ECLI:NL:RBMAA:2008:BH9185

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
4 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
314447 CV EXPL 08-10156
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot herplaatsing in functie van verkoopleider na functiewijziging door werkgever

In deze zaak vordert eiser, die sinds 1 juli 1997 in dienst is bij gedaagde, een voorlopige voorziening om hem toe te laten tot zijn werkzaamheden als verkoopleider van Mercedes-personenwagens. Eiser is per 1 april 2008 in deze functie aangesteld, maar werd op 11 oktober 2008 door de directeur van gedaagde medegedeeld dat hij per 1 december 2008 uit deze functie zou worden ontheven. Gedaagde stelde dat de prestaties van eiser onvoldoende waren en bood hem een alternatieve functie aan zonder leidinggevende verantwoordelijkheden. Eiser heeft deze wijziging van zijn functie betwist en stelt dat hij niet de kans heeft gekregen om zich als verkoopleider te bewijzen. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiser voldoende mogelijkheden heeft gekregen om zijn functioneren te verbeteren. De kantonrechter wijst de vordering van eiser toe en beveelt gedaagde om eiser binnen zes weken na betekening van het vonnis toe te laten tot zijn werkzaamheden als verkoopleider, op straffe van een dwangsom. Gedaagde wordt ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Heerlen
zaak/rolno: 314447 CV EXPL 08-10156
typ: LD
coll:
Vonnis ex artikel 254 Rv van de kantonrechter d.d. 4 december 2008
inzake
[eiser]
wonende aan de [adres],
gemachtigde: mr. E.V.C. Savelkoul,
en
[gedaagde]
gevestigd en kantoor houdende aan de [adres]
gemachtigde mr. P. Wassen.
1. Verloop van de procedure:
Eiser, verder te noemen: [eiser], heeft een dagvaarding ingediend en hij heeft zijn vorderingen ter zitting van 27 november 2008 laten toelichten door zijn gemachtigde, die zich daarbij heeft bediend van een pleitnota.
Gedaagde, verder aan te duiden als [gedaagde], heeft een conclusie van antwoord genomen en ter zitting haar standpunten nog doen toelichten door haar gemachtigde. Deze heeft zich daarbij eveneens bediend van een pleitnota.
Nadat beide partijen vervolgens nog in tweede termijn aan het woord zijn geweest, is de behandeling van de zaak geschorst ten einde partijen de gelegenheid te bieden zich te beraden over een minnelijke oplossing van het geschil.
Na hervatting van de behandeling hebben partijen medegedeeld dat zij er niet in geslaagd zijn hun geschil in der minne te regelen. Zij hebben vervolgens gevraagd vonnis te wijzen.
De uitspraak daarvan is op heden vastgesteld.
2. Het geschil:
2.1
[eiser], geboren op [geboortedatum], is sedert 1 juli 1997 in dienst bij [gedaagde]. Na het eerste jaar een stageplaats te hebben gehad is hij vervolgens als autoverkoper bij [gedaagde] in dienst geweest. Sedert 1 april 2006 is hij vestigingsmanager van een filiaal van [[gedaagde].
[gedaagde] is per 1 april 2008 verkocht aan de firma [H.] Hierbij is al het personeel van [gedaagde] overgegaan naar de firma [H.] Alleen [eiser] is bij de [gedaagde]groep werkzaam gebleven.
[eiser] is na de verkoop van de [tak] voor onbepaalde tijd bij [gedaagde] in dienst getreden als verkoopleider [merk] personenwagens. Een en ander tegen een maandsalaris van € 3.900,-- (inclusief een garantieprovisie van € 1.100,-- per maand en exclusief 8% vakantietoeslag) en met behoud van de bij [gedaagde] opgebouwde dienstjaren.
Direct na de start als verkoopleider bij [gedaagde] heeft [gedaagde] een inwerkplan/programma opgesteld voor [eiser] en heeft [eiser] in dat kader aan een assessment deelgenomen.
2.2
Op 11 oktober 2008 heeft de directeur van [gedaagde] [eiser] (mondeling) medegedeeld dat hij [eiser] per 1 december 2008 uit de functie van verkoopleider zou ontheffen.
Bij brief van 14 oktober 2008 deelt [gedaagde] aan [eiser] mede:
Naar aanleiding van onze gesprekken van de afgelopen dagen en de gang van zaken, deze notitie.
Je hebt je de afgelopen 6 maanden met hart en ziel ingezet in je functie als verkoopleider PW. Helaas hebben wij moeten constateren dat de output van je functioneren onvoldoende blijft.
Zelfs na het "uitkleden " van je verkoopleidersfunctie (door het overnemen en anders organiseren van diverse verkoopleiderstaken) en de begeleiding die ondergetekende je heeft gegeven, is en was er onvoldoende progressie te bespeuren. Een vervelende situatie die voor eenieder een frustrerend gevoel oplevert.
Het accepteren van deze niet gewenste situatie is bedrijfseconomisch niet verantwoord. Ik heb je daarom medegedeeld dat ik de functie van verkoopleider anders ga (moet gaan) invullen. Meteen daarbij heb ik jou aangeboden de functie van dealerfleetsales manager te accepteren.
Concreet houdt dat dit dat je vanuit [plaats] werkzaam blijft. Drie dagen PW showroomdienst, onder begeleiding van de nieuwe verkoopleider PW en twee dagen dealerfleetsales onder de directe supervisie van onze verkoopdirecteur. In de praktijk zal deze tijdsinvulling in elkaar overlopen.
[eiser], wij beiden hadden een andere verwachting van je invulling van de functie verkoopleider PW. Maar als iets niet lukt, moeten wij ook realistisch zijn en durven te schakelen. Dit is voor niemand een prettige situatie, doch wel een gegeven waar wij mee moeten omgaan.
Ik hoop van harte dat ik op je kan rekenen als dealerfleetsales-manager bij [gedaagde].
Ondertekenend met vriendelijke groet.
2.3
Nadat [eiser] bij emailbericht van 15 oktober 2008 [gedaagde] heeft laten weten dat hij niet akkoord gaat met het voorstel van [gedaagde] en de functie van dealerfleetsales-manager niet interessant vindt, heeft [eiser] zich ziek gemeld.
De geraadpleegde Arbo-arts heeft aan [eiser] (en [gedaagde]) laten weten dat [eiser] in staat is te werken en het zich niet lekker voelen verband houdt met het ontstane arbeidsgeschil met [gedaagde]. [eiser] is daarop bij [gedaagde] aan het werk gegaan als verkoper.
[eiser] heeft zijn gemachtigde bij brief van 29 oktober 2008 laten mededelen dat de functieverlaging niet gerechtvaardigd, althans voorbarig is en dat [eiser] daarmee niet instemt.
[eiser] sommeert in die brief [gedaagde] voorts om uiterlijk per 31 oktober 2008 vóór 14.00 uur aan zijn gemachtigde te bevestigen dat zij [eiser] opnieuw toelaat en in staat stelt om zijn werkzaamheden als verkoopleider [merk] personenwagens bij [gedaagde] met de daarbijhorende taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden omgaand zonder enige beperking uit te voeren.
2.4
Per emailbericht van 29 oktober 2008 heeft [gedaagde] aan de gemachtigde medegedeeld dat [gedaagde] bij haar standpunt blijft dat [eiser] niet geschikt is voor de invulling van de functie van verkoopleider.
3. De vordering:
3.1
[eiser] vordert bij wege van voorlopige voorziening:
Primair:
1. om [gedaagde] te bevelen [eiser] toe te laten om zijn werkzaamheden als verkoopleider [merk] Personenwagens – met de daarbij behorende taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden – omgaand en zonder enige beperking uit te voeren;
2. om [gedaagde] te veroordelen tot een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere dag dat zij [eiser] niet in de gelegenheid stelt zijn werkzaamheden als bedoeld onder 1 te verrichten;
subsidiair:
3. een voorziening te treffen die de kantonrechter in goede justitie rechtvaardig geboden acht;
primair en subsidiair:
4. – kort gezegd – [gedaagde] in de kosten van deze procedure te veroordelen.
3.2
[eiser] stelt ter onderbouwing van zijn vordering in aanvulling op hetgeen hierboven onder 2 al als vaststaand is aangenomen nog het navolgende.
Bij de verkoop van [gedaagde] aan de firma [H.] in maart 2008 heeft [gedaagde] [eiser] uitdrukkelijk verzocht om bij haar als verkoopleider [merk] personenwagens aan de slag te gaan. In verband met het feit dat hij toen al 11 jaar bij [gedaagde] in dienst was en een assessment ging doen, wist [gedaagde] op voorhand wie zij in huis haalde of wie zij in huis wilde houden. In het verlengde hiervan voert [eiser] nog aan dat de doorslaggevende reden voor hem om van de carrière bij [H.] af te zien is geweest dat [gedaagde] hem een glansrijke carrière bij haar toezegde en dat hij bij [gedaagde] de nodige ruimte zou krijgen om zich in de functie van verkoopleider te kunnen ontwikkelen. Het feit dat hij op grond van de door [gedaagde] gedane toezegging in dienst is gebleven, betekende in feite immers een stap terug in zijn carrière omdat hij bij [H.] filiaalleider zou kunnen blijven. Met het oog op de toezeggingen achtte hij de (tijdelijke) stap terug evenwel een investering in de toekomst. Dit een en ander in de overtuiging dat nadat hij het nodige over het merk [auto] had bijgeleerd, met de toegezegde ondersteuning door en begeleiding van [gedaagde], gezien de wijze waarop hij al als filiaalhouder had gefunctioneerd, naar volle tevredenheid deze functie zou gaan uitoefenen.
Ondanks dat volgens [eiser], na zijn deelname aan het assessment, naar voren is gekomen dat hij, met ter harte nemen van enkele aanbevelingen, geschikt moet worden geacht voor de functie van verkoopleider [merk] personenwagens, is [eiser] volgens [gedaagde] niet uit de verf gekomen. Als daarvan al sprake is, dan is dat in de ogen van [eiser] mede het gevolg van het feit dat [gedaagde] de gedane toezeggingen om hem te ondersteunen niet is nagekomen.
Immers toen hij in april aanving, was het verkoopteam incompleet. Er was en dat is thans nog steeds het geval, geen occasionmanager. [eiser] heeft het de eerste maanden moeten doen met een nog onervaren junior-verkoper en een senior-verkoper, waarbij hij aantekent dat wegens een personeelstekort in de vestiging [plaats] de junior-verkoper in elk geval elke vrijdag in [plaats] werd tewerkgesteld. Eerst medio juli is die situatie gewijzigd. De functie van occasionmanager staat evenwel nog steeds open met hierbij de opmerking dat al de kandidaten die [eiser] voor deze functie heeft voorgedragen door [gedaagde] niet zijn geaccepteerd.
[eiser] is van mening dat als rekening wordt gehouden met zojuist genoemde omstandigheden hij, in de vijf maanden die hij effectief voor [gedaagde] als verkoopleider actief is geweest, de nodige successen heeft geboekt.
De grote voorraad nieuwe personenwagens is immers substantieel teruggebracht; de kwartaalbonussen voor het tweede en derde kwartaal zijn gerealiseerd; ondanks het ontbreken van een occasionmanager heeft hij de voorraad aan occasions weten te verminderen. Op grond van deze resultaten heeft [gedaagde] het verkoopteam beloond met een dinertje en een stapavond.
Hij wijst er verder nog op dat als indicatie voor zijn goede optreden is aan te merken dat de CSI-index (de parameter binnen [merk] NL voor de klant-tevredenheid) in de periode van 1 januari 2008 tot en met oktober 2008 van 76% is gestegen naar 82,9%.
Naar aanleiding hiervan en op grond van het feit dat in de arbeidsovereenkomst geen eenzijdig wijzigingsbeding is opgenomen, moet volgens [eiser] in deze zaak gelden dat de actie van [gedaagde] om [eiser] in een andere functie te plaatsen niet op redelijke gronden is gebeurd. Deze actie dient dus als voorbarig en niet gerechtvaardigd te worden geduid. Dit klemt zeer nu [gedaagde] de functiewijzging grondt op disfunctioneren maar in de brief van 14 oktober 2008 op geen enkele wijze onderbouwt waarom [gedaagde] van mening is dat de arbeidsprestaties van [eiser] ontoereikend zijn geweest en [gedaagde] met betrekking daartoe ook niet heeft verwezen naar verslagen van functionerings- en/of beoordelingsgesprekken en/of waarschuwingsbrieven, waaruit eenduidig is op te maken dat [eiser] niet voldoet en of en hoe hij zich eventueel kan en moet verbeteren.
[eiser] is van mening dat nu hij ondanks het gebrek aan de benodigde en toegezegde ondersteuning en begeleiding, die zijn inmiddels al op zijn plek geplaatste opvolger kennelijk wel krijgt, toch in vijf maanden tijd een deugdelijke arbeidsprestatie heeft neergezet, er geen sprake kan zijn van disfunctioneren. Hierdoor is – nu ook een leidinggevende kant in de nieuwe functie ontbreekt - de functiewijziging in zijn ogen een demotie en kan in redelijkheid aanvaarding van de voorgestelde functiewijziging niet van hem gevergd worden.
4. Het verweer:
[gedaagde] betwist de vordering en voert daartoe het navolgende aan:
[gedaagde] stelt voorop dat [eiser] bij [gedaagde] goed tot uitstekend heeft gefunctioneerd. Op grond daarvan en het feit dat hij 11 jaren ervaring had, heeft [gedaagde] [eiser] per 1 april 2008 als verkoopleider [merk] personenwagens in dienst genomen na met hem een inwerkplan/programma te hebben besproken en dit nadien te hebben opgemaakt en overeengekomen te zijn. Bij begin van zijn werk als verkoopleider is tevens onder de noemer ‘aktiepunten’ aan [eiser] kenbaar gemaakt dat in zijn nieuwe functie de prioriteiten voor [gedaagde] lagen in het onderdeel “gebruikte auto’s” en “verkoop” met het subonderdeel “autoline”.
Anders dan [eiser] concludeert uit het assessmentrapport, blijkt daar volgens [gedaagde] uit dat, gelet op zijn matige score, [eiser], na te hebben gewerkt aan de in het rapport opgenomen verbeterpunten, een goede kandidaat zou kunnen zijn voor het verkoopleiderschap.
Die verwachting is niet uitgekomen. Naar de mening van [gedaagde] mede vanwege het feit dat [eiser] ter zake het werken aan de genoemde verbeterpunten, de wekelijkse coachingsgesprekken uit de weg is gegaan en hij ook ten aanzien van de genoemde prioriteiten de gestelde verwachtingen niet heeft ingelost.
Nadat op zeker moment was gebleken dat [eiser] met zijn team 2481 openstaande c.q. op te volgen klantencontacten had staan, heeft [gedaagde] omwille van het bedrijfsbelang moeten ingrijpen, door taken uit het pakket van [eiser] te halen en deze aan haar directeur toe te bedelen. Dit in eerste instantie om hem nog de kans te geven toch te kunnen slagen in zijn functie van verkoopleider en om te vermijden dat hij als persoon beschadigd zou worden.
Die maatregel noch verdere uitholling van zijn functie leverden evenwel het gewenste resultaat op. [gedaagde] heeft daarop en rekening houdend met de specifieke kwaliteiten van [eiser] alsmede rekening houdend met diens belangen en de belangen van de onderneming in de interne organisatie naar alternatieve functies voor [eiser] gekeken. In overleg met de importeur, die op de hoogte was van de perikelen rond [eiser] bij de [gedaagde]-groep, is [eiser] uitermate geschikt geacht voor de nieuwe, door de importeur gecreëerde functie van dealer fleetsales manager (verkoop van wagenparken). Een functie waarbij hij geen leidinggevende aspecten hoeft mee te dragen maar waarvoor hij, gezien zijn achtergrond uitermate geschikt zal zijn en welke geschiktheid de reden is dat [gedaagde] hem heel graag voor haar onderneming wil behouden.
[gedaagde] betoogt met betrekking tot deze functie dat anders dan [eiser] meent, deze functie in relatie met de uitgeholde verkoopleidersfunctie een upgrading is. In dit licht bezien, kan er geen sprake zijn van een degradatie van [eiser].
Gezien het bedrijfsbelang, het feit dat zijn loon onveranderd blijft en [gedaagde] bij acceptatie van de nieuwe functie een opleidingsproject van € 20.000,-- voor [eiser] bekostigt, brengt dit mee dat [eiser] in deze alternatieve functie geheel tot zijn recht komt in de onderneming van [gedaagde]. Hierbij sluit [gedaagde] niet uit dat [eiser] in de toekomst alsnog in aanmerking kan komen voor een leidinggevende functie.
Volgens [gedaagde] volgt uit dit alles voorts dat de stelling van [eiser] dat [gedaagde] onvoldoende ondersteuning heeft geboden niet als juist kan worden aanvaard. In dit verband wijst [gedaagde] erop dat er regelmatig gesprekken met [eiser] zijn geweest teneinde het tij te keren. Die gesprekken hebben niet het gewenste resultaat opgeleverd. Dit mede vanwege het feit dat [eiser] de toegestoken hand van [gedaagde] niet heeft vastgepakt.
Wanneer dit een en ander wordt gerelateerd aan de directiebevoegdheid van [gedaagde], is [gedaagde] van mening dat zij onder deze omstandigheden rechtmatig heeft gehandeld door [eiser] deze alternatieve functie aan te bieden. [gedaagde] vordert op grond hiervan voor recht te verklaren dat [gedaagde] terecht de functie van verkoopleider personenwagens [merk] heeft omgezet in de functie van Dealer Fleetsales Manager.
5. De beoordeling:
5.1
De gevorderde voorlopige voorziening komt alleen voor toewijzing in aanmerking als in dit geding aan de hand van de thans bekende feiten en omstandigheden de verwachting is gewettigd dat in een eventueel tussen partijen te voeren bodemprocedure een soortgelijke vordering van [eiser] tot ongedaanmaking van de functiewijziging tot toewijzing daarvan kan leiden.
5.2
In dit geding staat vast dat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst geen eenzijdig wijzigingsbeding kent. Voorts is niet in geschil dat [eiser] niet heeft ingestemd met de wijziging van zijn functie. In tegendeel, [eiser] heeft van meet af aan geweigerd de als alternatief aangeboden functie van dealer fleetsales manager te aanvaarden.
Deze omstandigheid maakt dat nu de kern van het verweer van [gedaagde] erop neer komt dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden omdat [eiser] in de ogen van [gedaagde] in de aangestelde functie van verkoopleider niet functioneert, op grond van bestaande jurisprudentie de handelwijze van [gedaagde] om [eiser] als alternatief voor de functie van verkoopleider de functie van dealer fleetsales manager aan te bieden moet worden beoordeeld naar de in artikel 7:611 BW neergelegde criteria. Bij die oordeelsvorming moet tegen elkaar worden afgewogen dat het in het algemeen tot de beleidsvrijheid van de ondernemer behoort om op grond van bedrijfseconomische en organisatorische redenen beslissingen te nemen die in het belang van de onderneming zijn en dat de werknemer op redelijke voorstellen van de ondernemer/werkgever, verband houdende met gewijzigde omstandigheden behoort in te gaan en dat de werknemer dergelijke voorstellen alleen mag afwijzen wanneer aanvaarding ervan redelijkerwijze niet van hem gevergd kan worden. Hierbij dient nog aangetekend te worden dat niet snel wordt aangenomen dat een gesteld zwaarwegend belang eenzijdige wijziging van de individuele arbeidsvoorwaarden rechtvaardigt
5.3
Nu in het onderhavige geval de gewijzigde omstandigheden volgens [gedaagde] in het functioneren van [eiser] zelf liggen en [eiser] gemotiveerd heeft betwist dat de negatieve beoordeling van zijn vaardigheden als verkoopleider [merk] personenwagens op zijn conto dient te worden geschreven, is voor de uitkomst van deze procedure van belang de beantwoording van de vraag of aannemelijk is geworden dat [gedaagde] [eiser] voldoende mogelijkheden heeft geboden om zijn functioneren te verbeteren alvorens hem uit de functie te ontheffen en een andere functie zonder leidinggevende aspecten aan te bieden, voor zover al sprake zou zijn geweest van disfunctioneren.
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter moet die vraag ontkennend worden beantwoord.
5.4
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] hiertoe enerzijds heeft aangevoerd dat zij regelmatig gesprekken met [eiser] heeft gevoerd om het tij te keren, maar [eiser] de toegestoken hand van [gedaagde] niet heeft opgepakt en zij anderzijds heeft betoogd dat [eiser] zich onttrok aan de wekelijks te voeren coachingsgesprekken. Daargelaten dat [gedaagde] ten aanzien van dit volgens haar essentiële punt in deze procedure een tegenstrijdig standpunt inneemt, had zij toen zij constateerde dat [eiser] zich volgens haar aan de coachingsgesprekken onttrok, op grond van de bestaande gezagsverhouding [eiser] kunnen verplichten om aan die gesprekken deel te nemen.
De kantonrechter stelt verder vast dat een bewijs voor de gestelde coachings- en verbetergesprekken ontbreekt.
[eiser] heeft ook betwist dat er dergelijke verbetergesprekken hebben plaatsgevonden en hij heeft hiertoe aangevoerd dat gezien de werkdruk er hooguit op een heel vluchtige wijze korte gesprekjes zijn geweest maar dat van de gestelde begeleiding en ondersteuning vrijwel niets terecht is gekomen.
Een concreet, gefaseerd verbetertraject is door [gedaagde] dus helemaal niet ingezet, althans daar is niets van gebleken in deze procedure.
Nu hierboven is vastgesteld dat niet snel wordt aangenomen dat een gesteld zwaarwegend belang eenzijdige wijziging van de individuele arbeidsvoorwaarden rechtvaardigt en op grond van hetgeen [gedaagde] heeft aangevoerd niet kan worden vastgesteld dat er een verbeteringstraject met evaluatiemomenten is afgesproken, mede gezien de korte periode die [eiser] is gegund om zich als verkoopleider [merk] personenwagens te bewijzen, terwijl onbetwist is gesteld dat [eiser] bij (gedaagde] een aantal jaren succesvol als filiaalleider actief is geweest en dit naar het oordeel van de kantonrechter toch ook een functie is met leidinggevende aspecten, staat vast dat de eenzijdig door [gedaagde] doorgevoerde functiewijziging de toets der kritiek niet kan doorstaan.
5.5
Het voorgaande brengt mee dat de kantonrechter voorshands, op grond van de thans voorliggende gegevens, van oordeel is dat niet aannemelijk is geworden dat [gedaagde] [eiser] voldoende kans heeft gegeven om zich als verkoopleider te bewijzen. In het verlengde hiervan ligt dat het ontheffen van [eiser] uit zijn functie als verkoopleider en het plaatsen van [eiser] in de (speciaal voor hem gecreëerde) functie van dealer fleetsales manager - veel meer een staffunctie zonder leidinggevende aspecten - onder de omstandigheden van dit geval niet als een redelijk aanbod kan worden aangemerkt dat [eiser] in redelijkheid diende te aanvaarden.
Hieruit volgt dat de door [eiser] bij wijze van voorlopige voorziening gevorderde wedertewerkstelling in zijn functie van verkoopleider [merk] personenwagens op straffe van de gevorderde dwangsom zal worden toegewezen. In verband met de inmiddels ontstane feitelijke situatie binnen de onderneming van [gedaagde] zal [gedaagde] een termijn van zes weken worden gegund om aan de beslissing in dit vonnis te kunnen voldoen.
5.6
Daargelaten dat deze beslissing inhoudt dat de door [gedaagde] geformuleerde vordering voor recht te verklaren dat [gedaagde] [eiser] terecht in de functie van dealer fleetsales manager heeft geplaatst, niet kan worden toegewezen, biedt, voor zover [gedaagde] die vordering heeft bedoeld in de zin van een reconventionele eis, deze kort gedingprocedure procesrechtelijk gezien daarvoor ook geen mogelijkheden.
5.7
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.
6. De uitspraak:
De kantonrechter:
beveelt [gedaagde] om [eiser] bij wijze van voorlopige voorziening binnen zes weken na betekening van dit vonnis toe te laten en in staat te stellen om zijn werkzaamheden als verkoopleider [merk] personenwagens – met de daarbij behorende taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden – zonder enige beperking uit te voeren, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere dag dat [gedaagde], zes weken na betekening van dit vonnis, [eiser] niet in de gelegenheid stelt zijn zojuist omschreven werkzaamheden te verrichten;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding tot hiertoe gerezen aan de zijde van [eiser] en begroot die kosten op € 592,44, zijnde € 107,-- aan griffierechten, € 85,44 aan explootkosten en € 400,-- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. P. Hoekstra, kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.