ECLI:NL:RBMAA:2008:BF1325

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
17 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
124819 / HA ZA 07-1090
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening en boedelscheiding na ontbinding huwelijk met schuldbekentenis

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.J. Bordes, gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.T.J. Gorissen, gedagvaard voor de Rechtbank Maastricht. De procedure betreft een vordering tot betaling van een bedrag dat gedaagde aan eiseres verschuldigd is op basis van een notariële schuldbekentenis. Deze schuldbekentenis, opgemaakt na de ontbinding van hun huwelijk, vermeldt dat gedaagde fl. 90.000,- aan eiseres schuldig is, met een rente van 3% per jaar en een aflossingsverplichting van minimaal fl. 2.500,- per maand. Eiseres stelt dat gedaagde zijn aflossingsverplichtingen niet is nagekomen en vordert betaling van in totaal € 15.390,23, vermeerderd met rente en kosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde enkele betalingen heeft verricht, maar dat hij is gestopt met aflossen. Eiseres heeft ook kosten gemaakt voor deurwaarders en advocaten, die zij op gedaagde wil verhalen. Gedaagde heeft als verweer aangevoerd dat eiseres reeds een executoriale titel heeft met de notariële schuldbekentenis en dat zij ten onrechte bepaalde betalingen niet in mindering heeft gebracht op haar vordering.

De rechtbank oordeelt dat de vordering van eiseres voor toewijzing vatbaar is, ondanks het verweer van gedaagde. De rechtbank wijst de vordering toe en compenseert de proceskosten, aangezien partijen ex-echtgenoten zijn. De uitspraak is gedaan op 17 september 2008 door mr. J.R. Sijmonsma, rechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak : 17 september 2008
Zaaknummer : 124819 / HA ZA 07-1090
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen
inzake
[Naam eiseres],
wonende te [Woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. G.J. Bordes te Heerlen-Hoensbroek;
tegen:
[Naam gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. J.T.J. Gorissen te Heerlen.
1. Het verloop van de procedure
Eiseres heeft gedaagde gedagvaard voor deze rechtbank en gesteld en geconcludeerd als in die dagvaarding vermeld. Bij die dagvaarding zijn producties overgelegd. Naar aanleiding van een rolbeschikking van 12 december 2007 heeft eiseres een akte ter rolle genomen waarbij zij producties heeft overgelegd. Gedaagde heeft daarna onder het overleggen van producties geantwoord. Op de voet van artikel 131 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is een comparitie na antwoord gelast. Bij brief van 19 mei 2008 zijn door eiseres stukken overgelegd ten behoeve van de comparitie. Van het verhandelde ter comparitie is proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt. Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd op het rechtbankdossier. De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
De rechter ten overstaan van wie op enigerlei wijze bewijs is bijgebracht, is in verband met een herverdeling van zaken niet in staat aan deze uitspraak medewerking te verlenen.
2. Het geschil
2.1 Partijen zijn gehuwd geweest. Na de ontbinding van het huwelijk hebben zij ten overstaan van notaris de Leeuw te Born op 2 februari 2000 een schuldbekentenis opgemaakt waarin gedaagde erkent fl. 90.000,- aan eiseres schuldig te zijn in verband met de verkoop van een woonhuis en wegens de uitkoop van eiseres in een vennootschap onder firma die partijen samen dreven. In de schuldbekentenis is verder vermeld dat gedaagde een rente verschuldigd is van 3% per jaar en met ingang van 31 januari 2000 per maand minimaal fl. 2.500,- dient af te lossen.
Eiseres stelt dat gedaagde een aantal aflossingen heeft verricht en vervolgens is gestopt met aflossen. Gedaagde is ook na betekening van de notariële schuldbekentenis aan hem niet verder gegaan met aflossen. Hij is thans aan hoofdsom nog € 14.007,04 aan haar verschuldigd te vermeerderen met
€ 1.383,19 welk bedrag eiseres heeft betaald aan deurwaarder, notaris en advocaat die allen inningspogingen hebben ondernomen.
Eiseres heeft op grond van het vorenstaande gevorderd dat gedaagde bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen € 15.390,23 vermeerderd met de contractuele rente van 3% per jaar over € 14.007,04 vanaf 6 juli 2007 tot aan de dag der algehele voldoening, het een en ander met veroordeling van gedaagde in de kosten van de procedure, die van het gelegde beslag daaronder begrepen.
2.2 Gedaagde is van mening dat deze procedure onnodig wordt gevoerd omdat eiseres met de notariële schuldbekentenis reeds een executoriale titel in handen heeft. Hij stelt verder dat eiseres ten onrechte de door hem gedane betalingen van 27 januari 1999 van € 1.815,12 als voorschot niet in mindering heeft gebracht op het door haar gevorderde. Zij heeft verder ten onrechte niet in mindering gebracht de door hem gedane betaling van het gezamenlijke krediet van € 6.806,70 en de door hem gedane betaling van belastingaanslagen op naam van eiseres van in totaal € 3.415,15.
3. De beoordeling
3.1 Waar eiseres meer vordert dan gedaagde wenst te betalen is de kans dermate groot dat het, als eiseres de notariële schuldbekentenis had gebruikt als executoriale titel, toch tot een procedure bij de rechtbank was gekomen, dat niet gezegd kan worden dat eiseres de onderhavige dagvaarding nodeloos heeft uitgebracht.
3.2 De notariële schuldbekentenis bepaalt dat de aflossingen dienen te geschieden door overmaking op een door eiseres op te geven bank- of girorekening ten name van haar gedurende een tijdvak van 36 maanden. Deze afgesproken wijze van betaling brengt met zich dat een andere wijze van betaling alleen maar mag worden “meegenomen” als verrekening in de zin van art. 6:127 BW en verder. Dat ook gedaagde dit zo ziet blijkt uit hetgeen is gerelateerd in het proces-verbaal van comparitie voor zover inhoudende, als verklaring van de raadsman van gedaagde, dat genoemde betalingen verrekend dienen te worden. Dit verrekeningsverweer laat zich echter niet eenvoudig vast stellen terwijl de vordering overigens voor toewijzing vatbaar is, zodat de rechtbank dit verweer op voet van art. 6:136 BW passeert.
Voor de duidelijkheid: ten einde te kunnen oordelen of de genoemde drie betalingen die gedaagde heeft gedaan in dit kader verrekend mogen worden dient nader onderzoek te worden gedaan naar de wijze waarop partijen de scheiding en deling van hun huwelijksgoederengemeenschap uiteindelijk hebben vorm gegeven. Eiseres heeft ter comparitie immers bij monde van haar raadsman verklaard dat partijen in dat kader eerst hadden afgesproken dat gedaagde haar fl. 200.000,- zou betalen welk bedrag echter is verminderd tot fl. 90.000,- en dat eventueel door gedaagde vóór 2 februari 2000 verrichte betalingen in de vermindering van de afkoopsom van fl. 200.000,- naar fl. 90.000,- zijn verwerkt. De rechtbank merkt hierbij tenslotte nog op dat niet is komen vast te staan dat één of meer van de drie betalingen later dan 2 februari 2000 zijn verricht.
3.2 Nu de vordering voor het overige niet wordt betwist, ligt zij voor toewijzing gereed met dien verstande dat de rechtbank de proceskosten zal compenseren zoals hierna bepaald nu partijen ex-echtgenoten zijn.
4. De beslissing
De rechtbank:
veroordeelt gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen € 15.390,23 vermeerderd met de contractuele rente van 3% per jaar over € 14.007,04 vanaf 6 juli 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
compenseert de kosten van deze procedure aldus dat iedere partij haar eigen kosten dient te dragen;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.