaalde bewijsmiddelen. De groep was ook voornemens hun activiteiten voort te zetten. Men doet immers moeite om nieuwe panden te regelen van waaruit de handel kan worden voortgezet. En in de nacht van 23 op 24 april 2008 zijn [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] al bezig de telefoons van de groep veilig te stellen.
Uit het consequente gebruik van versluierd taalgebruik door alle leden van het samenwerkingsverband leidt de rechtbank verder nog af dat er een zekere (al dan niet stilzwijgende) afstemming heeft plaatsgevonden tussen de leden, dat telefonisch niet openlijk over de handel in verdovende middelen mag worden gesproken.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat, gelet op het bovenstaande, aan alle vereisten is voldaan om te kunnen spreken van een crimineel samenwerkingsverband in de zin van artikel 11a van de Opiumwet.
Op grond van alle voornoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] tezamen met [medeverdachte 1], [medeverdachte 3], [medeverdachte 2], [medeverdachte 7] en [medeverdachte 4] heeft deelgenomen aan een crimineel samenwerkingsverband dat zich bezig hield met de export en de verkoop van heroïne, cocaïne en MDMA aan derden.
Periode feiten 1, 2 en 3
[medeverdachte 2] klaagt, bij herhaling, dat hij al 13 maanden bezig is. Uit de tapgesprekken wordt duidelijk dat het [medeverdachte 3] en [verdachte] zijn die gaan over de vraag of hij mag stoppen met het werk. In het aangehaalde telefoongesprek tussen [medeverdachte 2] met [verdachte] op 28 maart 2008 waarin [medeverdachte 2] spreekt over een periode van 1 jaar, drukt hij zich duidelijk uit:
wewerken al een jaar in dat huis. Naar het oordeel van de rechtbank kan de opmerking van [medeverdachte 2] niet anders worden begrepen dan dat, in ieder geval, hij, [verdachte] en [medeverdachte 3] in die periode al een samenwerkingsverband vormden en zich bezig hielden met de handel in en export van verdovende middelen, waaronder harddrugs.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de opmerkingen die [medeverdachte 2] tegen [verdachte] en [medeverdachte 4] maakt over de periode waarin hij bezig is met werken voor de feiten 1, 2 en 3 voldoende aanknopingspunten bieden voor bewezenverklaring van de ten laste gelegde periode in relatie tot de verweten export en handel in vereniging en het organisatieverband.
Feit 4:
Tijdens de doorzoeking van de woning van [verdachte] op 23 april 2008 zijn, zoals hierboven is al vermeld, op verschillende plekken in de woning geldbedragen aangetroffen, in totaal € 112.760. In de woning zijn verder documenten aangetroffen, waaronder losse papieren met daarop omschrijvingen als “kg”, namen en optellingen van bedragen met vermelding van het euroteken. [131]
Na zijn aanhouding door de Belgische politie heeft [verdachte] een verklaring afgelegd over het bij hem in de woning aangetroffen geldbedrag. Het geld is deels van hem, deels heeft hij het geleend van vier van zijn broers, aldus [verdachte]. Hij stelt dat een bedrag van € 27.000 afkomstig is van zijn werk in Spanje en van zijn verkoopactiviteit van auto’s. Een deel van het in beslag genomen geld moet hij teruggeven aan zijn broers. Het restant is de erfenis van zijn vader. [132]
Tijdens het verhoor op 5 mei 2008 is [verdachte] wederom geconfronteerd met het bedrag van € 112.000 dat is aangetroffen in zijn woning. Hij verklaart dan dat een bedrag van € 27.000 van hem is en dat hij € 85.000 geleend heeft van zijn broers. Hij was van plan om met het geld in België een huis te kopen. Daarna verklaart hij dat hij € 40.000 aan zijn broers moet terugbetalen en dat de rest, € 45.000 zijn erfenis is. [133]
De raadsman heeft tijdens het pleidooi een vertaling overgelegd van een Spaanse notariële akte. Volgens de raadsman blijkt uit deze vertaling dat zes broers van [verdachte], die woonachtig zijn in Spanje, aan hun broer in totaal € 85.000 hebben afgegeven op 7 april 2008. Volgens de akte komt het totaal bedrag overeen met de erfrechten van de verschenen personen.
De rechtbank hecht geen waarde aan de door [verdachte] afgelegde verklaring over de herkomst van het geld. De rechtbank verwijst allereerst naar het hierboven genoemde tapgesprek van 11 april 2008 [134] tussen [medeverdachte 3] en [verdachte] over de envelop met de naam “[bijnaam medeverdachte 1]” die weggehaald moet worden en die [verdachte] bij zich moet houden. Bij de doorzoeking van de woning van [verdachte] is op de schoorsteen in de slaapkamer een witte gesloten envelop aangetroffen met op de achterzijde de handgeschreven naam “[bijnaam medeverdachte 1]”. In de envelop bleek een bedrag van € 9.700 te zitten. Het aantreffen van deze envelop alleen al maakt de verklaring van [verdachte] dat het aangetroffen bedrag van € 112.000 bestaat uit €  27.000 eigen geld en € 85.000 afkomstig van zijn broers, ongeloofwaardig. Daar komt bovendien nog het volgende bij.
Op 23 april 2008 ving om 07.00 uur de huiszoeking aan in de woning van [verdachte] gelegen te [adres 1]. In de woning was op dat moment aanwezig de echtgenote van [verdachte], [naam 15]. [135]
Die dag om 07:29 uur heeft een onbekend gebleven persoon gebeld met [verdachte]: [136]
NN-man zegt: ben je bijna aangekomen?
[voornaam verdachte 1] zegt: ik heb nog zo’n 16 km naar Antwerpen. Ik bel [naam 15] op, maar “ze” laten haar telefoon niet oppakken die hoerenzonen … ik heb daar papier, ik weet niet hoe.
NN-man zegt: heb je het bij de hand?
[voornaam verdachte 1] zegt: iets is bij de hand, iets is verstopt (…)
NN-man zegt: dat wat verstopt is, misschien vinden (fon) ze het niet.
[voornaam verdachte 1] zegt: ik weet het niet, ik heb daar bijna zo’n 40.
NN-man zegt: 40 in totaal, alles?
[voornaam verdachte 1] zegt: nee, bij de hand.
NN-man zegt: wat die 40 betreft, wat kunnen “ze”je maken? Je zegt tegen “hen”, ik heb ze … van Spanje (…).
Het advies dat [verdachte] in dit tapgesprek krijgt is helder: zeg tegen de politie dat het van Spanje is, dan kunnen ze je niets maken. Gelet op de verklaring die [verdachte] bij de politie heeft afgelegd, heeft hij dat advies daadwerkelijk gevolgd.
De rechtbank hecht ook geen enkele waarde aan de overgelegde vertaling van de notariële akte. Allereerst merkt de rechtbank op dat uit de overgelegde stukken niet gebleken is van wiens hand de vertaling is. De - gestelde - notariële status van het stuk heeft verder geen betekenis. De notaris verklaart immers niet meer dan dat op 21 mei 2008 voor hem verschenen zijn zes personen die verklaren dat zij op 7 april 2008 een bedrag van in totaal € 85.000 hebben afgegeven aan hun broer. De notaris is geen getuige geweest van de overdracht van voornoemd geldbedrag.
Uit het bovenstaande is gebleken dat [verdachte] zich naar het oordeel van de rechtbank schuldig heeft gemaakt aan (onder meer) de export van en handel in verdovende middelen in Maastricht. [verdachte] heeft aan deze illegale activiteiten geld verdiend. De in de woning aangetroffen documenten met daarop vermeld “kg”, namen en opbrengsten betreffen, volgens de rechtbank, boekhouding die is bijgehouden in het kader van de handel in verdovende middelen. Het in de woning aangetroffen geld was – behoudens de envelop met de naam “[bijnaam medeverdachte 1]” – verborgen op diverse plaatsen: in de afzuigkap (3 pakken met vacuüm verpakt geld), in een doos in een klerenkast en in een theepot op een meubel in de slaapkamer. [verdachte] heeft voor deze ongebruikelijk opbergplekken geen zinnige verklaring gegeven. De rechtbank heeft [verdachte] tijdens de behandeling ter terechtzitting gevraagd waarom hij het geld niet op een bankrekening heeft gestort. [verdachte] heeft toen als verklaring gegeven dat hij nog doende was om zich te vestigen in België en dat hij nog niet beschikte over een bankrekening daar. [137] Tijdens het onderzoek is gebleken dat [verdachte] beschikt over een bankrekening in Spanje. [138] Als hij het geld van zijn broers in Spanje zou hebben gekregen, had het voor de hand gelegen dat hij dat geld op die bankrekening had gestort.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat, bij gebreke van een geloofwaardige verklaring voor het aangetroffen geldbedrag in combinatie met de aangetroffen boekhouding, wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen in vereniging met een ander.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1
in het tijdvak van 1 januari 2007 tot en met 23 april 2008 in de gemeente Maastricht meermalen tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
telkens een hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
Feit 2
in de periode van 1 januari 2007 tot en met 23 april 2008 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met anderen meermalen opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne en/of MDMA, zijnde heroïne en cocaïne en MDMA middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 3
in de periode van 1 januari 2007 tot en met 23 april 2008 in de gemeente Maastricht heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van een aantal natuurlijke personen waarvan naast hem, verdachte, deel uitmaakten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 7] en [medeverdachte 4], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid, van de Opiumwet, namelijk het meermalen buiten het grondgebied van Nederland brengen, in elk geval het verkopen van heroïne en/of cocaïne en/of MDMA, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 4
in het tijdvak van 1 januari 2007 tot en met 23 april 2008, in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander van een voorwerp, te weten geldbedragen, de herkomst heeft verhuld, terwijl hij wist dat dat voorwerp - onmiddellijk - uit misdrijf afkomstig was, immers uit de uitvoer en de handel in drugs zoals genoemd in artikel 2 onder A en B van de Opiumwet.
De rechtbank acht niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 2
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 3
het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als
bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid, van de Opiumwet;
Feit 4
Witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht verdachte zo snel mogelijk in vrijheid te stellen. Verdachte kan in de, subsidiaire, visie van de raadsman hooguit veroordeeld worden voor de feiten 1 en 2 met betrekking tot een zeer korte periode, waardoor de straf die opgelegd kan worden de duur van de voorlopige hechtenis niet te boven zal gaan. Bovendien heeft verdachte geen relevant strafblad.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van wat bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Harddrugs leveren grote gevaren op voor de gezondheid van gebruikers. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van verdovende middelen gepaard met diverse vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Criminele organisaties die zich richten op de productie van en handel in verdovende middelen bevorderen criminaliteit en kennen geen ander doel dan ten koste van de gezondheid van anderen en de samenleving in het algemeen grof geld te verdienen. [verdachte] heeft hierin een leidinggevende rol gespeeld, wat de rechtbank hem zwaar aanrekent.
Door zich schuldig te maken aan export van en handel in verdovende middelen in georganiseerd verband heeft [verdachte] bovendien bijgedragen aan een negatief leefklimaat in Maastricht. Het is een algemeen bekend feit dat de gemeente Maastricht en haar inwoners overlast ondervinden van de handel in verdovende middelen. De rechtbank rekent het [verdachte] aan dat hij deelneemt aan activiteiten, die een negatieve impact hebben op het gevoel van welbehagen van zoveel mensen.
Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank in ogenschouw genomen dat ongeveer 7,5 kilo harddrugs zijn aangetroffen in panden waarmee [verdachte] in verband gebracht kan worden. Verder heeft de rechtbank als oriëntatiepunt gekeken naar de meest recente LOVS normen voor artikel 2 onder A van de Opiumwet. Bij een hoeveelheid van 7 tot 8 kilo, in geval van een organisatie, geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 51 tot 54 maanden. Daarnaast legt de rechtbank straf op voor het witwassen van een aanzienlijke som geld.
De leidinggevende rol die [verdachte] vervulde in de organisatie en de aanzienlijke periode zoals bewezen verklaard, vormen sterk strafverhogende omstandigheden. Anderzijds houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte, dat geen veroordelingen vermeldt op grond van de Opiumwet. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de straf die officier van justitie heeft gevorderd, een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar, een passende straf is.

7.Het beslag

De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het voorwerpen betreffen die aan verdachte toebehoren en met behulp waarvan de bewezen verklaarde feiten zijn begaan. Van de overige in beslag genomen voorwerpen zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten.
Ten aanzien van de overige voorwerpen (met beslagnummers 83 tot en met 95), waarvan de officier van justitie een beslissing van de rechtbank gevorderd heeft, kan de rechtbank geen beslissing nemen, nu uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken is dat deze voorwerpen niet onder verdachte in beslag zijn genomen en er geen andere wettelijke grond is waarop enige beslissing kan rusten.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2, 10 en 11a van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
Dagvaarding
- verklaart de dagvaarding nietig ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de in beslag genomen, niet teruggeven voorwerpen, te weten:
2008012802 222 1.00 STK Papier, kavel A enveloppe inh. 1 enveloppe;
2008012802 224 1.00 STK GSM, NOKIA 6230 I, kavel B-01, simkaart Ortel Mobile;
2008012802 237 5.00 STK Papier, kavel B-14, 5 agenda blaadjes met tel.nrs;
2008012802 238 1.00 STK Papier, kavel C-0-1 gegevens Nokia 6500 classic;
2008012802 240 1.00 STK Simkaart, VODAFONE, kavel c-03
2008012802 242 1.00 STK Simkaart, MARCO TELECOM, kavel C-05
2008012802 243 1.00 STK Simkaart, MAROC TELECOM, kavel C-06
2008012802 244 1.00 STK Simkaart, MAROC TELECOM, kavel C-07
2008012802 245 1.00 STK Simkaart, MAROC TELECOM, kavel c-08
2008012802 246 1.00 STK Simkaart, MOVIESTAR, kavel C-09
2008012802 247 1.00 STK Simkaart, MOBIESTAR, kavel C-10
2008012802 248 1.00 STK Simkaart, MOBIESTAR, kavel C-11
2008012802 249 1.00 STK Simkaart, ORANGE, kavel C-12
2008012802 250 1.00 STK Simkaart, ORANGE, kavel C-13
2008012802 251 1.00 STK GSM, SAMSUNG, kavel C-14 incl.lader
2008012802 253 1.00 STK Papier, kavel C -16 schrijfblok A5
2008012802 254 1.00 STK Papier, ORTEL MOBILE
2008012802 258 3.00 STK Kaart, kavel C-22, geheugenkaarten
2008012802 260 1.00 STK Papier, kavel C-27, schrift.bescheiden in div.talen
2008012802 261 1.00 STK diverse goederen, kavel C-28, prepaid gegevens
2008012802 262 1.00 STK diverse goederen, kavel C-29, prepaid gegevens
2008012802 265 1.00 STK Schrift, kavel C-32, kladschrift met op 1 blz.aantekeningen
2008012802 267 2.00 STK Schrift, kavel C-34, inh.aant.over kopieen en geld
2008012802 268 1.00 STK Vacuümmachine, SOLIS CHAMPION, kavel C 36 en 3 verpakkingen vacumeerzakken
2008012802 269 1.00 STK Papier, AH A 6, kavel C-37 en 2 GSM laders
2008012802 270 1.00 STK diverse goederen, kavel C-38 gegevens nokia 22310
2008012802 272 1.00 STK diverse goederen, MAROC TELECOM, kavel C-40, passepartout
2008012802 273 1.00 STK diverse goederen, MAROC TELECOM, kavel C-41, passepartout sim-kaart
2008012802 274 1.00 STK Papier, kavel C-42, div.papieren en AH a6 aant.blokje
2008012802 277 1.00 STK Garantiebewijs, CASA PHONE, kavel C-46, voor Nokia 6230i
2008012802 278 1.00 STK diverse goederen, MOVISTAR, kavel C-47
2008012802 279 1.00 STK Plastic zakje, kavel C-48
2008012802 280 1.00 STK Papier, kavel C-49 papiersnippers
- gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, niet teruggeven voorwerpen, te weten:
2008012802 225 2.00 STK Sleutel, kavel B-02, Rue Alex Bouvy no 6, 4020 Luik
2008012802 226 1.00 STK Pas, kavel B-03 zorgpas tnv [verdachte]
2008012802 227 1.00 STK Rijbewijs, SPANJE, kavel B-04 tnv [verdachte]
2008012802 228 1.00 STK Kaart, CAIXA PENEDES Visa, kavel B-05 tnv [verdachte]
2008012802 229 1.00 STK Kaart Kl: groen, SERVEI CATALA, kavel B-06, tnv [verdachte]
2008012802 230 1.00 STK Identiteitsbewijs, MAROKKO, tnv [verdachte] kavel B-07
2008012802 232 1.00 STK Rijbewijs, MAROKKO duplicaat, kavel B-09, tnv [verdachte]
2008012802 234 1.00 STK Map, kavel B-11, inh.5 pasfotos [verdachte] 1 van verd.
2008012802 236 1.00 STK Document, CATSALUT, kavel B-13, identificatie doc. tnv [verdachte]
2008012802 252 1.00 STK Rekening, MERCURE HOTEL, kavel C-15
2008012802 255 2.00 STK Kentekenplaat, DUITSLAND F 149A, kavel C-19
2008012802 256 2.00 STK Kentekenplaat, DUITSLAND F 149 A, kavel C-20
2008012802 257 1.00 STK Sleutelhanger, kavel C-21, met 4 sleutels
2008012802 259 1.00 STK Sleutel, MERCEDES, kavel C-23
2008012802 263 1.00 STK Fototoestel, SONY digitaal, kavel C-30, incl.16 mb sony kaart
2008012802 264 2.00 STK Videoband, JVC, kavel C-31, mini dvd videocassettes
2008012802 266 1.00 STK Portefeuille, kavel C-33, inh.papieren in Frans en Arabisch
2008012802 271 1.00 STK Sleutelbos, kavel C-39, en 5 sleutels
2008012802 276 1.00 STK Rekening, kavel C-45, kwitantie movistar 13-1-08 Tarragona
2008012802 281 1.00 STK Sleutelbos, kavel C-50, met 8 sleutels in zwart ritsmapje
2008012802 282 1.00 STK Sleutelbos, kavel C-51, met 2 sleutels
2008012802 283 1.00 STK Koffer Kl: zwart, kavel C-54
2008012802 284 1.00 STK Sleutelbos, kavel C met 6 sleutels
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman, voorzitter, mr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen als griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 30 maart 2009.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is na wijziging ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks het tijdvak van 1 januari 2007 tot en met 23 april 2008 in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, een of meermalen (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 en 5 van de Opiumwet,
hoeveelheden, althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of
hoeveelheden, althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne en/of
hoeveelheden, althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine, in elk geval (telkens) een hoeveelheid, van een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks het tijdvak van 1 januari 2007 tot en met 23 april 2008 in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, een of meermalen (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
hoeveelheden, althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of
hoeveelheden, althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne en/of
hoeveelheden, althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine, in elk geval (telkens) een hoeveelheid, van een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 23 april 2008 in de gemeente Maastricht, althans in het arrondissement Maastricht en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne en/of tenamfetamine en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of
amfetamine, zijnde heroïne en/of cocaïne en/of MDA en/of MDMA en/of N-ethyl
MDA (=MDEA) en/of amfetamine (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 23 april 2008 in de gemeente Maastricht, in elk geval in het arrondissement Maastricht en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van een aantal natuurlijke personen waarvan naast hem, verdachte, deel uitmaakte(n) [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid, namelijk het meermalen, althans eenmaal (telkens) buiten en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen, in elk geval het (telkens) bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van heroïne en/of cocaïne en/of tenamfetamine en/of MDMA en/of N ethyl-MDA en/of amfetamine, in elk geval van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij in of omstreeks het tijdvak van 1 januari 2007 tot en met 23 april 2008, in de gemeente Maastricht, althans in Nederland, een of meermalen (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans hij, verdachte, alleen, van een voorwerp, te weten een of meer geldbedrag(en) en/of een of meer (onroerende) goeder(en), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een of meer voorwerp(en) was of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden had, terwijl hij wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - uit misdrijf afkomstig was, immers uit het in- en/of uitvoer en/of uit de handel in drugs zoals genoemd in artikel 2 onder A en/of B van de Opiumwet.
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
parketnummer: 03/702648-08
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 30 maart 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1],
wonende te [adres 1].
thans gedetineerd in de P.I. Zuid Oost, H.v.B. Roermond, te Roermond.
Tegenwoordig:
mr. I.M. Etman, voorzitter, mr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. C.G.A. Wouters, rechters,
mr. S. Kuipers, officier van justitie,
mr. A.P. Jansen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen. De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
Aangezien de verdachte blijk heeft gegeven niet de Nederlandse, doch wel de Berberse taal te verstaan, heeft de uitspraak plaats met bijstand van een persoon, opgevende te zijn H. Zanoudi, wonende te Hoensbroek, tolk voor de Berbers taal, die alvorens met zijn werkzaamheden aan te vangen in handen van de rechter op de bij de wet voorgeschreven wijze de belofte heeft afgelegd zijn taak als tolk naar geweten te zullen vervullen. Al hetgeen ter terechtzitting is gesproken of voorgelezen is door de tolk vertolkt.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de voorzitter en de griffier.
Raadsman mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht.

Voetnoten

1.De rechtbank steunt haar oordeel op de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in het dossier. Dit dossier bevat in de wettelijke vorm door opsporingsambtenaren opgemaakte processen-verbaal, verslagen van deskundigen en andere geschriften. Het dossier is opgebouwd uit: een algemeen proces-verbaal, persoonsdossiers (aangehaald als: P
2.pv verhoor [medeverdachte 2] d.d. 21 april 2008, P [medeverdachte 2], p. 412-413.
3.tapgesprek d.d. 26 maart 2008, 20:33:13, P [medeverdachte 2], p. 951.
4.pv bevindingen stemherkenning [verdachte] d.d. 10 juni 2008, P [verdachte], p. 0033-0035.
5.tapgesprek d.d. 8 april 2008, 10:06:35, P [verdachte], p. 0061.
6.tapgesprek d.d. 8 april 2008, 10:10:02, P [verdachte], p. 0062.
7.aanvraag bevel ex art 126m WvSv, alsmede aanvraag vordering ex art. 126n WvSv, bob stukken [verdachte], niet doorgenummerd.
8.tapgesprek d.d. 2 april 2008, 00:28:28, Z1, p. 1036.
9.tapgesprek d.d. 13 april 2008, 03:01:42, Z1, p. 1128.
10.tapgesprek d.d. 12 april 2008, 20:51:48, P [medeverdachte 5], p. 465.
11.pv verhoor [medeverdachte 5] d.d. 7 augustus 2008, uit: PV onderzoek GC 245110802, Aanvulling II, p. 032.
12.pv verhoor [medeverdachte 5] d.d. 7 augustus 2008, uit: PV onderzoek GC 245110802, Aanvulling II, p. 032.
13.pv observatie [medeverdachte 1] d.d.30 maart 2008, Z1, p. 1209-1210.
14.pv verhoor [medeverdachte 5] d.d. 7 augustus 2008, uit: PV onderzoek GC 245110802, Aanvulling II, p. 032.
15.pv verhoor [medeverdachte 5] d.d. 7 augustus 2008, uit: PV onderzoek GC 245110802, Aanvulling II, p. 032-033.
16.pv verhoor [medeverdachte 5] d.d. 7 augustus 2008, uit: PV onderzoek GC 245110802, Aanvulling II, p. 033.
17.pv verhoor [medeverdachte 5] d.d. 7 augustus 2008, Aanvulling 2 dossier GC 245110802, p. 28-33.
18.tapgesprek d.d. 20 april 2008, 17:04:46, P [medeverdachte 5], p. 470-471.
19.pv verhoor [medeverdachte 6] d.d. 22 mei 2008, P [medeverdachte 6], p. 319 en 321.
20.pv bevindingen d.d. 2 april 2008, P [medeverdachte 2], p. 399.
21.pv bevindingen stemherkenning Abdelkarim [medeverdachte 2] d.d. 15 mei 2008, P [medeverdachte 2], p. 401-402.
22.pv verhoor [medeverdachte 2] d.d. 21 april 2008, P [medeverdachte 2], p. 412.
23.pv bevindingen Video Band 1 van 16 april 2008 t/m 18 april 2008 d.d. 18 april 2008, Z1, p. 1216-1217.
24.pv bevindingen selectie tapgesprekken en video-observaties ter onderbouwing identificatie [medeverdachte 4] d.d. 22 december 2008 – P [medeverdachte 4], p. 10-19.
25.aanvraag bevel ex art 126m WvSv, alsmede aanvraag vordering ex art. 126n WvSv, bob stukken [medeverdachte 4], niet doorgenummerd.
26.pv verhoor [getuige 1] d.d. 7 mei 2008, P [medeverdachte 7], p. 504-505.
27.tapgesprek d.d. 29 maart 2008, 16:15:17, P [medeverdachte 7], p. 524.
28.pv verhoor [getuige 2] d.d. 24 april 2008, P [getuige 2], p. 742 en 743.
29.pv verhoor [medeverdachte 7] d.d. 17 juni 2008, P [medeverdachte 7], p. 664-667. Zie ook aanvraag bevel ex art. 126m WvSv (onderzoek van telecommunicatie), alsmede aanvraag vordering ex art. 126n WvSv (verstrekking van inlichtingen), bob stukken [medeverdachte 7], pv nummer BOB-27048894, p. 2
30.pv doorzoeking woning [adres 2] d.d. 8 april 2008, B4, p. 1020-1022.
31.pv KVI en bijlage d.d. 8 april 2008, B4, p. 1286-1291; pv ODV d.d. 9 april 2008, B4, p. 1276-1278; aanvraag onderzoek NFI d.d. 9 april 2008, B4, p. 1283-1285; deskundigenverslag van het NFI d.d. 9 april 2008, B4, p. 1308-1310.
32.pv doorzoeking woning [adres 2] d.d. 8 april 2008 en bijlage, B4, p. 1020-1022 en p. 1048-1052; pv ODV d.d. 9 april 2008, B4, p. 1276-1278.
33.pv doorzoeking woning [adres 2] d.d. 8 april 2008, B4, p. 1020-1022.
34.stampv d.d. 27 april 2008, B4, p. 997-1002; pv KVI d.d. 8 april 2008, B4, p. 1013-1014.
35.pv verhoor getuige [getuige 4] d.d. 8 april 2008, B4, p. 1054-1055.
36.faxbericht ABN-AMRO d.d. 17 april 2008, B4, p. 1430.
37.pv van bevindingen Essent d.d. 1 juli 2008, Z1, p. 1159-1160.
38.pv bevindingen videoband 01 ZZD d.d. 6 mei 2008, Z1, p. 1164-1166; pv bevindingen videoband 02 ZZD d.d. 6 mei 2008, Z1, p.1167-1168; pv bevindingen videoband 02 ZZD d.d. 13 mei 2008, Z1, p. 1169-1170.
39.pv observatie [medeverdachte 1] d.d. 30 maart 2008, Z1, p. 1209-1211.
40.tapgesprek d.d. 5 april 2008, 20:57:55, Z1, p. 1062.
41.tapgesprek d.d. 6 april 2008, 19:25:41, Z1, p. 1067-1068.
42.pv observatie [medeverdachte 1] d.d. 6 april 2008, Z1, p. 1212-1215.
43.tapgesprek d.d. 7 april 2008, 21:37:03, P [verdachte], p. 55-56.
44.tapgesprek d.d. 7 april 2008, 22:15:48, P [verdachte], p. 56.
45.tapgesprek d.d. 7 april 2008, 22:18:23, P [verdachte], p. 56-57.
46.tapgesprek d.d. 7 april 2008, 22:33:00, P [verdachte], p. 57.
47.tapgesprek d.d. 7 april 2008, 22:46:22, P [verdachte], p. 58-59.
48.tapgesprek d.d. 7 april 2008, 23:06:15, P [verdachte], p. 60.
49.tapgesprek d.d. 8 april 2008, 12:45:15, P [verdachte], p. 62.
50.pv verhoor [medeverdachte 5] d.d. 7 augustus 2008, Aanvulling II dossier GC 245110802, p. 28-33.
51.pv getuigenverhoor [medeverdachte 2] bij RC d.d. 7 januari 2009, afgelegd in de strafzaak tegen A. [verdachte], nagekomen stukken, niet doorgenummerd.
52.pv verhoor getuige Peeters d.d. 9 juni 2008, Z1, p. 1191-1204.
53.pv onderzoek beslag locatie [adres 3] 2e verdieping, B2, p. 268-274.
54.kavellijst B2, p. 257-259; pv KVI d.d. 23 april 2008, B2, p. 260-264; pv ODV d.d. 24 april 2008, B2, p. 275-277; deskundigenverslag van het NFI d.d. 28 april 2008, B2, p. 278-281 en deskundigenverslag van het NFI d.d. 23 juli 2008, aanvulling 2, 1441-1443.
55.pv onderzoek beslag locatie [adres 3] 2e verdieping, B2, p. 274; kavellijst B2, p. 259.
56.pv verhoor getuige [getuige 6] d.d. 19 mei 2008, Z1, p. 1218-1223.
57.Z1, p. 1231-1232.
58.pv KMAR d.d. 15 januari 2008, Z1, p. 1249.
59.pv verhoor getuige [getuige 6] d.d. 19 mei 2008, Z1, p. 1218-1223.
60.pv bevindingen d.d. 27 februari 2008, p. 9-11, deel uitmakend van een los verstrekt pv met nummer 2008026650.
61.pv verhoor getuige [naam 5] d.d. 27 februari 2008, p. 6-8, deel uitmakend van een los verstrekt pv met nummer 2008026650.
62.stampv d.d. 27 april 2008, B4, p. 997-1002.
63.pv bevindingen d.d. 27 februari 2008, p. 9-11, deel uitmakend van een los verstrekt pv met nummer 2008026650.
64.tapgesprek d.d. 29 maart 2008, 15:36:50, Z1, p. 1000.
65.tapgesprek d.d. 30 maart 2008, 15:11:52, Z1, p. 1010.
66.pv bevindingen videoband 01, 16 april tot en met 18 april 2008, P [medeverdachte 4], p. 20-22; pv bevindingen videoband 02, 18 april tot en met 21 april 2008, P [medeverdachte 4], p. 23-24; pv bevindingen videoband 03, 21 april tot en met 23 april 2008, P [medeverdachte 4], p. 25-27; pv bevindingen Videoband 1 van 16 april 2008 t/m 18 april 2008, Z1, p. 1216-1217.
67.pv bevindingen d.d. 22 december 2008, P [medeverdachte 4], p. 10-19.
68.tapgesprek d.d. 22 maart 2008, 12:53:21, Z1, p. 929.
69.tapgesprek d.d. 27 maart 2008, 19:31:37, Z1, p. 963.
70.tapgesprek d.d. 27 maart 2008, 20:39:20, Z1, p. 967-968.
71.tapgesprek d.d. 28 maart 2008, 23:03:08, Z1, p. 984.
72.tapgesprek d.d. 29 maart 2008, 13:51:56, Z1, p. 998.
73.tapgesprek d.d. 29 maart 2008, 13:56:29, Z1, p. 999.
74.tapgesprek d.d. 1 april 2008, 20:27:01, Z1, p. 1033.
75.tapgesprek d.d. 4 april 2008, 23:49:13, Z1, p. 1059-1060.
76.tapgesprek d.d. 11 april 2008, 22:03:47, Z1, p. 1118.
77.leveringsakte d.d. 23 september 2003 van pand [adres 4], pv bevindingen d.d. 17 juli 2008, bijlage 10, p. 154-159; leveringsakte d.d. 2 oktober 2003 van het pand [adres 5], pv bevindingen d.d. 17 juli 2008, bijlage 14, p. 215-221.
78.tapgesprek d.d. 22 maart 2008, 22:41:43, Z1, p. 931-932.
79.tapgesprek d.d. 22 maart 2008, 22:55:26, Z1, p. 932.
80.tapgesprek d.d. 23 maart 2008, 00:54:24, Z1, p. 933.
81.tapgesprekken d.d. 24 maart 2008, 19:15:50, 19:31:30, 19:33:48, 19:34:50, Z1, p. 934-935.
82.tapgesprek d.d. 24 maart 2008, 20:03:37, Z1, p. 936.
83.tapgesprek d.d. 26 maart 2008, 17:30:59, Z1, p. 941-943.
84.tapgesprekken d.d. 26 maart 2008, 17:38:56, Z1, p. 944 en 18:00:14, Z1, p. 946-947 en 20:33:13, Z1, p. 951-952.
85.tapgesprek d.d. 1 april 2008, 21:11:06, P [medeverdachte 7], p. 525.
86.tapgesprek d.d. 1 april 2008, 21:13:07, P [medeverdachte 7], p. 526.
87.tapgesprek d.d. 6 april 2008, 22:23:43, P [medeverdachte 7], p. 529-530.
88.tapgesprek d.d. 28 maart 2008, 00:01:36, Z1, p. 972.
89.tapgesprek d.d. 28 maart 2008, 23:03:08, Z1, p. 984.
90.tapgesprek d.d. 2 april 2008, 00:28:28, Z1, p. 1036.
91.tapgesprek d.d. 8 april 2008, 09:42:00, Z1, p. 1096.
92.tapgesprek d.d. 10 april 2008, 20:10:04, Z1, p. 1109.
93.tapgesprek d.d. 11 april 2008, 22:01:24, Z1, p. 1117.
94.tapgesprek d.d. 14 april 2008, 14:28:58, Z2, p. 1259.
95.tapgesprek d.d. 14 april 2008, 18:19:30, Z1, p. 1130-1131.
96.tapgesprek d.d. 12 april 2008, 20:12:03, Z1, p. 1123.
97.tapgesprek d.d. 13 april 2008, 20:56:34, Z1, p. 1128.
98.tapgesprek d.d. 17 april 2008, 18:28:40, Z1, p. 1138-1139.
99.tapgesprek d.d. 17 april 2008, 17:04:08, Z1, p. 1136-1137.
100.tapgesprek d.d. 17 april 2008, 17:20:47, Z1, p. 1137-1138.
101.tapgesprek d.d. 20 april 2008, 17:06:19, Z1, p. 1152-1154.
102.tapgesprek d.d. 14 april 2008, 21:42:12, Z1, p. 1133.
103.tapgesprek d.d. 11 april 2008, 14:25:59, P [medeverdachte 5], p. 463.
104.tapgesprek d.d. 14 april 2008, 17:26:36, P [medeverdachte 5], p. 465.
105.tapgesprek d.d. 27 maart 2008, 08:28:22. Z1, p. 960.
106.tapgesprek d.d. 27 maart 2008, 07:34:25, Z1, p. 960.
107.tapgesprek d.d. 27 maart 2008, 20:35:05, Z1, p. 966.
108.tapgesprek d.d. 28 maart 2008, 22:34:46, Z1, p. 981.
109.tapgesprek d.d. 28 maart 2008, 23:03:26, Z1, p. 984.
110.tapgesprek d.d. 29 maart 2008, 15:36:50, Z1, p. 1000.
111.tapgesprek d.d. 31 maart 2008, 22:57:34, Z1, p. 1021.
112.tapgesprek d.d. 31 maart 2008, 16:10:43, Z1, p. 1022-1023.
113.tapgesprek d.d. 5 april 2008, 03:21:39, Z1, p. 1060.
114.tapgesprek d.d. 7 april 2008, 12:15:06, Z1, p. 1080.
115.tapklapper [medeverdachte 2].
116.tapgesprek d.d. 26 maart 2008, 17:57:03, Z1, p. 946.
117.tapgesprek d.d. 26 maart 2008, 17:52:06, Z1, p. 945-946.
118.tapgesprek d.d. 26 maart 2008, 18:00:14, Z1, p. 946-947.
119.tapgesprek d.d. 23 april 2008, 02:08, tapklapper [medeverdachte 4], p. 30.
120.tapgesprek d.d. 11 april 2008, 22:06:17, Z1, p. 1119.
121.pv huiszoeking d.d. 23 april 2008 (Nederlandse vertaling), B3, p. 854-860.
122.tapgesprek d.d. 20 april 2008, 20:43:35, Z1, 1154-1156. Mastgegevens: Maastricht/Gaetano Martinolaan/85//178000/31.
123.tapgesprek d.d. 22 april 2008, 22:57:21, P [medeverdachte 4], p. 18.
124.tapgesprek d.d. 26 maart 2008, 20:18:07, Z1, p. 956-958.
125.tapgesprek d.d. 28 maart 2008, 23:03:08, Z1, p. 984.
126.tapgesprek d.d. 12 april 2008, 20:51:48, P [medeverdachte 5], p. 465.
127.tapgesprek d.d. 14 april 2008, 17:26:36, P [medeverdachte 5], p. 465.
128.tapgesprek d.d. 23 april 2008, 02:08, tapklapper [medeverdachte 4], p. 30.
129.tapgesprek d.d. 22 maart 2008, 22:41:43, Z1, p. 902-903.
130.tapgesprek d.d. 26 maart 2008, 20:33:13, Z1, 904.
131.pv bevindingen d.d. 9 juni 2008, P [verdachte], p. 150-151 met bijlagen p. 152-205.
132.verwijzing: pv verhoor (politie Luik) [verdachte] d.d. 23 april 2008, Aanvulling IV Onderzoeksbevindingen [verdachte], niet doorgenummerd.
133.verwijzing: pv verhoor [verdachte] d.d. 5 mei 2008, P [verdachte], p. 103-105.
134.tapgesprek d.d. 11 april 2008, 22:06:17, Z1, p. 1119.
135.pv huiszoeking d.d. 23 april 2008 (Nederlandse vertaling), B3, p. 855.
136.tapgesprek d.d. 23 april 2008, 07:29:05, P [verdachte], p. 93-94.
137.verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting op 9 maart 2008, opgenomen in het pv van de zitting.
138.pv bevindingen rechtshulp verzoek Spanje, p. 2, pv nr AMB-27066525, dossier nr 2008012802 V01 A. [verdachte].