5. De beoordeling:
5.1
De gevorderde voorlopige voorziening komt alleen voor toewijzing in aanmerking als in dit geding aan de hand van de thans bekende feiten en omstandigheden de verwachting is gewettigd dat in een eventueel tussen partijen te voeren bodemprocedure een soortgelijke vordering van [eiser] tot ongedaanmaking van de functiewijziging tot toewijzing daarvan kan leiden.
5.2
In dit geding staat vast dat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst geen eenzijdig wijzigingsbeding kent. Voorts is niet in geschil dat [eiser] niet heeft ingestemd met de wijziging van zijn functie. In tegendeel, [eiser] heeft van meet af aan geweigerd de als alternatief aangeboden functie van dealer fleetsales manager te aanvaarden.
Deze omstandigheid maakt dat nu de kern van het verweer van [gedaagde] erop neer komt dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden omdat [eiser] in de ogen van [gedaagde] in de aangestelde functie van verkoopleider niet functioneert, op grond van bestaande jurisprudentie de handelwijze van [gedaagde] om [eiser] als alternatief voor de functie van verkoopleider de functie van dealer fleetsales manager aan te bieden moet worden beoordeeld naar de in artikel 7:611 BW neergelegde criteria. Bij die oordeelsvorming moet tegen elkaar worden afgewogen dat het in het algemeen tot de beleidsvrijheid van de ondernemer behoort om op grond van bedrijfseconomische en organisatorische redenen beslissingen te nemen die in het belang van de onderneming zijn en dat de werknemer op redelijke voorstellen van de ondernemer/werkgever, verband houdende met gewijzigde omstandigheden behoort in te gaan en dat de werknemer dergelijke voorstellen alleen mag afwijzen wanneer aanvaarding ervan redelijkerwijze niet van hem gevergd kan worden. Hierbij dient nog aangetekend te worden dat niet snel wordt aangenomen dat een gesteld zwaarwegend belang eenzijdige wijziging van de individuele arbeidsvoorwaarden rechtvaardigt
5.3
Nu in het onderhavige geval de gewijzigde omstandigheden volgens [gedaagde] in het functioneren van [eiser] zelf liggen en [eiser] gemotiveerd heeft betwist dat de negatieve beoordeling van zijn vaardigheden als verkoopleider [merk] personenwagens op zijn conto dient te worden geschreven, is voor de uitkomst van deze procedure van belang de beantwoording van de vraag of aannemelijk is geworden dat [gedaagde] [eiser] voldoende mogelijkheden heeft geboden om zijn functioneren te verbeteren alvorens hem uit de functie te ontheffen en een andere functie zonder leidinggevende aspecten aan te bieden, voor zover al sprake zou zijn geweest van disfunctioneren.
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter moet die vraag ontkennend worden beantwoord.
5.4
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] hiertoe enerzijds heeft aangevoerd dat zij regelmatig gesprekken met [eiser] heeft gevoerd om het tij te keren, maar [eiser] de toegestoken hand van [gedaagde] niet heeft opgepakt en zij anderzijds heeft betoogd dat [eiser] zich onttrok aan de wekelijks te voeren coachingsgesprekken. Daargelaten dat [gedaagde] ten aanzien van dit volgens haar essentiële punt in deze procedure een tegenstrijdig standpunt inneemt, had zij toen zij constateerde dat [eiser] zich volgens haar aan de coachingsgesprekken onttrok, op grond van de bestaande gezagsverhouding [eiser] kunnen verplichten om aan die gesprekken deel te nemen.
De kantonrechter stelt verder vast dat een bewijs voor de gestelde coachings- en verbetergesprekken ontbreekt.
[eiser] heeft ook betwist dat er dergelijke verbetergesprekken hebben plaatsgevonden en hij heeft hiertoe aangevoerd dat gezien de werkdruk er hooguit op een heel vluchtige wijze korte gesprekjes zijn geweest maar dat van de gestelde begeleiding en ondersteuning vrijwel niets terecht is gekomen.
Een concreet, gefaseerd verbetertraject is door [gedaagde] dus helemaal niet ingezet, althans daar is niets van gebleken in deze procedure.
Nu hierboven is vastgesteld dat niet snel wordt aangenomen dat een gesteld zwaarwegend belang eenzijdige wijziging van de individuele arbeidsvoorwaarden rechtvaardigt en op grond van hetgeen [gedaagde] heeft aangevoerd niet kan worden vastgesteld dat er een verbeteringstraject met evaluatiemomenten is afgesproken, mede gezien de korte periode die [eiser] is gegund om zich als verkoopleider [merk] personenwagens te bewijzen, terwijl onbetwist is gesteld dat [eiser] bij (gedaagde] een aantal jaren succesvol als filiaalleider actief is geweest en dit naar het oordeel van de kantonrechter toch ook een functie is met leidinggevende aspecten, staat vast dat de eenzijdig door [gedaagde] doorgevoerde functiewijziging de toets der kritiek niet kan doorstaan.
5.5
Het voorgaande brengt mee dat de kantonrechter voorshands, op grond van de thans voorliggende gegevens, van oordeel is dat niet aannemelijk is geworden dat [gedaagde] [eiser] voldoende kans heeft gegeven om zich als verkoopleider te bewijzen. In het verlengde hiervan ligt dat het ontheffen van [eiser] uit zijn functie als verkoopleider en het plaatsen van [eiser] in de (speciaal voor hem gecreëerde) functie van dealer fleetsales manager - veel meer een staffunctie zonder leidinggevende aspecten - onder de omstandigheden van dit geval niet als een redelijk aanbod kan worden aangemerkt dat [eiser] in redelijkheid diende te aanvaarden.
Hieruit volgt dat de door [eiser] bij wijze van voorlopige voorziening gevorderde wedertewerkstelling in zijn functie van verkoopleider [merk] personenwagens op straffe van de gevorderde dwangsom zal worden toegewezen. In verband met de inmiddels ontstane feitelijke situatie binnen de onderneming van [gedaagde] zal [gedaagde] een termijn van zes weken worden gegund om aan de beslissing in dit vonnis te kunnen voldoen.
5.6
Daargelaten dat deze beslissing inhoudt dat de door [gedaagde] geformuleerde vordering voor recht te verklaren dat [gedaagde] [eiser] terecht in de functie van dealer fleetsales manager heeft geplaatst, niet kan worden toegewezen, biedt, voor zover [gedaagde] die vordering heeft bedoeld in de zin van een reconventionele eis, deze kort gedingprocedure procesrechtelijk gezien daarvoor ook geen mogelijkheden.
5.7
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.
6. De uitspraak:
De kantonrechter:
beveelt [gedaagde] om [eiser] bij wijze van voorlopige voorziening binnen zes weken na betekening van dit vonnis toe te laten en in staat te stellen om zijn werkzaamheden als verkoopleider [merk] personenwagens – met de daarbij behorende taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden – zonder enige beperking uit te voeren, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere dag dat [gedaagde], zes weken na betekening van dit vonnis, [eiser] niet in de gelegenheid stelt zijn zojuist omschreven werkzaamheden te verrichten;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding tot hiertoe gerezen aan de zijde van [eiser] en begroot die kosten op € 592,44, zijnde € 107,-- aan griffierechten, € 85,44 aan explootkosten en € 400,-- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. P. Hoekstra, kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.