ECLI:NL:RBMAA:2008:BG1063

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
20 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
134141 / BZ RK 08-45
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voortzetting inbewaringstelling op basis van onvoldoende medische expertise

In deze zaak heeft de rechtbank Maastricht op 20 oktober 2008 uitspraak gedaan over een verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling van de betrokkene, geboren op 21 juli 1955, die verblijft in een psychiatrisch ziekenhuis. De officier van justitie had op 16 oktober 2008 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling. Dit verzoek was gebaseerd op een beschikking van de burgemeester van Maastricht en een geneeskundige verklaring van drs. R. Dijkstra, een arts die geen psychiater is.

Tijdens de mondelinge behandeling op 20 oktober 2008 heeft de rechtbank de betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn advocaat mr. H.C. Ingelse, evenals een psycholoog en een verpleegkundige. De advocaat betoogde dat de rechtbank geen machtiging kon verlenen, omdat de betrokkene niet door een psychiater was onderzocht, wat volgens hem in strijd was met artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

De rechtbank oordeelde dat het verzoek van de advocaat slaagde. In navolging van de Hoge Raad stelde de rechtbank vast dat de eis van 'objective medical expertise' van het EVRM in beginsel vereist dat een betrokkene door een psychiater wordt onderzocht, tenzij er sprake is van acute noodsituaties. Aangezien de inbewaringstelling was gebaseerd op een verklaring van een arts die geen psychiater is, en er geen schriftelijke verklaring van een niet-behandelend psychiater was, kon de rechtbank geen machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verlenen.

De rechtbank besloot daarom het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling af te wijzen, wat betekent dat de betrokkene niet langer in het psychiatrisch ziekenhuis kon worden vastgehouden op basis van de ingediende verzoeken.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector bestuursrecht
Datum beschikking: 20 oktober 2008
Zaaknummer: 134141 / BZ RK 08-45
De enkelvoudige kamer, voor de toepassing van de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven
in de zaak van:
[betrokkene],
geboren op 21 juli 1955,
wonend en verblijvend aan de Vijverdalseweg 1, 6226 NB Maastricht (Mondriaan Zorggroep, locatie Maastricht).
1. Het procesverloop
De officier van justitie heeft bij op 16 oktober 2008 ingekomen verzoekschrift aan de rechtbank verzocht een machtiging te verlenen tot voortzetting van de inbewaringstelling van [betrokkene] (hierna: betrokkene) in een psychiatrisch ziekenhuis.
Bij het verzoekschrift is een afschrift overgelegd van de namens de burgemeester van de gemeente Maastricht door de daartoe bevoegde wethouder ir. W.N. Hazeu gegeven beschikking van 15 oktober 2008 alsmede een door drs. R. Dijkstra, arts, op 15 oktober 2008 ondertekende en met redenen omklede geneeskundige verklaring als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (hierna: Wet Bopz).
De rechtbank heeft het verzoek mondeling behandeld op 20 oktober 2008, waar zijn gehoord betrokkene, bijgestaan door mr. H.C. Ingelse, advocaat te Maastricht, alsmede W. Schouten, psycholoog, en D. Froyen, verpleegkundige.
2. Beoordeling
De advocaat van betrokkene betoogt allereerst dat de rechtbank geen machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling kan verlenen, kort gezegd, omdat betrokkene niet door een psychiater is onderzocht, zelfs niet na de opneming in het psychiatrisch ziekenhuis. Die gang van zaken is volgens de advocaat in strijd met artikel 5 van het EVRM.
Dat betoog slaagt. In navolging van de Hoge Raad in zijn beschikking van 26 september 2008, LJN BD4375, is ook de rechtbank van oordeel dat met betrekking tot vrijheids¬ontneming van als geestesziek aangemerkte personen de door het EVRM gestelde eis van "objective medical expertise" in beginsel, acute noodsituaties daargelaten, meebrengt dat een persoonlijk voorafgaand onderzoek van de betrokkene door een psychiater als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder j, van de Wet Bopz, noodzakelijk is. In een geval waarin de inbewaringstelling gelast is op basis van een schriftelijke verklaring van een arts die geen psychiater is, zoals in dit geval door drs. R. Dijkstra, die arts maar (nog) geen psychiater is, brengt het bepaalde in artikel 5, eerste lid, aanhef en onder e, van het EVRM mee dat de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling slechts mag verlenen na te hebben kennisgenomen van een schriftelijke - dan wel ter zitting mondeling afgelegde en in het proces-verbaal van de zitting te vermelden - verklaring van een niet behandelend psychiater die persoonlijk de betrokkene na diens inbewaringstelling heeft onderzocht. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake geweest.
Een en ander betekent, wat er verder ook zij van de stoornis, het gevaar en het causale verband daartussen, dat het verzoek machtiging te verlenen tot voortzetting van de inbewaringstelling dient te worden afgewezen.
Gelet op de betreffende artikelen van de Wet Bopz wordt derhalve als volgt beslist.
3. Beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek machtiging te verlenen tot voortzetting van de inbewaringstelling van de betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis af.
Aldus gegeven door mr. F.L.G. Geisel, rechter, en uitgesproken op 20 oktober 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.