5. Bij gebrek aan wetenschap wordt door [eiseres] betwist dat:
- Visser & Smit heeft aangegeven dat er geen valrisico bestond;
- Visser & Smit het rapport van RPS Advies B.V. heeft goedgekeurd.
[eiseres] voor wat betreft de haar gegeven instructies verwijst naar het rapport van de Arbeidsinspectie: er zijn haar geen haar specifieke instructies gericht op de veiligheid gegeven en haar is niet te kennen gegeven dat zij de loopbrug niet mocht verlaten, althans niet zonder gebruik te maken van valbeveiliging.
[gedaagde] verwijst naar het door haar als zodanig genoemde "verslag instructies werkzaamheden theater Heerlen". Dit verslag is niet meer en niet minder dan een achteraf door de heer [betrokkene3], en een aantal medewerkers van [gedaagde] ondertekende verklaring, die overigens niet gedateerd is.
Ten overstaan van de heer L.M. Van der Stappen, rapporteur van de Arbeidsinspectie verklaart de heer [betrokkene3] (op 9 januari 2007 omstreeks 19.45 uur; productie 4 bij rapport Arbeidsinspectie):
" ... Specifiek betreffende de werkzaamheden boven het plafond is vanmorgen het volgende afgesproken:
- [eiseres] kreeg van mij de opdracht het stofvrij maken van balken, leuningen, kabelgoten vanaf de looppaden of stalen bordessen met leuningen. Ik heb [werkneemster]] vanmiddag omstreeks 11.30 uur verteld op [eiseres] te letten. Zij moest er op toezien dat zij niet van de stalen bordessen af zou gaan .... ".
In deze verklaring geeft deze getuige niet aan dat hij [eiseres] instructies/waarschuwingen heeft gegeven en aan haar waarschuwingen heeft gegeven. Hij heeft dat kennelijk wel gedaan aan mevrouw [werkneemster] op 7 februari 2007, waarbij hij verklaarde:
" ... 's Morgens, in Sittard, heb ik wel degelijk instructies gegeven. Het is dan nogal hectisch, omdat iedereen met verschillende zaken bezig is. Het is goed mogelijk, dat [eiseres] niet goed geluisterd heeft en de boodschap niet ontvangen heeft.".
Het feitelijke toezicht werd door de heer [betrokkene3] overgelaten aan mevrouw [werkneemster], waarover hij verklaart:
" ... [werkneemster]] wist precies wat er diende te gebeuren en op welke wijze dit uitgevoerd diende te worden. [werkneemster] hield toezicht op [eiseres]. Zij had nooit mogen toelaten, dat [eiseres] van het bordes afging en naast de bordessen werkte .... ".
Mevrouw [werkneemster] zelf verklaart nog in dit verband:
“…[eisres] had mij in de ochtend gevraagd of zij over het plafond, buiten het bordes kon lopen. Ik heb haar verteld: 'de rest weet ik niet, waar ik moet werken wel, maar ik moet gebruik maken van een veiligheidsgordel. Dit maakt voor jou niets uit, je moet werken vanaf het bordes. Alles wat jij vanaf het bordes kunt doen, kun jij meenemen. De rest doe ik.".
[eiseres] stelt dat haar een onduidelijke werkopdracht is gegeven. De aan [eiseres] gegeven opdracht, zoals de heer [betrokkene3] die heeft geformuleerd (waarbij hij achteraf niet uitsluit dat [eiseres] de boodschap niet had ontvangen) blijkt zeer algemeen van aard te zijn:
“…het stofvrij maken van balken, leuningen en kabelgoten".
Daaraan heeft mevrouw [werkneemster] een specifieke opdracht toegevoegd. Zij verklaart ten overstaan van de Arbeidsinspectie:
“…Ik heb haar gevraagd dit stuk plafond nog eens over te doen omdat dit niet geaccepteerd zou worden door de opdrachtgever. Ik heb haar erbij geroepen boven het bordes om te laten zien wat ik bedoelde. Volgens mij kon dit gemakkelijk door gebruik te maken van de stofzuigerstang .... Ik ga er van uit dat [eiseres] met een stofzuigerstang gewerkt heeft. Als u zegt dat er geen stofzuigerstang boven lag of stond, kan ik dit niet bevestigen. Volgens mij hebben wij deze wel mee naar boven genomen. Ik ben bang dat als er geen stofzuigerstang boven het plafond aanwezig was, dat zij ook in eerste instantie niet vanaf het bordes maar vanaf het plafond gewerkt heeft. Zonder stofzuigerstang kon [eiseres] namelijk nooit de hele plafondplaat schoon maken..”.
De opdracht aan [eiseres] was derhalve niet alleen vaag en algemeen, maar zelfs feitelijk onmogelijk uit te voeren.
[eiseres] heeft slechts begrepen dat het de bedoeling van [gedaagde] was, en begreep de aan haar gegeven (in eerste instantie impliciete, en vervolgens expliciete) opdracht ook als zodanig, dat zij dit deel tevens (beter) diende schoon te maken.
In dit verband heeft [eiseres] verklaard:
" ... 's Middags, dat was al na de pauze, ben ik op een gegeven moment het bordes afgestapt en op de grijze plafondvloer tussen het bordes en de plek waar ik later doorgevallen ben aan werken. Ik heb toen ook de stofzuiger van het bordes gehaald en op de plafondvloer gezet. Ik heb toen eerst de gehele vloer gestofzuigd tussen het bordes en de houten opstand, waar (naar later bleek) de gipsplaten op liggen. Daarna heb ik de bovenkant van de gipsplaten gestofzuigd. Ik stond hierbij op het grijze plafond naast het bordes. Dit lukte goed, tot ongeveer de helft, waar de rode buis lag. Verder kon ik niet komen. Daarna kwam [werkneemster]] kijken en zei mij, dat ik ook de rest van de platen, ook achter de buis moest schoonmaken. Omdat ik daar niet aan kon komen, ben ik toen helemaal bovenop gekropen en bovenop de platen gaan zitten stofzuigen. Op een gegeven moment ben ik toen door de plaat gezakt ... [werkneemster]] heeft zeker gezien, dat ik van het bordes af was en op het grijze plafond aan het stofzuigen was. Zij zei er niets over. Daarna gaf zij mij opdracht om ook achter de rode buis, die over de gipsplaten loopt te stofzuigen. [werkneemster]] heeft ook gezien, dat ik bovenop de
gipsplaten aan het werk was. Ik stond er gehurkt bovenop te stofzuigen en ging steeds rechtop staan om mij te verplaatsen. Ik zei nog tegen [werkneemster]]: " ... Het kraakt hier wel erg…
[eiseres] stelt dat zij niet beter wist dan dat zij de plafondconstructie moest schoonmaken.
Hierbij klemt dat [eiseres] er geen belang bij heeft om op plaatsen schoon te maken van welke de [gedaagde] zou hebben aangegeven dat daar niet schoongemaakt behoefde te worden. Wanneer [eiseres] terzake duidelijke restricties zouden zijn opgelegd, zou zij zich daar zeker aan hebben gehouden. Hiervan is echter in het geheel geen sprake geweest.
Gelet op het feit dat [gedaagde] zich ter afwending van aansprakelijkheid op uitdrukkelijke werkafspraken beroept, draagt zij terzake de bewijslast. Het eerder genoemde verslag instructies werkzaamheden kan in dat kader zeker niet tot afdoende bewijs dienen, nu [eiseres] dit verslag niet kent en bovendien niet mede voor akkoord heeft ondertekend.
Vast staat overigens dat haar kort voordat zij zich op de gipsplaten had begeven om daar schoonmaakwerkzaamheden te verrichten omdat zij met de stofzuiger die plek vanaf de loopbrug niet kon bereiken, geen (nadere) instructies of waarschuwingen zijn gegeven.
[gedaagde] spreekt zich overigens tegen. Aan de ene kant stelt [gedaagde] dat aan [eiseres] is verboden om de loopbrug te verlaten. Aan de andere kant stelt zij, op basis van de op dat moment bekende informatie, niet gehouden was om valbeschermingsmaatregelen te treffen, omdat het plafond beloopbaar zou zijn (hetgeen haar door Visser & Smit zou zijn medegedeeld). Daarbij geeft [gedaagde] aan dat aan [eiseres] geen opdracht is verstrekt om langs de randen van het plafond te werken.
In principe bedoelt [gedaagde] hiermee te zeggen dat, ware het zo dat het plafond beloopbaar zou zijn, geen valbescherming vereist zou zijn omdat een werknemer niet langs de randen zou hoeven werken, doch slechts op het midden van de vloer. Hoe stelt [gedaagde] zich dan voor dat een werknemer vanaf de loopbrug op het plafond komt?
Gevaar niet kenbaar en risico heeft zich niet verwezenlijkt?
[gedaagde] stelt dat het valrisico niet kenbaar was (kwam als zodanig niet naar voren uit de risico-inventarisatie) en dat er bij het werken vanaf de loopbrug geen valrisico bestond.
Er was echter wel degelijk sprake van een ernstig valrisico. Dat vloeit immers voort uit de feiten (mevrouw [werkneemster] had besloten (voor zich) valbeschermingsmiddelen te gebruiken). Dat [gedaagde] dit risico niet kende, kan in redelijkheid niet aan [eiseres] worden tegengeworpen. Hierop zal zijdens [eiseres] hieronder nader worden ingegaan.
[gedaagde] miskent dat de werkopdracht algemeen van aard was, geen veiligheidsinstructies zijn gegeven, en de werkopdracht door mevrouw [werkneemster] meer specifiek is gemaakt, zodanig dat [eiseres] de werkzaamheden niet meer van de loopbrug kon uitvoeren.
Bovendien had zij er rekening mee moeten houden dat:
- [eiseres] onvoldoende duidelijk was dat zij werd geacht slechts vanaf de loopbrug werkzaamheden te verrichten;
- [eiseres] toch de loopbrug zou (kunnen) verlaten omdat de opgedragen werkzaamheden anders niet uit te voeren waren;
- [eiseres] in strijd zou kunnen handelen met een instructie (hetgeen hier ten stelligste niet het geval is geweest).
In de "werkinstructies (in aanvulling op voorgaande TRA)" (overgelegd als productie 2 bij incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring), staat vermeld:
"u. Werken op hoogte:
De verschillende theaterzalen zijn hoge gebouwen. In het gehele theater dient de medewerker bedacht te zijn dat er gewerkt wordt op hoogte. Hierbij zullen de voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen gedragen dienen te worden. Merk op dat de medewerker aangelijnd zijn werkzaamheden dient te doen. Dit geldt zowel bovenin het theater en op het dak van het theater. ". En verder: " ... Pas op tijdens de (schoonmaak) werkzaamheden. Ga niet te ver reiken om een bepaalde plek nog te kunnen bereiken met de stofzuiger. Valgevaar is aanwezig: zorg dat ie aangelijnd bent. En voorts: "u. Op enkele plaatsen zal over de reling geklommen moeten worden, om bepaalde binten (H-profielen) schoon te maken. Gebruik hiervoor een trappetje. Blijf ten allen tijde aangelijnd en zorg dat een collega in de buurt blijft en elkaar in de gaten houdt". Dit zijn heel duidelijke punten en aanbevelingen. Wel degelijk wordt geduid op het valgevaar en wordt, bij alle werkzaamheden, met klem benadrukt dat de voorgeschreven beschermingsmiddelen gedragen dienen te worden. [gedaagde] is hier duidelijk tekort geschoten.
Op het moment dat [eiseres] de betreffende werkzaamheden diende uit te voeren werden haar geen persoonlijke beschermingsmiddelen aangereikt c.q. beschikbaar.
Onjuistheden in TAR c.q. onjuiste mededelingen Visser & Smit disculpeert [gedaagde] niet.
Hoewel de werkinstructies (in aanvulling op voorgaande TAR) bij het werken op hoogte duidelijk aangeven dat de medewerker aangelijnd dient te werken en [gedaagde] deze werkinstructies stipt had dienen na te leven, is de vraag relevant of - in het geval de TAR c.a. ondeugdelijk was - aan [eiseres] de eventuele fout van RPS Advies BV kan worden tegengeworpen.
Met andere woorden, is [gedaagde] bevrijd van de op haar rustende verantwoordelijkheid c.q. aansprakelijkheid als rechtens komt vast te staan dat RPS Advies B.V. een verkeerde risicoanalyse heeft gemaakt. Hetzelfde geldt voor de beweerdelijke mededelingen van Visser & Smit.
Dat is, naar de mening van [eiseres], niet het geval. [gedaagde] lijkt de op haar rustende vergaande zorgplicht teveel te laten afhangen van derden.
[gedaagde] blijft hoofdverantwoordelijk voor de uit artikel 7:658 BW voortvloeiende zorgplicht. Zij kan zich niet verschuilen achter de door RPS Advies B.V. gemaakte risicoanalyse, simpelweg nu zij voor dat bedrijf heeft gekozen ([eiseres] heeft daarop geen enkele invloed en heeft daarbij geen keuze), en er derhalve jegens [eiseres] voor moet instaan dat de bevindingen van RPS Advies B.v. (achteraf door haar bekritiseerd) juist zijn.
Anders gezegd, [gedaagde] heeft bij de uitvoering van de op haar rustende zorgplicht gebruik gemaakt van de diensten van RPS Advies B.v., en de eventueel door deze gemaakte fouten dienen [gedaagde] te worden toegerekend. Bovendien heeft [gedaagde] van RPS gebruik gemaakt als hulppersoon, voor wiens fouten zij eveneens aansprakelijk is.
Een andere uitkomst zou de onrechtvaardige consequentie hebben dat [eiseres] niet de bescherming krijgt die artikel 7:658 BW nu juist beoogt te bieden. Zij heeft immers geen overeenkomst, laat staan arbeidsovereenkomst, met RPS Advies B.V. en het is niet uitgemaakt dat haar een rechtstreeks vorderingsrecht jegens RPS Advies B.V. toekomt op grond van artikel 6: 162 BW.
Hierbij klemt dat [gedaagde], zoals [eiseres] is gebleken, voor de ontstane letselschade is verzekerd bij HDI-International en derhalve de schadevergoeding niet ten laste van [gedaagde] zelf zal komen.
[eiseres] is van mening dat de Arbowetgeving niets aan duidelijkheid te wensen overlaat, wanneer het gaat om de te nemen maatregelen ter bescherming van valgevaar. In artikel 3.16 lid 2 van het arbeidsomstandighedenbesluit is namelijk het volgende bepaald:
"In elk geval moeten maatregelen tegen valgevaar worden genomen indien sprake is van risico verhogende omstandigheden, openingen in vloeren, of als het gevaar bestaat om 2,5 meter of meer te vallen."
Nog los van hetgeen [gedaagde] bekend was op grond van de TAR en de daaraan gehechte werkinstructies, er was sprake van een situatie waarbij " ... gevaar bestaat om 2,5 meter of meer te vallen.".
Tegen een dergelijk gevaar dient niet lichtvaardig aangekeken te worden. Schending daarvan is een ernstig verwijt in het kader van artikel 7:658 BW.
[eiseres] handhaaft uitdrukkelijk dat in de gegeven omstandigheden [gedaagde] ook op grond van artikel 7:611 BW jegens haar aansprakelijk moet worden gehouden voor de door haar geleden c.q. te lijden materiële en immateriële schade.
Voor het geval rechtens komt vast te staan dat [gedaagde] haar zorgplicht ex artikel 7:658 BW niet jegens [eiseres] geschonden heeft, dan komt het in de gegeven omstandigheden in strijd met het goed werkgeverschap om [eiseres] in haar schade niet te compenseren, nu het hier een ernstig ongeval met ernstige gevolgen betreft.
Bovendien dienen de eventuele fouten van derden waarop [gedaagde] zich beroept in het kader van de op haar rustende zorgplicht toch voor haar rekening te komen, waartoe een beroep op artikel 7:611 BW de mogelijkheid biedt.