ECLI:NL:RBMAA:2008:BG4871

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
7 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700008-08
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van een oma door haar kleinzoon met terbeschikkingstelling

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Maastricht op 7 oktober 2008 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het proberen doden van zijn oma, dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank oordeelde dat wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte zijn oma had gepoogd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door haar keel dicht te knijpen en haar hoofd tegen de verwarming te slaan. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot moord, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij het opzet had om zijn oma te doden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. Daarnaast gelastte de rechtbank de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging van overheidswege, ondanks het feit dat de verdachte had geweigerd mee te werken aan onderzoek in het Pieter Baan Centrum. De rechtbank baseerde haar beslissing op eerdere psychologische rapporten die wezen op een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachte, wat leidde tot een verhoogd recidive risico. De rechtbank benadrukte dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel vereisten. De zaak werd behandeld in het kader van de artikelen 37a, 37b, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/700008-08
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 oktober 2008
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum verdachte],
wonende te [adres verdachte],
gedetineerd de P.I. Amsterdam, H.v.B Het Veer (FOBA) te Amsterdam.
Raadsman mr. B.H.M. Nijsten, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 september 2008, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair en subsidiair: geprobeerd heeft zijn oma te doden, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door haar keel dicht te knijpen en haar met haar hoofd tegen de verwarming te slaan;
Meer subsidiair: zijn oma heeft mishandeld door haar keel dicht te knijpen en haar met haar hoofd tegen de verwarming te slaan.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte geprobeerd heeft zijn oma te doden. Verdachte en zijn oma waren als enige in haar woning aanwezig. Het slachtoffer had letsel aan haar keel en aan haar hoofd. De geneeskundige verklaring van
5 januari 2008 van de arts Notermans en het door de politie waargenomen letsel bieden al voldoende ondersteuning van de aangifte van het slachtoffer om tot een bewezenverklaring te komen. Door lang met twee handen de keel van het slachtoffer dicht te knijpen is er sprake van opzet op de dood van het slachtoffer.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geconcludeerd tot vrijspraak van het ten laste gelegde in alle varianten. Zijn cliënt heeft ontkend. Volgens de raadsman is er onvoldoende bewijs voor het letsel van aangeefster [naam aangeefster].
De medische verklaringen in het dossier zijn tegenstrijdig en ondersteunen de aangifte niet. Er was geen zichtbaar letsel in de hals waargenomen.
In de aanvullende geneeskundige verklaring van 15 januari 2008 van de arts [naam arts] wordt gesproken over een kneuzing van het strottenhoofd. Het uitoefenen van druk op het strottenhoofd door de keel dicht te knijpen zou een zichtbare bloeduitstorting veroorzaakt moeten hebben, omdat het strottenhoofd een harde ondergrond is. De verklaring van forensisch geneeskundige Notermans dat er geen uitwendig letsel in de hals zichtbaar is geweest, omdat er kracht is uitgeoefend op weke delen in de hals, is volgens de raadsman onjuist.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
In haar aangifte verklaart het slachtoffer dat zij tegen haar kleinzoon, verdachte, die op 4 januari 2008 bij haar in huis in Sint Geertruid verbleef, rond 12.00 uur gezegd heeft dat hij zich moest gaan inschrijven voor huisvesting bij het Leger des Heils, omdat zij hem niet meer wilde opvangen. Zij verklaart verder dat hij vervolgens haar keel met twee handen heeft dichtgeknepen in de badkamer. Dit gebeurde met veel kracht en zij kreeg geen lucht. Het wurgen duurde naar haar gevoel erg lang; het leek wel vijf minuten te duren. Vervolgens heeft verdachte haar met haar hoofd tegen de verwarming in de badkamer geslagen. Verdachte heeft daarna opnieuw met beide handen haar keel vastgegrepen; opnieuw voelde zij veel pijn en kreeg zij geen lucht.
Bij de politie is op 4 januari 2007 omstreeks 12.40 uur een melding binnengekomen. Nadat de politie om 12.50 ter plaatse is gekomen, treffen zij in de woning aangeefster en verdachte aan.
Aangeefster verklaart dat zij als gevolg van het handelen van haar kleinzoon pijn heeft aan haar hoofd en keel en zij voelt een bult op haar hoofd. Tijdens het afnemen van haar verklaring, kort nadat een en ander gebeurd is, nemen de verbalisanten waar dat zij bloed spuugt. Ook zien de verbalisanten dat haar keel rood van kleur is en dat zij verse wondjes heeft bij haar linker slaap.1
In haar aanvullende verklaring op 5 januari 2008 zegt het slachtoffer dat zij ook bewusteloos is geraakt.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard op 4 januari 2008 in de woning van zijn oma aanwezig te zijn geweest. Hij ontkent echter dat hij zijn oma iets heeft aangedaan.
Er zijn twee geneeskundige verklaringen opgemaakt, waarin de letsels van het slachtoffer beschreven worden, zoals die zijn waargenomen door de artsen op 4, 5 en 10 januari 2008.
De arts [naam arts] beschrijft dat hij op 4 januari 2008 heeft waargenomen dat het slachtoffer een bloeduitstorting links op haar hoofd heeft, dat zij wat roodgekleurd slijm opgeeft, dat zij een uitwendig waarneembare kneuzing van het strottenhoofd heeft en puntbloedingen links in de hals. Op 10 januari 2008 ziet hij ook een grote bloeduitstorting op de rechter onderkaak.
Forensisch geneeskundige Notermans beschrijft dat hij op 5 januari 2008 onder andere een bloeduitstorting op de rechter onderkaak waarneemt en een vaag blauw verkleurd gebied onder het rechter oor in de hals.
Notermans geeft in een aanvullende verklaring ook aan dat het feit dat er weinig uitwendig letsel in de hals waarneembaar was, niet wil zeggen dat er geen druk op de hals is uitgeoefend. Dit houdt verband met de omstandigheid dat een krachtuitoefening in de weke delen in de hals niet hoeft te leiden tot duidelijk waarneembaar letsel (bloeduitstorting/
blauwe plek), vergelijkbaar met de bloeduitstorting bij de rechter onderkaak van het slachtoffer. Bij de rechter onderkaak worden de weke delen tegen een harde ondergrond gedrukt, namelijk het kaakbot, met een zichtbaar effect.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank, nu buiten verdachte en zijn oma niemand anders in de woning aanwezig was, tot de conclusie dat verdachte op 4 januari 2008 de keel van zijn oma hard heeft dichtgeknepen en haar met kracht tegen de verwarming heeft geslagen. Ook is de rechtbank van oordeel dat hierdoor het letsel bij het slachtoffer is ontstaan aan de hals, het strottenhoofd en het hoofd. De waarnemingen van de politie en van de beide artsen vormen voldoende ondersteunend bewijs hiervoor.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of het dichtknijpen van de keel door verdachte met zich meebrengt dat hij geprobeerd heeft zijn oma te doden. De rechtbank komt tot de conclusie dat dit niet het geval is. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Niet is komen vast te staan hoelang verdachte de keel van zijn oma heeft dichtgeknepen. Het slachtoffer heeft weliswaar verklaard dat het voor haar gevoel wel vijf minuten duurde en dat zij bewusteloos is geraakt, maar uitsluitend op basis van deze aangifte kan dit niet met zekerheid worden vastgesteld. Bij gebreke van andere bewijsmiddelen kan niet bewezen worden dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet had zijn oma te doden. Niet is komen vast te staan dat verdachte zo lang en hard de keel heeft dichtgeknepen dat er sprake was van een aanmerkelijke kans dat hij haar zou doden. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
Wel is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte gepoogd heeft zijn oma zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte heeft zijn vijfenzeventig jarige oma dusdanig hard de keel dichtgeknepen dat zij in ieder geval enige tijd geen lucht kreeg en er aanzienlijk letsel is ontstaan en hij heeft haar hard met haar hoofd tegen de verwarming geslagen. Het slachtoffer had diverse bloeduitstortingen en een kneuzing aan haar strottenhoofd, zodanig dat zij ook bloed spuugde. De kracht en hardhandigheid van het handelen van verdachte maken dat hij, naar het oordeel van de rechtbank, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij zijn oma zwaar lichamelijk letstel zou toebrengen. Dit leidt tot de bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 4 januari 2008 in de gemeente Margraten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam aangeefster], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met zijn, verdachtes, handen, de keel van die [naam aangeefster] heeft dichtgeknepen en enige tijd heeft dichtgehouden en met kracht haar hoofd tegen een verwarming heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
poging tot zware mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Ten aanzien van verdachte is door J.H. van Renesse, psychiater en P.E. Geurkink, psycholoog, beiden vast gerechtelijk deskundige bij het NIFPP, locatie Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek te Utrecht, een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte ingesteld. Van dat onderzoek hebben zij een rapport opgemaakt, gedateerd 17 juli 2008, dat als conclusie vermeldt dat verdachte ten tijde van het plegen van het hem ten laste gelegde feit lijdend was aan een zodanig gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, dat dit feit hem in enigszins verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank verenigt zich met de in het rapport gegeven conclusie en maakt deze daarom tot de hare.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de onderhavige zaak ter terechtzitting gevoegd wordt met de gelijktijdig tegen verdachte aangebrachte zaken met parketnummers 03/700573-06 en 03/550493-07, waarin aan verdachte feiten ten laste gelegd worden, ten tijde waarvan hij minderjarig was. In deze zaken heeft zij gevorderd dat het strafrecht voor volwassenen wordt toegepast. De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde in de onderhavige zaak wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie heeft gevorderd de maatregel van terbeschikkingstelling aan verdachte op te leggen met bevel tot verpleging van overheidswege. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte een zeer zorgwekkende ontwikkeling laat zien. Verdachte heeft alleen meegewerkt aan een psychiatrisch onderzoek door prof. dr. Dillen, die op
28 december 2006 een rapport heeft uitgebracht (in de zaak met parketnummer 03/700573-06). Sindsdien heeft verdachte iedere medewerking aan rapportages, waaronder rapportage door het Pieter Baan Centrum, geweigerd. Uit de rapportages van de reclassering en van onder andere gedragsdeskundige Dillen kan desalniettemin geconcludeerd worden dat verdachte afwijkend gedrag vertoond in de richting van ernstige criminaliteit en dat de samenleving beschermd dient te worden tegen verdachte. Ook het feit dat verdachte het onderhavige feit gepleegd heeft en zijn huidige gedrag in detentie geven aanleiding tot zorg.
Psychiater Dillen adviseerde een langdurige behandeling in het kader van een PIJ-maatregel, omdat langdurige behandeling nodig was vanwege de door hem geconstateerde ziekelijke stoornis van de geestvermogens van verdachte. Tevens kwam hij tot de conclusie dat er sprake was van een erg groot recidive-risico.
Er is volgens de officier van justitie geen aanleiding te veronderstellen dat het ziektebeeld van verdachte ten opzichte van december 2006 ten goede is gewijzigd. Door het gebrek aan medewerking door verdachte heeft het onderzoek in het PBC geen resultaat opgeleverd, maar uit het rapport van psychiater Van Renesse en psycholoog Geurkink blijkt desalniettemin een beeld dat in lijn is met de conclusies van psychiater Dillen. Bovendien lijdt verdachte volgens het rapport van het PBC zeer waarschijnlijk ook aan een ziekelijke stoornis binnen het schizofrene spectrum, wat van invloed is op het recidive-risico. Dit risico wordt nog vergroot, omdat er bij verdachte sprake is van antisociaal gedrag op de kinderleeftijd en middelenmisbruik.
De officier van justitie is op grond hiervan van mening dat er bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis en van een reëel en ernstig recidivegevaar, waartegen de samenleving beschermd moet worden. Zij acht haar standpunt ook ondersteund door de brief van psychiater drs. E.M.M. Mol, opgesteld naar aanleiding van het PBC-rapport.
Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, met als bijzondere voorwaarde toezicht en begeleiding door de reclassering, ook als dat inhoudt het volgen van een poliklinische behandeling.
5.2 Het standpunt van de verdediging
Ook de raadsman heeft geen onderscheid gemaakt tussen de onderhavige zaak en de zaken, waarin verdachte gedagvaard is voor feiten gepleegd toen hij nog minderjarig was. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank aangaande de toepassing van het strafrecht voor volwassenen. De raadsman heeft geconcludeerd tot vrijspraak van het ten last gelegde in de onderhavige zaak.
Verder heeft de raadsman zich verzet tegen het opleggen van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de rapportage van het Pieter Baan Centrum als uitgangsrapportage moet worden genomen bij het bepalen van de noodzaak tot het opleggen van de maatregel. Verdachte heeft aan de totstandkoming van deze rapportage niet meegewerkt, waardoor noodzakelijke testen niet zijn uitgevoerd. Het PBC kon daarom ook geen advies geven over de terbeschikkingstelling. Ook heeft het PBC geen conclusies kunnen trekken ten aanzien van het herhalingsgevaar. De rechtbank kan daarom niet komen tot het opleggen van de maatregel. De raadsman heeft zich verzet tegen het gebruik van oudere psychologische en psychiatrische rapportages.
Subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht een aanzienlijk lagere straf dan geëist op te leggen en rekening te houden met de volgende omstandigheden:
- verdachte heeft nauwelijks een strafblad;
- verdachte is een jong meerderjarige;
- verdachte zit reeds lange tijd in voorarrest.
De raadsman heeft tot slot de rechtbank verzocht rekening te houden met de per 1 juli 2008 ingevoerde gewijzigde regeling van de voorwaardelijke invrijheidsstelling. Hij acht, gelet op die wijziging, de subsidiaire vordering van de officier van justitie aan de hoge kant.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal thans ingaan op de vraag of een terbeschikkingstelling met dwangverpleging, zoals gevorderd door de officier van justitie, naar haar oordeel aan verdachte zou moeten worden opgelegd.
Het voornoemde rapport van psychiater Van Renesse en psycholoog Geurkink van het Pieter Baan Centrum houdt in:
Psychologisch onderzoek
(…)
Betrokkene heeft consequent geweigerd om deel te nemen aan het onderhavige psychologisch onderzoek.
(…)
De uitgebreide beschikbare informatie uit het milieuonderzoek, het strafdossier, de korte contactmomenten met ondergetekende en de observatiegegevens laten echter wel een zeer zorgelijk beeld zien, waarbij de afwisseling van uiterlijk adequaat gedrag en vreemd en zelfs bizar gedrag opmerkelijk is. Ook valt op dat betrokkene snel overprikkeld is en dat de vorm van zijn denken soms zeer gedesorganiseerd verloopt, onder andere blijkend uit de brief die betrokkene aan zijn moeder heeft geschreven. In het verleden zijn er sterke aanwijzingen voor psychotische fenomenen zoals hallucinaties en paranoïdie. Naast het voorgaande lopen ook de (oppositionele) gedragsproblemen en het middelengebruik als een rode draad door zijn leven.
Hierdoor kan er gesproken worden van het bestaan van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische kenmerken bij betrokkene. De desorganisatie van zijn denken, de snelle overprikkeling, het gebrek aan zelfreflectie en het soms bizarre inadequate gedrag doen vermoeden dat betrokkene daarnaast lijdt aan schizofrenie van het gedesorganiseerde type of het ongedifferentieerde type.
(…)
Onbehandeld leidt een dergelijke stoornis vaak tot een toename van onvoorspelbaar inadequaat gedrag.
(…)
Psychiatrisch onderzoek
(…)
Hoewel het contact van onderzoeker met betrokkene door diens weigering aan het onderzoek deel te nemen zeer beperkt was, is het mede op grond van bovenstaande observatie in de groep, het milieuonderzoek en het strafdossier toch wel zeer aannemelijk geworden dat betrokkene lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens (te rubriceren als een ernstige persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken).
Daarnaast lijdt betrokkene zeer waarschijnlijk ook aan een ziekelijke stoornis (en wel binnen het schizofrene spectrum waarbij gedacht moet worden aan gedesorganiseerde schizofrenie dan wel de ongedifferentieerde vorm van schizofrenie).
Tenslotte is er ook sprake van middelenmisbruik (met name cannabis, maar ook speed).
(…)
Het is bekend dat mensen met schizofrenie meer (gedacht wordt een factor 2 tot 5) geweldsdelicten begaan dan een doorsnee controlegroep in de bevolking. Dit risico wordt groter indien er sprake is van antisociaal gedrag op de kinderleeftijd en nog groter indien er tevens sprake is van middelenmisbruik, zoals bij betrokkene het geval is. De prognose wordt dan ook als uiterst zorgelijk ingeschat.
(…)
Advies
Op grond van bovenstaande conclusie kan gedragskundig geen uitspraak worden gedaan over de kans op herhaling van vergelijkbare feiten als ten laste gelegd op basis van de bij betrokkene vastgestelde pathologie.
(…)
Om die reden zien ondergetekenden thans geen aanleiding voor een advies tot begeleiding of behandeling van betrokkene in een strafrechtelijk kader.
Ten aanzien van verdachte is door prof. dr. C.E.P. Dillen, forensisch psychiater en vast gerechtelijk deskundige, in de zaak met parketnummer 03/700573-06 een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte ingesteld. De zaak met voornoemd parketnummer is gelijktijdig, doch niet gevoegd behandeld vanwege de minderjarigheid van verdachte. Verdachte werd in die zaak primair verdacht van poging moord, subsidiair poging doodslag en meer subsidiair zware mishandeling gepleegd op 20 oktober 2006. Van dat onderzoek heeft prof. dr. Dillen een rapport opgemaakt, gedateerd 28 december 2006. Nu dit rapport gelijktijdig met deze zaak behandeld is, hebben alle procesdeelnemers kennis kunnen nemen van de inhoud van dit rapport. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de inhoud van het rapport betrokken kan worden bij de beoordeling van deze zaak.
Het rapport van prof. dr. Dillen houdt in:
Differentiaal diagnostische beschouwing
Zowel uit de anamnestische als uit de observatieve gegevens blijkt dat onderzochte lijdt aan een ernstige gedragsstoornis die eigenlijk al een reeks kenmerken in zich draagt van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Onderzochte heeft een zich herhalend en aanhoudend gedragspatroon waarbij de grondrechten van anderen of belangrijke sociale normen of regels worden overtreden.
(…)
Daarnaast is er een opvallend grote mate van wantrouwen en achterdocht, in die mate dat dit behoudens de leeftijd zou beantwoorden aan de criteria van een paranoïde persoonlijkheidsstoornis.
(…)
Forensisch psychiatrische beschouwing
Er zijn aanwijzingen voor het bestaan van een ernstige gedragsstoornis, evoluerend naar een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale en paranoïde kenmerken.
(…)
Beantwoording vragen
De kans op recidive is als zijnde erg groot in te schatten. De stoornis van onderzochte is immers erg resistent aan psychiatrische behandeling. Bovendien heeft onderzochte zich tot heden onttrokken aan elke vorm van begeleiding en opvolging.
(…)
Ondergetekende adviseert dan ook een langdurige behandeling in een gesloten context met duidelijke structuur in het kader van een PIJ maatregel.
Het feit dat verdachte geweigerd heeft mee te werken aan onderzoek in het PBC en de rapporteurs Van Renesse en Geurkink zich onthouden hebben van een advies tot begeleiding of behandeling van verdachte in een strafrechtelijk kader, betekent niet dat de maatregel van TBS niet opgelegd kan worden. Het is vaste jurisprudentie dat in geval van een weigerende observandus aan de beslissing tot TBS oudere psychologische en/of psychiatrische rapporten ten grondslag kunnen worden gelegd, mits voldaan is aan de in artikel 37a Wetboek van Strafrecht opgenomen vereisten.
De rechtbank concludeert uit bovenstaande bevindingen van de gedragsdeskundigen dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, te weten een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische kenmerken, en dat die stoornis ten tijde van het delict bestond. Naast deze persoonlijkheidsstoornis lijdt verdachte zeer waarschijnlijk ook aan een vorm van schizofrenie. Zowel psychiater Van Renesse als psychiater Dillen achten het risico op recidive hoog. Hoewel de rapporteurs van het PBC in hun advies geen uitspraak doen over de kans op herhaling, omschrijft psychiater Van Renesse op pagina 40 van het rapport de prognose wel als uiterst zorgelijk. Mede gelet hierop en op de bevindingen van psychiater Dillen is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een gevaar voor herhaling van een (gewelds)misdrijf, waarbij de veiligheid van personen en de algemene veiligheid in het geding zijn. Hierbij neemt de rechtbank ook in aanmerking de door de officier van justitie ter terechtzitting verstrekte informatie over geweldsincidenten waarbij verdachte in detentie betrokken is en de wijze waarop verdachte in detentie moet worden bejegend door het personeel. Verdachte heeft ter zitting een en ander ook bevestigd.
De rechtbank heeft bij haar afweging of TBS opgelegd moet worden, zich mede laten leiden door de bevindingen van psychiater Dillen, die in 2006 heeft geadviseerd tot een langdurige behandeling in een gesloten setting.
Gelet op al het vorenstaande, zal de rechtbank dan ook de maatregel van terbeschikkingstelling gelasten met bevel tot verpleging van overheidswege. Het door verdachte begane feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel en de verpleging van verdachte eisen.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet volstaan kan worden met het opleggen van de maatregel tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte voor het bewezen verklaarde feit ook een gevangenisstraf opgelegd dient te worden.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van wat bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 4 januari 2008 zijn oma fors mishandeld en geprobeerd haar zwaar letsel toe te brengen. Het dichtknijpen en dicht houden van de keel en het slaan van het hoofd van zijn weerloze oma tegen de verwarming heeft bij haar letsel en leed veroorzaakt. Het spreekt voor zichzelf dat een dergelijk feit in de samenleving gevoelens van afschuw oproept. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachtes oma de enige was die verdachte nog in huis wilde nemen.
Mevrouw [naam aangeefster] heeft in haar slachtofferverklaring aangegeven nog steeds de lichamelijke en geestelijke gevolgen te ondervinden van de mishandeling door haar kleinzoon. Ook geeft zij aan zeer bang voor hem te zijn.
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend zijn oma ook maar iets te hebben aangedaan en daarmee laten blijken weinig inzicht te hebben in de ernst van het feit. Van enig medeleven met zijn oma heeft hij evenmin iets laten blijken.
Bij de oplegging van de straf heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening gehouden met de volgende omstandigheden:
- verdachte is niet eerder veroordeeld voor een geweldsmisdrijf;
- verdachte kan als enigszins verminderd toerekeningvatbaar worden beschouwd.
Bovenstaande leidt bij de rechtbank tot het oordeel dat een gevangenisstraf van 6 maanden onvoorwaardelijk gepast en geboden is.
6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 37a, 37b, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
7 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- gelast de terbeschikkingstelling van verdachte en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.V. Pelsser, voorzitter, mr. I.M. Etman en
mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 oktober 2008, zijnde mr. Pelsser buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.