4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 10 december 2005 samen met een ander [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2 en getuige] in hun woning heeft overvallen en dat daarbij geweld is gebruikt. Dit standpunt is gebaseerd op onder andere de aangifte van [naam slachtoffer 1], de verklaring van de getuige [naam slachtoffer 2 en getuige] en het aantreffen van een bivakmuts in de woning waarop bij het Nederlands Forensisch Instituut DNA-kenmerken van verdachte en een andere persoon zijn waargenomen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft geconcludeerd tot vrijspraak. Zij heeft daartoe, kort samengevat, aangevoerd dat het signalement van de overvaller op de benedenverdieping niet past op verdachte. Verdachte zou dan de overvaller op de bovenverdieping moeten zijn geweest. Van die persoon is de muts afgetrokken, maar hij is door de slachtoffers niet herkend. Het is niet waarschijnlijk dat dit verdachte zou zijn, want een van de slachtoffers schat deze persoon 22-23 jaar oud, terwijl verdachte 38 is.
Voorts is veel onduidelijkheid over het kenteken dat door slachtoffer [naam slachtoffer 2 en getuige] is waargenomen, nu de politie dit in verschillende varianten heeft genoteerd. Niet duidelijk is om welk kenteken het precies gaat. Ook past de omschrijving van de auto door dit slachtoffer niet exact op de auto die verdachte in gebruik had.
Het feit dat op de in de woning aangetroffen muts, die van een van de daders is afgetrokken, DNA zit van verdachte, is geen bewijs dat hij een van de daders is. Op de muts is namelijk ook DNA van een ander aangetroffen en de muts is volgens verdachte niet lang voor de overval uit de auto van verdachte gestolen. Niet is uit te sluiten dat een ander de dader is.
Tot slot heeft slachtoffer [naam slachtoffer 2 en getuige] tijdens de fotoconfrontatie de foto van verdachte aangewezen en gezegd dat hij niet de dader is.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
[naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2 en getuige] hebben aangifte gedaan dat zij ’s avonds op 10 december 2005 in de woning van [naam slachtoffer 1] zijn overvallen door twee personen met bivakmutsen op. Daarbij is geweld gebruikt – zo zou [naam slachtoffer 1] op de grond zijn gegooid – en is met geweld gedreigd. De overvallers zouden telefoons en geld hebben gestolen.
De enige concrete aanwijzing in het dossier dat verdachte in de woning is geweest ten tijde van deze overval, is de in de woning gevonden bivakmuts. Deze is van het hoofd van een van de overvallers getrokken. Er is celmateriaal op aangetroffen afkomstig van verdachte en ten minste één ander individu. Dat verdachte dus een van de overvallers is geweest, kan niet als conclusie worden getrokken, omdat niet valt uit te sluiten dat het juist de persoon was van wie ook celmateriaal is aangetroffen, die daar de overval pleegde.
In dit verband moet verder worden opgemerkt dat getuige [naam slachtoffer 2 en getuige] heeft verklaard op enig moment tijdens de overval het gezicht van beide overvallers te hebben gezien. Zij heeft hen toen niet herkend noch tijdens een later gehouden fotoconfrontatie. Wel heeft zij toen bij de foto van verdachte opgemerkt “die is het zeker niet”.
In het dossier is de enige andere link met verdachte het kenteken van de door [naam slachtoffer 2 en getuige] kort na de overval waargenomen auto. Het kenteken van deze auto lijkt op het kenteken van de bij verdachte in gebruik zijnde auto of is eraan gelijk – nu in het dossier niet consequent van hetzelfde kenteken is uitgegaan, bestaat onduidelijkheid of [naam slachtoffer 2 en getuige] toen de bij verdachte in gebruik zijnde auto heeft gezien of een andere auto.
Al met al is er geen sluitend bewijs dat verdachte een van de overvallers in de woning van [naam slachtoffer 1] is geweest op 10 december 2005. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken.