ECLI:NL:RBMAA:2008:BE9589

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
5 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Insolventienummer 07/555 R, nummer verklaring HRL029072585
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsanering op grond van verzwegen schulden en onjuiste informatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 5 augustus 2008 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsanering van een schuldenaar, die eerder op 28 november 2007 was toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. De rechter-commissaris had voorgesteld de schuldsanering te beëindigen omdat de schuldenaar essentiële informatie had verzwegen tijdens de toelatingszitting. Het bleek dat de schuldenaar meer ondernemingen had dan hij had opgegeven, en dat zijn totale schuldenlast aanzienlijk hoger was dan eerder gerapporteerd. Daarnaast was er sprake van frauduleuze handelingen, zoals het niet indienen van belastingaangiften en het niet bijhouden van een goede administratie.

De bewindvoerder meldde dat er nieuwe schulden waren ontstaan, waaronder een boedelschuld bij het UWV en dat de oorspronkelijke preferente vordering van de belastingdienst was teruggebracht, maar nog steeds aanzienlijk was. De schuldenaar voerde aan dat hij niet had verzwegen dat hij meerdere ondernemingen had gedreven, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende informatie had verstrekt en dat hij niet te goeder trouw had gehandeld. De rechtbank concludeerde dat de schuldsanering moest worden beëindigd op basis van artikel 350 lid 1 juncto lid 3 sub f van de Faillissementswet, omdat er feiten en omstandigheden waren die bij de indiening van het verzoekschrift al bekend waren en die reden zouden zijn geweest om het verzoek af te wijzen.

De rechtbank stelde ook vast dat de schuldenaar onvoldoende had voldaan aan zijn informatieverplichtingen en dat er onvoldoende baten waren om de vorderingen van de crediteuren te voldoen. De rechtbank beëindigde de schuldsanering en stelde het salaris van de bewindvoerder vast, evenals de kosten van de publicaties die ten laste van de Staat komen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
beëindiging schuldsanering
insolventienummer: 07/555 R
nummer verklaring: HRL0290702585
uitspraakdatum: 5 augustus 2008
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Bij vonnis van deze kamer van 28 november 2007 is de definitieve schuldsanering uitgesproken ten aanzien
van:
[Naam schuldenaar],
geboren [geboortedatum- en plaats],
wonende [adres],
voorheen handelend onder de naam LUNCHROOM BRASSERIE LE BOULEVARD,
gevestigd In de Cramer 100, 6412 PM Heerlen,
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel Zuid-Limburg onder nummer 14082860.
tevens voorheen handelend onder de naam CAFÉ-RESTAURANT “DE KOESTAL”,
gevestigd aan de Ondersteweg 1, te 5995 PS Kessel, niet ingeschreven bij de Kamer van Koophandel,
tevens voorheen handelend onder de naam V.O.F. OUD BROMMELEN en PARTYCENTRUM OUD BROMMELEN,
gevestigd aan de Brommelen 16, te 6363 CS Wijnandsrade, niet ingeschreven bij de Kamer van Koophandel,
1.2. De rechter-commissaris heeft een voordracht gedaan om de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen. Als grond voor de beëindiging is aangevoerd dat:
1. schuldenaar essentiële gegevens bij de toelatingszitting voor de rechtbank heeft verzwegen, onder andere dat hij nog meer ondernemingen op zijn naam heeft staan en zijn schuldenlast aanzienlijk groter blijkt te zijn dan uit de verklaring van de kredietbank naar voren is gekomen;
2. thans blijkt dat een deel van de schulden niet te goeder trouw zijn ontstaan omdat schuldenaar geen goede administratie bijhield, geen belastingaangiften indiende en frauduleuze handelingen heeft verricht door het schenden van andere wettelijke regels;
3. schuldenaar een nieuwe schuld van tenminste € 5.250,00 heeft laten ontstaan.
1.2. Bij brief van mr. S.X.J. Zuidema heeft verzoeker zich tegen de voordracht verweerd.
1.3. Ter zitting van 29 juli 2008 zijn schuldenaar bijgestaan door mr. Th. Boumans en de bewindvoerder, mw. A.M.A. Bouwens, gehoord.
2. De standpunten van betrokkenen
2.1. In het eerste verslag ex artikel 318 Faillissementswet (Fw) heeft de bewindvoerder uitgebreid verslag gedaan van het feit dat schuldenaar, na de verkoop van zijn eerste twee ondernemingen, twee nieuwe ondernemingen is begonnen, die niet zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Dit betrof café restaurant “De Koestal” in Kessel (hierna te noemen: De Koestal) en Partycentrum Oud Brommelen te Wijnandsrade (hierna te noemen: “Oud Brommelen”). Volgens de bewindvoerder is het zeer twijfelachtig of schuldenaar als een goed ondernemer heeft gehandeld. Schuldenaar heeft nauwelijks administratie bijgehouden en de accountant niet betaald, zodat die geen werkzaamheden meer heeft verricht. Daardoor zijn er bij de Belastingdienst vanaf december 2006 geen aangiften omzetbelasting, vanaf januari 2007 geen aangiften loonheffingen en over 2006 en 2007 geen aangiften inkomstenbelasting/premie Volksverzekeringen meer gedaan. Verder heeft schuldenaar vanaf juni 2007 geen huur meer betaald aan de verhuurster van het pand ten behoeve van de onderneming “Oud Brommelen”. De belasting- en huurschulden die hierdoor zijn ontstaan, waren niet vermeld in de verklaring van de Kreditebank Limburg, op basis waarvan de rechtbank over de toelating van schuldenaar tot de schuldsaneringsregeling heeft beslist. De bewindvoerder heeft de huurovereenkomst met inachtneming van de opzegtermijn opgezegd, waardoor een boedelschuld is ontstaan van € 5.250,-. Volgens de bewindvoerder wordt zij slecht geëinformeerd door schuldenaar. Schuldenaar geeft hiervoor als verklaring dat hij sinds drie jaar een slaapstoornis en epilepsie heeft, maar laat na terzake een medische verklaring te verstrekken.
2.2. Ter zitting heeft de bewindvoerder meegedeeld dat er inmiddels nog een boedelschuld bij het UWV is ontstaan van € 5.147,86 omdat zij (na machtiging daartoe van de rechter-commissaris) een werkneemster van schuldenaar heeft ontslagen en het UWV de loonverplichting heeft overgenomen.
Verder heeft zij in overleg met de belastingdienst de oorspronkelijke preferente vordering van € 832.369,00 weten terug te brengen tot € 151.435,48. Zij heeft twee overzichten van de preferente en concurrente schuldvorderingen ter zitting overgelegd. Het totaal aan concurrente crediteuren komt op € 116.301,55.
Er is een nieuwe schuld bij het WML ontstaan van € 374,87.
De bewindvoerder blijft bij haar standpunt dat de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd moet worden.
2.3. Schuldenaar heeft volgens de bewindvoerder niet voldaan aan zijn informatieverplichting tijdens de schuldsanering. Hij heeft het inlichtingenformulier over het 2e kwartaal van 2008 niet ingestuurd, over het 1e kwartaal zijn de ontbrekende gegevens nog steeds niet overgelegd en hij heeft geen informatie verstrekt over zijn gezondheidstoestand waarnaar vanaf het begin van de schuldsanering om werd gevraagd.
2.4. Schuldenaar heeft aangevoerd dat hij niet heeft verzwegen dat hij een tweetal ondernemingen heeft gedreven. Hij heeft het door hem ingevulde intakeformulier bij de Kredietbank Limburg overgelegd, waarin hij ten aanzien van de vraag naar de oorzaak van zijn schulden, heeft geschreven:
“Ik had goeddraaiende bedrijven in Heerlen. Echter, ik kreeg in november 2005 een brief van advocaat Stevelmans Nuth dat ik 38.000 euro moest betalen. Dat geld had ik niet en is de zaak verkocht. Van het 1 kwam het ander, mijn hoop was een mooie zomer om met het zwembad bij Restaurant “Oud Brommelen” en op de Camping in Kessel weer boven Jan te komen. Dit is echter niet gelukt”
2.5. Daarnaast stelt schuldenaar dat de huurschuld niet terecht is, nu hij betaling van de huurpenningen mocht opschorten omdat de verhuurster in gebreke was. Ook de door de bewindvoerder opgevoerde boedelschuld die op de huurpenningen betrekking heeft, is daarom niet terecht.
2.6. Schuldenaar stelt dat hij een deugdelijke administratie heeft bijgehouden maar dat zijn accountant geen belastingaangiften kan doen, door geldgebrek van schuldenaar.
2.7. Ter zitting van 29 juli 2008 heeft schuldenaar erkend dat het ontslag van een werkneemsters niet goed is gegaan. Hij dacht dat de advocaat van die werkneemster het contract zou opzeggen, maar zij bleek nog steeds in dienst te zijn.
2.8. Desgevraagd heeft hij verklaard dat hij bij de Kredietbank een korte verklaring heeft afgelegd. Eén uur voor de zitting van 28 november 2007 bij de rechtbank heeft hij de verklaring als bedoeld in artikel 285 bij de Kredietbank opgehaald en getekend maar deze verklaring heeft hij niet goed gelezen.
Schuldenaar heeft op voormelde zitting niets gezegd over de twee ondernemingen die hij na augustus 2006 heeft opgezet omdat daar tijdens de zitting niet naar gevraagd werd. Bovendien waren de zaken allang gesloten.
Zijn enige kans was de zaak in Brommelen die door de eisen van de gemeente en de daarna ontstane huurproblemen gestaakt moest worden. De meeste schulden die in de verklaring van de kredietbank worden vermeld hebben betrekking op deze onderneming. De Koestal was van het begin af aan een flop. Hij zat in een gat waar hij niet uitkwam. Daarom werden geen belastingaangiften gedaan, jaarstukken opgemaakt en klopte de boekhouding niet. Schuldenaar stelt dat hij niet wist dat hij beide laatste ondernemingen ook bij de Kamer van Koophandel moest inschrijven.
3. De beoordeling
3.1. In artikel 350, lid 1 juncto lid 3 sub f Fw is bepaald dat de rechtbank de schuldsaneringsregeling kan beëindigen indien er feiten en omstandigheden bekend worden die op het tijdstip van de indiening van het verzoekschrift tot de schuldsaneringsregeling reeds bestonden en die reden zouden zijn geweest om het verzoek af te wijzen overeenkomstig artikel 288 eerste en tweede lid Fw.
3.2. In artikel 350, lid 1 juncto lid 3 sub c en sub d Fw is voorts bepaald dat de schuldsaneringsregeling beëindigd kan worden onder meer indien de schuldenaar een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomt en/of de schuldenaar bovenmatige schulden doet of laat ontstaan.
3.3. Vaststaat dat schuldenaar op 28 november 2007 een verzoekschrift tot toelating in de wettelijke schuldsaneringsregeling heeft ingediend, ter afwending van een bij deze rechtbank ingediend verzoek tot faillietverklaring van schuldenaar. Bij zijn verzoekschrift heeft schuldenaar een verklaring van de Kredietbank overgelegd als bedoeld in artikel 285 Fw. Bekend is dat de Kredietbank in deze situatie geen minnelijk traject heeft kunnen uitvoeren en dat zij in haar verklaring alleen die gegevens kan opnemen die op dat moment door verzoeker worden aangereikt. Volgens die opgave bedroeg de totale schuldenlast van schuldenaar € 88.796,61 aan concurrente crediteuren. Preferente crediteuren zijn op het overzicht niet vermeld. Verzoeker heeft de verklaring van de Kredietbank mede ondertekend en heeft daarmee kenbaar gemaakt dat de inhoud overeenstemt met de werkelijkheid. Als bijlagen bij het verzoek tot toepassing van de schuldsanering waren een uittreksel van de Kamer van Koophandel gevoegd van de “De Frietkroam & IJs en Wafels” en de “lunchroom Brasserie le Boulevard”. Deze ondernemingen werden uitgeschreven respectievelijk op 1 november 2005 en 1 oktober 2006. Uit het uittreksel betreffende “De Frietkroam” werd deze onderneming op het laatst gedreven door de toenmalige partner van schuldenaar en was schuldenaar op 31 november 2005 uitgetreden als functionaris.
3.4. Voorts staat vast dat ten tijde van de behandeling van het toelatingsverzoek van schuldenaar bij de rechtbank niet bekend was dat schuldenaar ook de ondernemingen “Oud Brommelen” en “De Koestal” had gedreven. Het intakeformulier waar schuldenaar zich op beroept, bevond zich niet bij de stukken in het dossier en ter zitting heeft schuldenaar het bestaan van deze ondernemingen niet gemeld. Bovendien is de formulering op dit intakeformulier dermate cryptisch dat daaruit niet zonder meer valt op te maken dat schuldenaar deze ondernemingen op eigen naam heeft gedreven.
3.5. Op grond van de thans beschikbare gegevens kan worden vastgesteld dat schuldenaar, betrekkelijk kort voordat hij een verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling deed, een tweetal ondernemingen heeft gedreven, die hij niet heeft ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Met name uit één van deze ondernemingen, te weten “Oud Brommelen”, zijn diverse schulden ontstaan, waaronder bij de verhuurster en de belastingdienst. Deze schulden stonden niet vermeld in de verklaring van de Kredietbank Limburg en waren mitsdien niet bekend bij de rechtbank die over het verzoek tot toelating heeft geoordeeld. Inmiddels is voor een bedrag van € 151.435,48 aan preferente en voor een bedrag van € 116.301,55 aan vorderingen bij de bewindvoerder ingediend. Dit is driemaal zo hoog als bekend was bij de toelatingszitting. De schuld aan de Belastingdienst bedroeg op het moment van de behandeling van het toelatingsverzoek overigens meer dan € 800.000,-. Van deze schuld heeft schuldenaar helemaal geen melding gemaakt. Deze schuld was het gevolg van ambtshalve aanslagen, omdat schuldenaar geen aangiften deed. Hieruit volgt dat schuldenaar ten aanzien van deze schuld, die inmiddels door de inspanningen van de bewindvoerder is gereduceerd, maar nog steeds aanzienlijk is, niet te goeder trouw is geweest.
3.6. De rechtbank is van oordeel dat de schuldsaneringsregeling reeds om deze reden tussentijds moet worden beëindigd, op grond van het bepaalde in artikel 350 lid 1 jo lid 3 sub f voornoemd.
3.7. Daar komt nog bij dat door voormelde opzeggingen van de huurovereenkomst en de arbeidsovereenkomst door de bewindvoerder, een tweetal boedelschulden zijn ontstaan van (afgerond) € 10.400,- én dat schuldenaar de bewindvoerder onvoldoende informeert over zijn inkomen en gezondheidstoestand, zodat ook sprake is van de beëindigingsgronden als vermeld in artikel 350 lid 1, jo lid 3 sub c en d.
3.8. De schuldsanering zal dan ook de toepassing van de schuldsaneringsregeling op voornoemde gronden beëindigen.
3.9. Al hetgeen schuldenaar meer of anders heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
3.10. Er zijn onvoldoende baten om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen.
3.11. De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder vaststellen. De kosten van de in de schuldsaneringsregeling bevolen publicaties komen ten laste van de Staat.
BESLISSING
De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het bedrag van het salaris van de bewindvoerder vast op € 2.110,01 (inclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting) en te vermeerderen met de aan te wassen renten
- stelt de kosten van de in de Faillissementswet bevolen publicaties vast op € 130,00 en bepaalt dat deze ten laste van de Staat komen.
Gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux, rechter, en uitgesproken ter open¬bare te¬rechtzit¬ting van 5 augustus 2008 in tegen¬woor¬dig¬heid van de grif¬fier.