ECLI:NL:RBMAA:2008:BG1393

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
15 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
305903 CV EXPL 08-7754
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van onredelijk bezwarende bedingen in consumentenovereenkomsten

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap Intrum Justitia Nederland B.V. (hierna: Intrum) betaling van een bedrag van € 1.022,23 van de gedaagde partij, die in persoon verscheen. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst die de gedaagde had gesloten met Orange Nederland N.V. voor telecommunicatiediensten. Intrum had de vordering overgenomen van Orange en stelde dat de gedaagde in gebreke was gebleven met de betaling van de verschuldigde bedragen. De kantonrechter merkte op dat de gedaagde een deel van de vordering had erkend, maar dat er onduidelijkheid bestond over de voortzetting van de overeenkomst en de hoogte van de gevorderde hoofdsom. De kantonrechter verwees naar de Europese Richtlijn 93/13/EEG, die betrekking heeft op oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, en stelde dat hij ambtshalve verplicht was om te toetsen of er sprake was van onredelijk bezwarende bedingen. Hij gaf aan dat indien dergelijke bedingen in de algemene voorwaarden waren opgenomen, deze mogelijk buiten toepassing zouden moeten worden gelaten. De kantonrechter stelde Intrum in de gelegenheid om zich uit te laten over de geldigheid van de algemene voorwaarden en de specificatie van de vordering. De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling op een later moment.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Heerlen
Zaak/rolnr.: 305903 CV EXPL 08-7754
Typ.: JEC
Coll.:
Vonnis van de kantonrechter d.d. 15 oktober 2008
i n z a k e
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Intrum Justitia Nederland B.V.,
woonplaats hebbende te 's-Gravenhage,
gemachtigden J.H.L. Sinkiewicz en mr. P.L.J.M. Guinee, gerechtsdeurwaarders,
eisende partij, nader te noemen: Intrum,
t e g e n
[gedaagde],
wonende [adres],
[woonplaats],
gedaagde partij, nader te noemen: [gedaagde],
verschijnende in persoon.
PROCESVERLOOP:
Door partijen zijn de volgende processtukken ingediend c.q. proceshandelingen verricht:
- dagvaarding;
- mondeling antwoord.
De inhoud daarvan geldt als hier herhaald.
Daarna is vonnis bepaald.
MOTIVERING:
Intrum vordert bij vonnis, voor het geheel uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van
[gedaagde] tot betaling van de som van € 1.022,23, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2008 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
Intrum heeft de onderhavige vordering gekocht van de naamloze vennootschap Orange Nederland N.V., voorheen genaamd Dutchtone N.V., tevens met diverse nevenvestigingen h.o.d.n. Orange Shop. [gedaagde] is hiervan schriftelijk door Intrum op de hoogte gebracht.
Orange Nederland N.V. -nader te noemen: Orange- heeft met [gedaagde] een overeenkomst gesloten in dier voege dat Orange aan [gedaagde] diensten op het gebied van (tele)communicatie, onder meer het aanbieden van mobiele telefonie, heeft aangeboden voor welke diensten [gedaagde] maandelijks aan Intrum de kosten van de gevoerde telefoongesprekken en een vast bedrag verschuldigd is. De overeenkomst is aangegaan voor tenminste een jaar en wordt, behoudens rechtsgeldige opzegging, voor onbepaalde tijd verlengd. Op de litigieuze overeenkomst zijn de door Orange gehanteerde algemene voorwaarden van toepassing.
Nu [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen jegens Intrum, heeft Intrum haar vordering ter incasso uit handen gegeven aan haar incassogemachtigde en vordert zij op grond van de toepasselijke voorwaarden en het bepaalde in artikel 6:96 BW vergoeding van de incassokosten ad € 150,00. Daarnaast maakt Intrum aanspraak op de wettelijke rente ad € 42,08 welke zij heeft berekend vanaf datum verzuim tot 25 augustus 2008.
Na aanmaning van de gemachtigden van Intrum heeft [gedaagde] € 93,05 betaald.
[gedaagde] is in gebreke met betaling van de hoofdsom ad € 923,20. Gelet hier op heeft Intrum recht en belang om [gedaagde] in rechte te betrekken.
[gedaagde] heeft ter terechtzitting bij mondeling antwoord de vordering erkend.
De kantonrechter merkt op dat hem niet duidelijk is of de overeenkomst nog voortduurt of tussentijds door middel van opzegging of ontbinding is beëindigd. Nu Intrum heeft gesteld dat [gedaagde] alsdan gehouden is tot betaling van de vaste periodieke kosten over de resterende contractsduur, is het de kantonrechter voorts niet duidelijk of in de gevorderde hoofdsom ad € 923,20 die kosten zijn verdisconteerd.
In dat kader, in samenhang bezien met het feit dat tussen partijen onweersproken vast staat dat op de onderhavige overeenkomst de algemene voorwaarden van toepassing zijn, merkt de kantonrechter, voor het geval Intrum bedoelde kosten in haar vordering heeft verdisconteerd, voorshands het navolgende op:
Ingevolge de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: HvJ) van 27 juni 2000 (NJ 2000/730, Océano) en 26 oktober 2006 (NJ 2007/201, Mostaza Claro), is de kantonrechter ambtshalve verplicht tot toetsing van onredelijk bezwarende bedingen in algemene voorwaarden in consumentenovereenkomsten.
In de EG Richtlijn 93/13/EEG van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is bepaald in artikel 3:
“Artikel 3
1. Een beding in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, wordt als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.
2. (…)
3. De bijlage bevat een indicatieve en niet uitputtende lijst van bedingen die als oneerlijk kunnen worden aangemerkt.”
In de bijlage bij Richtlijn 93/13/EEG is opgenomen onder e) dat als oneerlijk in de zin van artikel 3 lid 3 van de Richtlijn kunnen worden aangemerkt, bedingen, die tot doel of tot gevolg hebben:
“de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen.”
Onder o) is opgenomen, dat als oneerlijk in de zin van artikel 3 lid 3 van de Richtlijn kunnen worden aangemerkt, bedingen die tot doel of tot gevolg hebben: “de consument te verplichten al zijn verbintenissen na te komen, zelfs wanneer de verkoper zijn verbintenissen niet nakomt”.
De kantonrechter is voorts voorshands van oordeel dat een beding, mocht dit zijn opgenomen in de toepasselijke algemene voorwaarden, gekwalificeerd kan worden als een beding als bedoeld in de bijlage onder e) en o).
In het kader van een richtlijnconforme interpretatie van artikel 6:233 sub a Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) vormt het feit, dat een beding is opgenomen in de bijlage bij artikel 3 lid 3 van de Richtlijn 93/13/EEG, een indicatie, dat er sprake is van een onredelijk bezwarend beding.
Concluderend komt de kantonrechter dan ook tot het voorlopige oordeel, dat de algemene voorwaarden mogelijk een onredelijk bezwarend beding bevat, welk beding de kantonrechter, gelet op de inhoud van het voornoemde Mostaza Claro arrest, op grond van artikel 6:233 sub a BW buiten toepassing zou moeten laten. Of daadwerkelijk sprake is van een onredelijk bezwarend beding dient te worden beoordeeld in het licht van alle omstandigheden van het geval.
De kantonrechter zal Intrum in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten omtrent de geldigheid van enig in de algemene voorwaarden opgenomen beding in het licht van hetgeen onder dit onderdeel van dit tussenvonnis is opgenomen, zulks onder overlegging van de litigieuze algemene voorwaarden. Intrum dient voorts, onder overlegging van de facturen, haar vorderingsbedrag te specificeren en aan te geven of, en indien zulks het geval is op welke manier en per welke datum, de tussen partijen gesloten overeenkomst is beëindigd.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
UITSPRAAK
Stelt Intrum in de gelegenheid zich bij akte uit te laten omtrent het vorenverzochte.
Verwijst de zaak daartoe naar de rol van 12 november 2008 te 10.00 uur voor akte aan de zijde van Intrum en naar de rol van 10 december 2008 te 10.00 uur voor antwoordakte aan de zijde van [gedaagde].
Houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. A.J. Henzen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting op 15 oktober 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.