ECLI:NL:RBMAA:2008:BG1063
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot voortzetting inbewaringstelling op basis van onvoldoende medische expertise
In deze zaak heeft de rechtbank Maastricht op 20 oktober 2008 uitspraak gedaan over een verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling van de betrokkene, geboren op 21 juli 1955, die verblijft in een psychiatrisch ziekenhuis. De officier van justitie had op 16 oktober 2008 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling. Dit verzoek was gebaseerd op een beschikking van de burgemeester van Maastricht en een geneeskundige verklaring van drs. R. Dijkstra, een arts die geen psychiater is.
Tijdens de mondelinge behandeling op 20 oktober 2008 heeft de rechtbank de betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn advocaat mr. H.C. Ingelse, evenals een psycholoog en een verpleegkundige. De advocaat betoogde dat de rechtbank geen machtiging kon verlenen, omdat de betrokkene niet door een psychiater was onderzocht, wat volgens hem in strijd was met artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De rechtbank oordeelde dat het verzoek van de advocaat slaagde. In navolging van de Hoge Raad stelde de rechtbank vast dat de eis van 'objective medical expertise' van het EVRM in beginsel vereist dat een betrokkene door een psychiater wordt onderzocht, tenzij er sprake is van acute noodsituaties. Aangezien de inbewaringstelling was gebaseerd op een verklaring van een arts die geen psychiater is, en er geen schriftelijke verklaring van een niet-behandelend psychiater was, kon de rechtbank geen machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verlenen.
De rechtbank besloot daarom het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling af te wijzen, wat betekent dat de betrokkene niet langer in het psychiatrisch ziekenhuis kon worden vastgehouden op basis van de ingediende verzoeken.