ECLI:NL:RBMAA:2008:BE9564

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
27 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
121466 / HA ZA 07-661
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van akte van verdeling en schadevergoeding na echtscheiding

In deze zaak heeft eiseres, na een huwelijk van vijftien jaar, gedaagde gedagvaard met het verzoek om de akte van verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap te vernietigen. De echtscheiding werd uitgesproken op 5 augustus 2005 en de akte van verdeling werd op 2 december 2005 opgemaakt. Eiseres stelt dat zij benadeeld is door de wijze van verdeling, omdat zij een bedrag van € 43.917,46 aan gedaagde moest betalen, wat verrekend werd met de partneralimentatie. Eiseres betoogt dat zij niet op de hoogte was van de belastingverplichtingen die voortvloeiden uit deze verrekening en dat zij in een psychisch kwetsbare toestand verkeerde tijdens het ondertekenen van de akte. Eiseres vordert primair dat de rechtbank verklaart dat zij benadeeld is en dat de akte van verdeling vernietigd moet worden. Subsidiair stelt zij dat er sprake is van misbruik van omstandigheden door gedaagde, die op de hoogte was van haar psychische toestand en haar belangen niet naar behoren heeft behartigd.

De rechtbank heeft de vorderingen van eiseres afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de primaire vordering niet kan worden toegewezen, omdat de alimentatieverplichting en de belastingschuld geen goederen of schulden zijn die tot de gemeenschap behoren. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij voor meer dan een vierde is benadeeld. De rechtbank heeft ook de stelling van eiseres over misbruik van omstandigheden verworpen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De rechtbank concludeert dat er geen reden is om af te wijken van de regel dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak : 27 augustus 2008
Zaaknummer : 121466 / HA ZA 07-661
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen
inzake
[Naam eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. G.A.M.F. Spera (toevoeging);
tegen:
[Naam gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. F.M.J.P. Heckmans.
1. Het verloop van de procedure
Eiseres heeft gedaagde gedagvaard voor deze rechtbank en gesteld en geconcludeerd als in die dagvaarding vermeld. Bij die dagvaarding zijn producties overgelegd. Gedaagde heeft daarna onder het overleggen van producties geantwoord. Op de voet van artikel 131 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is een comparitie na antwoord gelast. Bij brieven van 15 november 2007 en 4 april 2008 zijn door eiseres stukken overgelegd ten behoeve van de comparitie. Van het verhandelde ter comparitie, die gedurende twee zittingen heeft plaatsgevonden, is proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt. Partijen hebben geprobeerd hun geschil door middel van mediation te laten oplossen hetgeen niet is gelukt. Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd op het rechtbankdossier. De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
De rechter ten overstaan van wie op enigerlei wijze bewijs is bijgebracht, is wegens een herverdeling van zaken niet in staat aan deze uitspraak medewerking te verlenen.
2. Het geschil
2.1 Partijen zijn gedurende een 15-tal jaren gehuwd geweest. De beschikking waarbij de echtscheiding is uitgesproken is op 5 augustus 2005 ingeschreven. Partijen hebben vervolgens hun huwelijksgoederengemeenschap verdeeld ten overstaan van notaris Tomlow die op 2 december 2005 een akte van verdeling heeft opgemaakt. In deze akte van verdeling is onder meer opgenomen dat eiseres gelet op de wijze waarop de gemeenschap was verdeeld, werd overbedeeld met
€ 43.917,46. Dit door eiseres aan gedaagde te betalen bedrag is verrekend met door gedaagde vanaf 1 december 2007 verschuldigde partneralimentatie die aldus werd afgekocht (zie de eerste alinea van het door de raadsman van eiseres tijdens de eerste zitting opgemerkte). Eiseres stelt dat zij door deze wijze van verdeling is benadeeld voor meer dan een vierde gedeelte omdat haar later is gebleken dat deze wijze van verrekening met zich bracht dat zij over het bedrag van
€ 43.917,46 nog 35% (inkomsten)belasting diende te betalen. Zij wist niet van die belastingplicht en heeft aldus gedwaald.
Voor zover zij niet heeft gedwaald, heeft gedaagde misbruik van omstandigheden gemaakt. Ten tijde van het ondertekenen van de akte was eiseres aan het einde van haar latijn en wilde zij zo spoedig mogelijk van het gezeur af zijn. Zij verkeerde in zodanig psychische desolate omstandigheden dat zij een zwakkere positie innam ten opzichte van gedaagde. Gedaagde wist van die psychische omstandigheden nu hij de strijdlust van eiseres kende en had moeten onderkennen dat het toegeven door eiseres (mede) werd veroorzaakt door het feit dat eiseres niet lekker in haar vel zat. Hij had hierbij tevens mee moeten wegen de fiscale claim die hij wel kende of had moeten kennen.
Meer subsidiair is er sprake van een onrechtmatige daad aan de zijde van gedaagde. Hij wist dat eiseres geen rechtsbijstand had en in een toestand verkeerde die met zich bracht dat zij haar belangen niet naar behoren kon behartigen en zette toch de scheiding en deling voort terwijl die deling eiseres aanzienlijk benadeelde.
Uiterst subsidiair is eiseres van mening dat zij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet gehouden is tot nakoming van hetgeen in de akte van verdeling is opgenomen gelet op het nadeel dat zij daardoor lijdt.
Eiseres heeft op grond van het vorenstaande gevorderd:
primair voor recht te verklaren dat eiseres bij de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, die bij akte van verdeling van 2 december 2005 is verdeeld, voor meer dan een vierde is benadeeld, althans heeft gedwaald, de akte van verdeling van 2 december 2005 te vernietigen dan wel in gevolge het bepaalde in art. 3:198 BW de verdeling te wijzigen, zodanig dat het door eiseres geleden nadeel wordt weggenomen en een verdeling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid tot stand komt;
subsidiair te verklaren voor recht dat er sprake is van misbruik van omstandigheden aan de zijde van gedaagde ten tijde van het tekenen van de akte van verdeling en deze akte op die grond te vernietigen;
meer subsidiair te verklaren voor recht dat er sprake is van een onrechtmatige daad zijdens gedaagde ten tijde van het ondertekenen van de akte van verdeling met veroordeling van gedaagde tot vergoeding van de door eiseres geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
uiterst subsidiair te verklaren voor recht dat eiseres naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet gehouden is tot nakoming van de akte van verdeling en deze te vernietigen, een en ander met veroordeling van gedaagde in de kosten van de procedure.
2.2 De vordering wordt door gedaagde weersproken, waartoe wordt verwezen naar de conclusie van antwoord en de processen-verbaal van de comparitie na antwoord.
3. De beoordeling
3.1.1 Naar de rechtbank begrijpt is de primaire vordering gebaseerd op de stelling dat de benadeling is veroorzaakt door de alsnog door eiseres te betalen belasting over de alimentatieverplichting van de man welke verplichting is verrekend met de overbedeling die aan eiseres toeviel.
Alleen al omdat die alimentatieverplichting noch die belastingschuld daarover een goed of schuld was behorende tot de gemeenschap, kan die primaire vordering voor zover daarop gebaseerd, niet worden toegewezen.
Nu eiseres verder omtrent geen enkel wel tot de gemeenschap behorende goed of schuld heeft gesteld dat zij voor meer dan een vierde heeft gedwaald omtrent de waarde, dient de primaire vordering te worden afgewezen.
3.1.2 De rechtbank laat dan nog in het midden dat uit de door gedaagde bij antwoord als productie 3 overgelegde brief van eiseres dd 22 augustus 2005 blijkt dat zij toen al wist dat er belasting betaald zou moeten worden.
3.1.3 Tenslotte wijst de rechtbank nog op het “kansaspect” van de verrekening. Indien eiseres immers binnen ongeveer twee jaar na 1 december 2007 hertrouwt, is zij met de onderhavige regeling beter af dan indien gedaagde maandelijks alimentatie zou betalen. Bij hertrouwen vervalt immers de alimentatieplicht terwijl bij de huidige regeling eiseres in dat geval niets hoeft terug te betalen.
3.2.1 De rechtbank begrijpt dat de omstandigheden waarvan misbruik zou zijn gemaakt, psychische omstandigheden zouden moeten zijn. Wat dat betreft heeft eiseres onder 19 van de dagvaarding gesteld dat zij in een zodanig ernstige psychische en labiele toestand verkeerde dat zij de reikwijdte van haar gedragingen niet kon overzien. Zij heeft hierbij verwezen naar de bij dagvaarding overgelegde productie 5. Uit die productie blijkt dat eiseres in de periode 02/11/03 tot en met 16/02/04 (slaap)pillen kreeg voorgeschreven. De relevantie daarvan voor de onderhavige overeenkomst die is gesloten omstreeks december 2005 ontgaat de rechtbank zodat aan die productie voorbij wordt gegaan. Zij heeft verder bij brief van 4 april 2008 een verklaring van een psycholoog, Littel, van 3 april 2008 overgelegd. Die verklaring houdt niet meer in dan dat hij het op basis van de door eiseres aan hem verstrekte gegevens niet onwaarschijnlijk acht dat eiseres omstreeks het sluiten van het convenant onvoldoende in staat was de reikwijdte van haar handelingen te overzien, mede gelet op de door eiseres “… vermelde fenomenen met betrekking tot de psychische conditie, …”. Welke gegevens eiseres hem heeft verstrekt is niet vermeld. Een nadere verfeitelijking van de “vermelde fenomenen met betrekking tot de psychische conditie” is eveneens achterwege gebleven zodat de stelling van eiseres dat zij in een zodanig ernstige psychische en labiele toestand verkeerde dat zij de reikwijdte van haar gedragingen niet kon overzien, door de rechtbank wordt gepasseerd als onvoldoende onderbouwd.
3.2.2 De stelling van eiseres dat gedaagde op de hoogte zou zijn van haar slechte geestelijke gesteldheid is met niets onderbouwd zodat de rechtbank ook aan die stelling voorbijgaat. De rechtbank merkt hierbij nog op dat het enkele feit dat een partij die betrokken is in een moeilijk verlopende scheiding en deling van “het gezeur” af wil zijn (zoals eiseres onder 20 van de dagvaarding stelt) en onder die omstandigheden een overeenkomst sluit, geen misbruik van omstandigheden oplevert aan de zijde van de wederpartij.
3.2.3 Voor zover eiseres tenslotte heeft willen stellen dat uit de hoogte van de benadeling eveneens volgt dat zij labiel was, wordt die stelling verworpen omdat er, zoals hiervoor onder 3.1.1 reeds is vastgesteld, geen sprake is van benadeling voor meer dan een vierde. De afkoop van de alimentatie op zich heeft een zodanig kanselement (zie hiervoor onder 3.1.3) dat evenmin van benadeling kan worden gesproken.
3.3 De meer subsidiaire en uiterst subsidiaire vordering zijn beiden gebaseerd op feiten waarvan de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld dat die onvoldoende zijn komt vast te staan zodat ook die vorderingen worden afgewezen.
3.4 Al het vorenstaande brengt met zich dat de vordering moet worden afgewezen. De rechtbank ziet op dit moment nog geen reden om af te wijken van de regel van art. 237 Rv voor zover die toelaat om de kosten van het geding tussen ex-echtgenoten te compenseren.
4. De beslissing
De rechtbank:
wijst het gevorderde af;
compenseert de kosten van deze procedure aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.