ECLI:NL:RBMAA:2008:BG9229

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
10 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-500724-08
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan hennepteelt en strafoplegging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Maastricht op 10 november 2008, is de verdachte beschuldigd van medeplichtigheid aan het telen en/of bewerken van hennep. De verdachte had een loods verhuurd aan onbekende personen, zonder te vragen naar hun bedoelingen. Op 16 april 2008 werd in deze loods 44,5 kilogram hennep aangetroffen, terwijl vijftien personen bezig waren met het knippen van de hennep. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de hennepactiviteiten, maar dat hij wel medeplichtig was aan het misdrijf door de loods te verhuren zonder vragen te stellen over het gebruik ervan.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, maar achtte medeplichtigheid bewezen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 11 maanden geëist, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden op, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 150 uren. De rechtbank benadrukte het belang van het bestrijden van hennepteelt en het afgeven van een signaal aan de verdachte om herhaling te voorkomen. De beslissing om de in beslag genomen middelen te onttrekken aan het verkeer werd ook genomen, op basis van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/500724-08
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 november 2008
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum verdachte],
wonende te [adres verdachte].
Raadsman mr. B.H.M. Nijsten, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 oktober 2008, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
samen met anderen 44,5 kilo hennep heeft geteeld en/of verwerkt of (primair), dan wel dat hij daarvoor de gelegenheid heeft gegeven (subsidiair).
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in samenwerking met anderen in zijn loods 44,5 kilo hennep heeft geteeld en/of bewerkt. Er werd 44,5 kilo aan hennepplanten en toppen aangetroffen in de loods van verdachte. De verklaring van verdachte dat hij de loods aan anderen verhuurd had met ingang van de dag waarop de hennep werd aangetroffen en niets wist van de hennep, vindt de officier van justitie niet geloofwaardig. Daarbij betrekt de officier van justitie dat verdachte voornamelijk een beroep op zijn zwijgrecht heeft gedaan, terwijl de omstandigheden om een redelijke verklaring van zijn kant vragen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geconcludeerd tot vrijspraak. Verdachte wist niet dat er hennep werd geknipt in zijn loods. Hij verhuurde deze loods vaker korte tijd, op mondelinge basis en voor hetzelfde huurbedrag, aan medebewoners van de [naam bedrijf], ten behoeve van de opslag van meubelen of automaterialen. Hij had geen wetenschap of vermoeden van de hennepactiviteiten, omdat hij net terug was van zijn werk, toen de politie kwam. Het dossier bevat geen bewijs voor zijn betrokkenheid bij wat er in de loods op die dag gebeurde.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is het volgende komen vast te staan.
Op 16 april 2008 wordt in de loods van verdachte, behorend bij zijn [adres verdachte], in totaal 44,5 kilo hennep aangetroffen. Op het moment van aantreffen waren vijftien personen bezig met het knippen van de hennep.
In de loods was ook eerder op 26 juni 2007 een grote hoeveelheid hennep aangetroffen, voor welk feit verdachte in 2008 is vervolgd, maar niet veroordeeld.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij de loods (mondeling) aan bekenden heeft verhuurd met ingang van 16 april 2008 voor een huurbedrag van 50 euro per dag. Deze personen, van wie hij de naam niet wil noemen, hadden hem enkele dagen daarvoor benaderd met de vraag of zij de loods konden huren. Hij heeft hen niet gevraagd waarvoor zij de loods wilden huren; hij vond dat dat hem niets aanging. Verdachte is ook niet gaan kijken, waarvoor de loods werd gebruikt.
Gelet op het vorenstaande kan niet, althans onvoldoende, worden vastgesteld dat verdachte in bedoelde loods hennep heeft geteeld, bewerkt of verwerkt, noch dat hij dit heeft gedaan in nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen.
Ook kan niet bewezen worden dat verdachte de hennep opzettelijk aanwezig heeft gehad. Hiervoor is namelijk vereist dat de hennep zich in zijn machtssfeer bevond, waarbij verdachte een zekere mate van wetenschap van de aanwezigheid van de hennep moet hebben gehad. Hoewel aan dit vereiste doorgaans al snel voldaan is, kan de rechtbank in de onderhavige zaak uit de beschikbare bewijsmiddelen niet afleiden dat verdachte voorafgaand aan de komst van de politie op 16 april 2008 in de loods is geweest of op een andere manier op de hoogte is of moet zijn geweest van de aanwezigheid van de hennep in de loods op die dag.
Er zijn geen omstandigheden die de rechtbank aanleiding geven zijn eigen verklaring als ongeloofwaardig terzijde te schuiven. Ook zijn proceshouding kan hem hierbij niet worden tegengeworpen. Resteert het enkele gegeven dat de loods van verdachte is en dat daarin hennep is aangetroffen, hetgeen, zoals vermeld, onvoldoende is om aan te nemen dat de hennep zich in zijn machtssfeer bevond.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande dan ook tot het oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
Wél heeft verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan het telen en/of bewerken of verwerken van de hennep. Daarbij betrekt de rechtbank de volgende omstandigheden.
Verdachte heeft zijn loods van de één op de andere dag op basis van dagbetaling, zonder enig huurcontract en kennelijk zonder nadere afspraak verhuurd.
Ter zitting heeft verdachte, samengevat en voor zover relevant, verklaard dat hij niet heeft gevraagd wat de huurder met de loods van plan was en tevens dat het hem niet aan gaat wat de huurder in de loods doet.
Daarmee heeft verdachte, naar het oordeel van de rechtbank, het risico op de koop toe genomen dat in zijn loods hennep zou worden geteeld en/of bewerkt of verwerkt. De rechtbank neemt daarbij in ogenschouw dat uit het proces-verbaal (dossierpagina 4) blijkt dat al eerder, kennelijk in dezelfde ruimte, een hoeveelheid henneptoppen en hennepplanten zijn aangetroffen.
Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat verdachte opzettelijk gelegenheid heeft gegeven tot het misdrijf van het opzettelijk telen en/of bewerken en/of verwerken van hennep door anderen, zoals onder subsidiair ten laste is gelegd.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
een of meer onbekend gebleven personen op 16 april 2008 in de gemeente Maastricht opzettelijk hebben geteeld en/of bewerkt en/of verwerkt in een loods behorende bij de [adres verdachte], een hoeveelheid van ongeveer 44,5 kilogram hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 16 april 2008, in de gemeente Maastricht opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemde loods voor de teelt van hennepplanten ter beschikking te stellen.
De rechtbank acht niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert het volgende strafbare feit op:
subsidiair
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van wat hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 11 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht in het geval van een veroordeling voor het primair ten laste gelegde rekening te houden met de omstandigheid dat de aangetroffen hennep nat was. Bij het bepalen van de strafmaat moet als uitgangspunt worden genomen dat de aangetroffen hoeveelheid een aanzienlijk kleinere hoeveelheid gedroogde hennep zou opleveren. Verder heeft hij de rechtbank verzocht een taakstraf en eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van wat bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Hierbij heeft de rechtbank in het bijzonder rekening gehouden met de volgende omstandigheden.
Uit het strafblad van verdachte komt naar voren dat hij al eerder in aanraking met justitie is geweest in verband met illegale hennepteelt. Verdachte heeft vervolgens, nota bene kort nadat hij terecht moest staan vanwege de aanwezigheid van hennep in zijn loods, dezelfde loods ter beschikking gesteld aan personen die zich blijkbaar bezig hielden met hennepteelt. Verdachte heeft zich een schakel in het telen, bewerken en/of verwerken van hennep getoond. De bestrijding van hennepteelt in al zijn schakels wordt door de overheid van groot belang geacht. De rechtbank acht het daarom noodzakelijk en gepast dat aan verdachte een signaal in de vorm van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden wordt afgegeven, om herhaling te voorkomen. Daarnaast acht de rechtbank een werkstraf van 150 uren gepast.
6 Het beslag
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen middelen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer op grond van het bepaalde in artikel 13a van de Opiumwet. Voorts is gebleken dat de in beslag genomen voorwerpen die bij het onderzoek naar de ten laste gelegde feiten zijn aangetroffen, kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten. Deze voorwerpen horen aan verdachte toe en zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang en moeten daarom ook worden onttrokken aan het verkeer.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36d en 48 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden;
- bepaalt dat de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot werkstraf van 150 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 75 dagen;
Het beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
2008051852 1 44.00 KG Verdovende Middelen
WIET
42,5 kg planten 2 kilo toppen
2008051852 2 1.00 STK Hennepkwekerij
-
ventilatie en 3stuks koolstoffilter
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.P. Hillen, voorzitter, mr. C. Wapenaar en
mr. P. Kistemaker-van Blaricum, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen als griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 november 2008