ECLI:NL:RBMAA:2008:BE9595

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
13 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
123316 / HA ZA 07-923
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en subrogatie door verzekeraar na afwijzing door strafrechter

In deze zaak heeft de rechtbank Maastricht op 13 augustus 2008 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de naamloze vennootschap Nationale-Nederlanden Schadeverzekeringsmaatschappij N.V. (hierna: Nationale Nederlanden) en de gedaagden, [Naam gedaagde sub 1] en [Naam gedaagde sub 2]. Nationale Nederlanden vorderde een schadevergoeding van de gedaagden, die eerder door de kinderrechter waren veroordeeld voor het plegen van een onrechtmatige daad, te weten het ingooien van ramen. De schade was door Nationale Nederlanden vergoed aan de benadeelde partij, die zich in het strafproces had gevoegd, maar wiens vordering door de strafrechter was afgewezen. De rechtbank moest oordelen of Nationale Nederlanden, als verzekeraar, gesubrogeerd was in de rechten van de benadeelde partij en of zij de gedaagden kon aanspreken voor de schadevergoeding.

De rechtbank overwoog dat de vordering van de benadeelde partij, die door de strafrechter was afgewezen, niet opnieuw voorgelegd kon worden aan de burgerlijke rechter. Dit was in lijn met de parlementaire geschiedenis, waarin werd gesteld dat een dergelijke herkansing niet past in het systeem van het rechtsstelsel. Aangezien de benadeelde partij niet meer bevoegd was om de schadevergoeding te vorderen, kon Nationale Nederlanden dat ook niet. De rechtbank verklaarde Nationale Nederlanden niet-ontvankelijk in haar vordering, wat betekende dat de verzekeraar geen aanspraak kon maken op de schadevergoeding van de gedaagden.

Daarnaast werd Nationale Nederlanden veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, aangezien zij in het ongelijk was gesteld. De kosten aan de zijde van de niet verschenen gedaagde [Gedaagde sub 2] werden begroot op nihil. De uitspraak benadrukt de beperkingen van subrogatie in gevallen waar de oorspronkelijke vordering door de strafrechter is afgewezen, en bevestigt de rechtszekerheid voor gedaagden in dergelijke situaties.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak : 13 augustus 2008
Zaaknummer : 123316 / HA ZA 07-923
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen
inzake
de naamloze vennootschap NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERINGS MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd en zaakdoende te 's-Gravenhage,
eiseres,
procureur mr. J.A.M.G. Vogels;
tegen:
[Naam gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
gedaagde sub 1,
procureur mr. I.J.M. Gelissen (toevoeging);
[Naam gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagde sub 2,
geen procureur gesteld hebbende.
1. Het verloop van de procedure
Eiseres, hierna te noemen “Nationale Nederlanden”, heeft gedaagde sub 1, [Naam gedaagde sub 1], alsmede gedaagde sub 2, [Naam gedaagde sub 2], gedagvaard voor deze rechtbank en gesteld en geconcludeerd als in die dagvaarding vermeld. Bij die dagvaarding zijn producties overgelegd. Tegen [Gedaagde sub 2] is verstek verleend. [Gedaagde sub 1] heeft daarna onder het overleggen van producties geantwoord.
Omdat geen verschijning van partijen in de zin van artikel 131 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is gelast, heeft de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld te repliceren en te dupliceren. Vervolgens heeft Nationale Nederlanden gerepliceerd, zulks onder overlegging van producties, en heeft [Gedaagde sub 1] geconcludeerd voor dupliek.
Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd op het rechtbankdossier. De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten
2.1 Op 27 mei 2005 zijn [Gedaagde sub 1] en [Gedaagde sub 2] door de kinderrechter van de rechtbank Maastricht veroordeeld voor - onder andere - het ingooien van de ramen op [adres]. Zij hebben hiermee een onrechtmatige daad gepleegd tengevolge waarvan [benadeelde partij] schade heeft geleden, bestaande uit de reparatie van ramen en schilderwerk. [benadeelde partij] was voor deze schade verzekerd bij Nationale Nederlanden. De schade voornoemd is door Nationale Nederlanden aan [benadeelde partij] vergoed, € 6.643,00 voor de vervanging van de ramen en € 702,59 voor de kosten van het schilderwerk.
2.2 [benadeelde partij] had zich in genoemd strafproces gevoegd als benadeelde partij. Zijn vordering werd door de kinderrechter afgewezen.
2.3 Tot op heden heeft er geen betaling door [Gedaagde sub 1] dan wel [Gedaagde sub 2] plaatsgevonden aan Nationale Nederlanden.
3. Het geschil
3.1 Nationale Nederlanden heeft gevorderd om Meijer en [Gedaagde sub 2] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor zover mogelijk, hoofdelijk, des de een betalende de ander zal zijn gekweten, te veroordelen om aan Nationale Nederlanden tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag ad € 8.548,61, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 7.345,59 vanaf 14 september 2007 tot de dag der algehele voldoening, een en ander met veroordeling van gedaagden in de kosten van dit geding te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis.
3.2 Nationale Nederlanden legt hieraan ten grondslag dat zij is gesubrogeerd in de rechten van [benadeelde partij]. Het feit dat de vordering van [benadeelde partij], als zijnde de benadeelde partij, is afgewezen door de strafrechter doet hieraan niet af. Nationale Nederlanden beroept zich daarnaast op vergoeding van de wettelijke rente over de hoofdsom tot 13 september 2007, welke € 435,02 bedraagt. Ten slotte beroept Nationale Nederlanden zich op vergoeding van de haar gemaakte buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 768,00.
3.3 [Gedaagde sub 1] heeft de vordering gemotiveerd weersproken. Nu de vordering van [benadeelde partij] in het strafproces is afgewezen, kan [benadeelde partij] deze vordering niet nogmaals voorleggen aan de burgerlijk rechter. Een gevolg van de subrogatie door Nationale Nederlanden is dat zij niet meer rechten kan hebben dan [benadeelde partij]. Nu [benadeelde partij] niet bevoegd is om alsnog deze schadevergoeding aan de burgerlijk rechter voor te leggen, is Nationale Nederlanden dat ook niet. Om deze reden dient Nationale Nederlanden niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering, althans dient deze vordering te worden afgewezen.
Subsidiair stelt [Gedaagde sub 1] dat bij veroordeling van [Gedaagde sub 1] pas wettelijke rente kan worden berekend vanaf de dag der dagvaarding, nu [Gedaagde sub 1] na ontvangst van de dagvaarding pas kennis heeft genomen van de vordering van Nationale Nederlanden. Ten slotte betwist [Gedaagde sub 1] dat er door Nationale Nederlanden buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt.
4. De beoordeling
4.1 De rechtbank dient te oordelen over de vraag of Nationale Nederlanden is gesubrogeerd in de rechten van [benadeelde partij], wiens vordering als benadeelde partij door de strafrechter is afgewezen.
4.2 Ter zake de vraag of een afgewezen vordering van de benadeelde partij opnieuw kan worden voorgebracht voor de burgerlijk rechter valt in de parlementaire geschiedenis te lezen: “Het wetsvoorstel opent niet de mogelijkheid dat de benadeelde partij wier vordering door de strafrechter is ontzegd, haar vordering opnieuw voorlegt aan de burgerlijk rechter. Een dergelijke herkansing voor de benadeelde partij zou niet passen in het systeem van ons rechtsstelsel” (Kamerstukken 1989 – 1990, 21 345, nr. 3, p. 13). De wetgever heeft aldus voor de benadeelde partij wier vordering is afgewezen de toegang tot de civiele rechter afgesloten.
4.3 Subrogatie van een verzekeraar in de rechten van een verzekerde vindt plaats voor zover deze de schade aan de verzekerde heeft vergoed. Uit productie 2 bij de dagvaarding blijkt dat de schade aan de ruiten eerst bij een schrijven van 6 juli 2005 door de glaszetter aan Nationale Nederlanden werd gemeld. Hieruit trekt de rechtbank de gevolgtrekking dat Nationale Nederlanden pas na het strafproces op 27 mei 2005 is overgegaan tot vergoeding van de schade van [benadeelde partij]. Nu door het afwijzen van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] in het strafproces diens vorderingsrecht is komen te vervallen en zij deze derhalve niet meer kan voorleggen aan de burgerlijk rechter, kan Nationale Nederlanden niet gesubrogeerd zijn. Gelet op het bovenstaande dient Nationale Nederlanden niet ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering. De overige gevoerde verweren behoeven geen verdere beoordeling meer.
4.4 De rechtbank acht Nationale Nederlanden tevens niet ontvankelijk in haar vordering jegens [Gedaagde sub 2]. Aangezien de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] in het strafproces is afgewezen, is het vorderingsrecht van [benadeelde partij] komen te vervallen. Derhalve kan Nationale Nederlanden niet gesubrogeerd zijn in de rechten van [benadeelde partij].
4.5 Nu Nationale Nederlanden in het ongelijk is gesteld, dient zij de proceskosten te dragen van gedaagden, waarbij de nakosten, gelet op artikel 237 lid 4 van het Wetboek van Rechtsvordering, niet begroot zullen worden. De kosten van dit geding gerezen aan de zijde van de niet verschenen gedaagde [Gedaagde sub 2] worden evenwel begroot op nihil.
5. De beslissing
De rechtbank:
verklaart Nationale Nederlanden niet ontvankelijk in haar vordering;
veroordeelt Nationale Nederlanden in de proceskosten aan de zijde van [Gedaagde sub 1] gevallen en tot op heden begroot op
€ 300,00 aan vast recht en € 768,00 aan salaris procureur, op de voet van het bepaalde in artikel 243 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te voldoen aan de griffier van deze rechtbank;
veroordeelt Nationale Nederlanden in de proceskosten aan de zijde van [Gedaagde sub 2] gevallen en tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
R