ECLI:NL:RBMAA:2008:BE8678

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
30 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/700620-07
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag op verbalisanten en overtreding van de Wegenverkeerswet

In deze zaak is de verdachte op 30 juli 2008 door de Rechtbank Maastricht veroordeeld voor poging tot doodslag op twee verbalisanten en voor overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De feiten vonden plaats op 2 oktober 2007, toen de verdachte met hoge snelheid en roekeloos rijgedrag een politieauto in gevaar bracht. De verdachte negeerde een stopteken en voerde gevaarlijke inhaalmanoeuvres uit, waardoor de verbalisanten gedwongen werden om hard te remmen en uit te wijken om een aanrijding te voorkomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat zijn gedrag tot dodelijke afloop zou kunnen leiden, en dat hij deze kans opzettelijk heeft aanvaard. De verdachte werd als sterk verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, wat invloed had op de strafmaat. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, maar de rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden op, met een voorwaardelijk deel van 6 maanden en een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de verdachte de bevoegdheid ontzegd om motorrijtuigen te besturen voor een periode van 3 jaar en 6 maanden, respectievelijk voor de twee feiten. De rechtbank kende ook schadevergoeding toe aan de benadeelde partijen, de verbalisanten, van € 200,00 per persoon.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/700620-07
Datum uitspraak: 30 juli 2008
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 juli 2008 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[Naam verdachte],
geboren te [Geboortegegevens verdachte],
wonende te [Woonadres verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vught, Vosseveld 2 Huis van Bewaring Regulier te Vught.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 02 oktober 2007 te Eygelshoven, in de gemeente Kerkrade en/of in de gemeente Landgraaf, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk [Naam slachtoffer1] en/of [Naam slachtoffer2] van het leven te beroven, met dat opzet (telkens) een door hem verdachte bestuurde personenauto plotseling naar links heeft gestuurd, terwijl toen en aldaar die [Naam slachtoffer1] en [Naam slachtoffer2] in een opvallende polite-auto reden en de snelheid van beide voertuigen tussen de 80 en 120 kilometer per uur bedroeg, waardoor die politie-auto krachtig heeft moeten remmen en/of naar links heeft moeten sturen teneinde een aanrijding te voorkomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 02 oktober 2007 te Eygelshoven, in de gemeente Kerkrade en/of in de gemeente Landgraaf, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan de personen genaamd [Naam slachtoffer1] en/of [Naam slachtoffer2], beiden agent van politie, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (telkens) een door hem verdachte bestuurde personenauto plotseling naar links heeft gestuurd, terwijl toen en aldaar die [Naam slachtoffer1] en [Naam slachtoffer2] in een opvallende polite-auto reden en de snelheid van beide voertuigen tussen 80 en 120 kilometer per uur bedroeg, waardoor die politie-auto krachtig heeft moeten remmen en/of naar links heeft moeten sturen teneinde een aanrijding te voorkomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 02 oktober 2007, in de gemeente Kerkrade, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Tunnelweg, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 140 kilometer per uur, althans met een hogere snelheid dan de aldaar toegestane snelheid van 50 kilometer per uur in elk geval met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse en/of (vervolgens) rijdend over de weg, de Dentgenbachweg, op de kruising althans splitsing van die weg en de weg, de Kerkradersteenweg, in strijd met een in zijn richting gekeerd en voor hem bestemd rood licht uitstralend verkeerslicht zonder te stoppen en/of met hoge snelheid en/althans zo onvoorzichtig of onoplettend en/of zo onoordeelkundig die kruising althans splitsing is opgereden, waardoor/dat een hem, verdachte, van links naderende bestuurder van een motorrijtuig genoodzaakt werd om hard te remmen teneinde een botsing althans aanrijding met zijn, verdachtes, motorrijtuig te voorkomen en/of (vervolgens) rijdend over de weg de Dentgenbachweg heeft gereden met een snelheid van ongeveer 120 kilometer per uur in elk geval met een hogere snelheid dan de
aldaar toegestane snelheid van 80 kilometer per uur, door welke gedraging(en) van verdachte (telkens) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans (telkens) kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg (telkens) werd gehinderd, althans (telkens) kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Verbeterde schrijffout
Tengevolge van een kennelijke schrijffout staat in de dagvaarding bij het onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde feit vermeld ‘polite-auto’ in plaats van ‘politie-auto’.
Tengevolge van een kennelijke schrijffout staat in de dagvaarding bij het tweede tenlastegelegde feit vermeld ‘3’ in plaats van ‘2’.
De rechtbank leest dit verbeterd, aangezien dit mogelijk is zonder dat verdachte daardoor in zijn verdediging wordt geschaad.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 2 oktober 2007 te Eygelshoven, in de gemeente Kerkrade en in de gemeente Landgraaf, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om meermalen, telkens opzettelijk [Naam slachtoffer1] en [Naam slachtoffer2] van het leven te beroven, met dat opzet een door hem verdachte bestuurde personenauto plotseling naar links heeft gestuurd, terwijl toen en aldaar die [Naam slachtoffer1] en [Naam slachtoffer2] in een opvallende politie-auto reden en de snelheid van beide voertuigen tussen de 80 en 120 kilometer per uur bedroeg, waardoor die politie-auto krachtig heeft moeten remmen en naar links heeft moeten sturen teneinde een aanrijding te voorkomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 2 oktober 2007, in de gemeente Kerkrade, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Tunnelweg, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 140 kilometer per uur en vervolgens rijdend over de weg, de Dentgenbachweg, op de kruising van die weg en de weg, de Kerkradersteenweg, in strijd met een in zijn richting gekeerd en voor hem bestemd rood licht uitstralend verkeerslicht zonder te stoppen en met hoge snelheid en zo onvoorzichtig die kruising is opgereden, waardoor een hem, verdachte, van links naderende bestuurder van een motorrijtuig genoodzaakt werd om hard te remmen teneinde een botsing met zijn, verdachtes, motorrijtuig te voorkomen en vervolgens rijdend over de weg de Dentgenbachweg heeft gereden met een snelheid van ongeveer 120 kilometer per uur, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
Bijzondere overwegingen ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde. Hij heeft daartoe gesteld dat niet bewezen kan worden dat de kans aanmerkelijk is te achten dat de verbalisanten door het verkeersgedrag van verdachte hebben kunnen overlijden. De ervaring leert dat andere weggebruikers, zoals ook de verbalisanten in de onderhavige zaak, in een verkeerssituatie anticiperen en derhalve hebben kunnen uitwijken voor verdachte. Voorts kan niet bewezen worden dat verdachte deze kans, indien bewezen, bewust heeft aanvaard.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte in de avonduren van 2 oktober 2007 met zijn personenauto, na een stopteken te hebben genegeerd, met hoge snelheid is weggereden.
Op de Dentgenbachweg hebben verbalisanten getracht de auto van verdachte links in te halen. Zij zagen dat de bestuurder, zijnde de later aangehouden verdachte, zijn auto de kant van de auto van verbalisanten opstuurde, waardoor deze hen de weg afsneed. De bestuurder van de politieauto moest op dat moment bij een snelheid van 120 kilometer per uur hard remmen teneinde een aanrijding met de auto van verdachte te voorkomen.
Op de Laurastraat hebben verbalisanten nogmaals getracht verdachte in te halen. Toen zij links naast de verdachte reden, zagen zij dat hij hun kant opkeek. Zij zagen dat verdachte zijn auto in hun richting stuurde terwijl verdachte hun richting opkeek. Op dat moment bedroeg hun beider snelheid ongeveer 80 kilometer per uur. De politieauto moest wederom krachtig remmen en naar links uitwijken teneinde een aanrijding te voorkomen.
Op de Rimburgerweg heeft verdachte wederom zijn auto naar links gestuurd, terwijl de verbalisanten hem wilden inhalen. Ook hier moest de politieauto naar links uitwijken en hard remmen om een aanrijding te voorkomen.
De hierboven omschreven manoeuvres dragen een aanmerkelijke kans op een ongeval met dodelijke afloop in zich. Verdachte dwong door zijn auto naar links te sturen de politieauto, die op zeer korte afstand achter/naast de zijne reed, tot heftig remmen en uitwijken met het -mede gelet op de gereden snelheden- daaraan verbonden substantiële gevaar dat de bestuurder van de politieauto de controle over zijn voertuig zou verliezen met een grote kans op een aanrijding met een boom of langs de weg geparkeerde auto’s. Gezien de snelheid van 80 tot 120 kilometer per uur, waarmee werd gereden, bestond er een reëel gevaar dat een dergelijke aanrijding tot dodelijk letsel zou leiden.
Gelet op bovengenoemde omstandigheden heeft verdachte de aanmerkelijke kans dat anderen door zijn gedrag het leven zouden hebben kunnen laten welbewust aanvaard en op de koop toegenomen.
Verdachte heeft zelf verklaard dat hij het stopteken van de politie heeft gezien en dat hij zijn snelheid verhoogde om zo te proberen de politie af te schudden (pagina 32 van het dossier). Aldus is verdachte op levensgevaarlijke wijze blijven doorrijden met als enig oogmerk aan de achtervolgende politie te ontkomen.
Dat de verbalisanten hebben kunnen uitwijken en daarmee een aanrijding hebben kunnen voorkomen is een omstandigheid die buiten de wil van verdachte is gelegen.
De raadsman heeft zich verder beroepen op het Porsche-arrest (HR 15 oktober 1996, NJ 1997, 199) en gesteld dat er geen (voorwaardelijk) opzet was op de dood, nu immers verdachte zelf ook gevaar heeft gelopen en geremd heeft voor een andere automobilist.
De rechtbank overweegt dat een beroep op het Porsche-arrest faalt.
Deze casus werd gekenmerkt door verschillende gevaarlijke inhaalmanoeuvres met tegemoetkomend verkeer die steeds werden afgebroken omdat een botsing dreigde, totdat bij de laatste inhaalpoging de situatie totaal verkeerd werd ingeschat en een frontale botsing met vijf doden volgde. Juist uit het afbreken van die manoeuvres kon worden opgemaakt dat verdachte in die zaak de kans op een botsing niet op de koop toe nam, omdat hij daarbij zelf ook grote kans liep te verongelukken.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat verdachte geen enkel moment op een frontale botsing met de politieauto heeft aangestuurd. Verdachte is welbewust naar links uitgeweken. Door de politieauto te snijden heeft verdachte voor verbalisanten een potentieel zeer gevaarlijke situatie in het leven geroepen terwijl hij na deze manoeuvre zijn weg ongehinderd kon vervolgen. De omstandigheid dat verdachte heeft geremd voor een andere automobilist kan daar niet aan afdoen.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt.
Feit 1 primair:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd;
Feit 2:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
De strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van verdachte is door drs. J.H.A.M. Kobussen, psycholoog, een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte ingesteld. Van dat onderzoek heeft genoemde psycholoog een rapport, gedateerd 29 januari 2008, opgemaakt. Van dat rapport bestaan 2, op onderdelen verschillende, versies.
De rechtbank neemt als uitgangspunt het rapport waarbij onderhavige feiten door de psycholoog zijn betrokken (onderaan het rapport is vermeld het parketnummer 03/700620-07, het rapport telt 18 pagina’s).
Dit rapport vermeldt -zakelijk weergegeven-:
Pagina 14 van het rapport:
Differentiaal diagnostische overwegingen
Betrokkene is een zwakbegaafde hyperactieve jongeman, die in zijn jeugd geen veilige hechting heeft ervaren.(…) Gebrekkige discriminatie van emoties en een beperkte mogelijkheid tot perspectiefname, zorgen voor onvoldoende empatisch vermogen. (…)
Door de onduidelijkheid die situaties voor betrokkene met zich meebrengen en de daarmee gepaard gaande oplopende spanningen, kan betrokkene zich negatief gedragen. Een bedreigende situatie waaruit betrokkene geen uitweg meer weet en zich hulpeloos voelt leidt tot grote paniek. De situatie voelt voor hem al snel als oncontroleerbaar. Het gevoel van onmacht leidt tot instinctief vecht- of vluchtgedrag, dat bij betrokkene aangescherpt wordt door zijn gebrekkige impulscontrole. Betrokkene heeft weinig inzicht in zijn eigen problematiek waardoor hij bij overmatige spanningen ongepaste gedragingen niet kan voorkomen. (…)
Naast de verstandelijke beperking van betrokkene draagt ook de affectieve verwaarlozing in zijn jeugd er aan bij dat betrokkene stress niet op een directe en adequate manier kan reguleren. Hij heeft dit niet geleerd. Het gevolg van dit onvermogen zijn verhoogde stress reacties en gedragsproblemen. In combinatie met de beperkte aandacht en hyperactiviteit van betrokkene leidt dit tot onverwachte en explosieve reacties.
11. Beantwoording van de vraagstelling
1.
Betrokkene is een zwakbegaafde, affectief verwaarloosde jongeman met een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit. Sinds zijn aanhouding maakt betrokkene een depressieve episode door. Betrokkene heeft een verhoogde verslavingsgevoeligheid, met name tot het nuttigen van alcohol. Tot ongeveer een half jaar geleden leed betrokkene aan een alcoholverslaving.
4.
Gezien de verwevenheid van de impulsiviteit met de verhoogde stressreacties van betrokkene, voortkomend uit zowel een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit als uit zwakbegaafdheid en affectieve verwaarlozing, wordt aanbevolen om, indien bewezen geacht, betrokkene sterk verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor het hem ten laste gelegde feit.
De rechtbank verenigt zich, gelet op de daarvoor gegeven gronden, geheel met de in het rapport gegeven conclusie en maakt deze mitsdien tot de hare.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit.
De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straffen
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake onder 1 primair zal worden veroordeeld tot
- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht en niet in een auto rijden tijdens de proeftijd en;
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vijf jaren en
ter zake van onder 2 zal worden veroordeeld tot:
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden.
De raadsman heeft vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde bepleit.
Ten aanzien van de gevorderde straf heeft de raadsman aangevoerd dat deze in verband met de persoon van verdachte te hoog is.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straffen het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straffen gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving;
- de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder terzake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld en dit verdachte kennelijk er niet van heeft weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte door zijn rijgedrag het leven van de verbalisanten ernstig in gevaar heeft gebracht. Gelet hierop acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur passend en geboden.
De rechtbank zal evenwel een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd, nu zij in het bijzonder in aanmerking neemt de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, zoals geconcludeerd in voormeld rapport van de psycholoog.
Daarnaast zal de rechtbank mede ter bescherming van de verkeersveiligheid voor wat betreft de feiten onder 1 primair en het feit onder 2 aan verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen voor een duur als hieronder vermeld.
De officier van justitie heeft als bijzondere voorwaarde gevorderd het niet besturen van een auto gedurende de proeftijd.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat genoemde bijzondere voorwaarde weliswaar rechtens toelaatbaar is, maar geen redelijk doel dient omdat aan de verdachte een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor langere duur zal worden opgelegd.
Ad informandum gevoegd feit
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank ten bezware van de verdachte er rekening mee gehouden dat de verdachte heeft erkend zich schuldig te hebben gemaakt aan een strafbaar feit (parketnummer 640913-07) ter zake waarvan de officier van justitie heeft medegedeeld dat de verdachte daarvoor niet afzonderlijk is of zal worden vervolgd, te weten:
640913-07 6 augustus 2007, de Sint Pieterstraat, Kerkrade, Gemeente Kerkrade, diefstal snorfiets (Gilera) a: p 4 v: p17
Beslag
Het in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp (Nissan 100x, [KENTEKEN], kleur rood), volgens eigen opgave aan de verdachte toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het een voorwerp betreft met behulp waarvan het onder 1 primair bewezen verklaarde is begaan.
De vorderingen van de benadeelde partijen
Ter terechtzitting hebben [Naam slachtoffer1] en [Naam slachtoffer2] zich ter zake van hun vorderingen tot schadevergoeding, onder opgave van de inhoud daarvan en van de gronden waarop deze berusten, als benadeelde partijen in het strafproces gevoegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan voornoemde benadeelde partijen door het hiervoor onder 1 primair bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De hoogte van deze immateriële schade wordt door de rechtbank naar billijkheid vastgesteld op een bedrag van € 200,00 per persoon.
Nu aan de verdachte onder meer ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een straf zal worden opgelegd, zal de vordering daarom tot dat bedrag van € 200,00 per persoon worden toegewezen.
Nu de verdachte onder meer ter zake van het hiervoor onder 1 primair bewezen verklaarde zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens de slachtoffers, zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partijen [Naam slachtoffer1] en [Naam slachtoffer2] aansprakelijk is voor de schade die door die strafbare feiten is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregelen besloten.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 33, 33a, 36f, 45, 57, 62, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor onder 1 bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van ACHTTIEN MAANDEN;
- beveelt, dat van de opgelegde gevangenisstraf een deel, groot ZES MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit, dan wel de volgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen overeenkomstig de door de Reclassering Nederland, Regio Limburg, Unit Maastricht, gevestigd te 6224 LA Maastricht, Heerderweg 25, te stellen richtlijnen, ook indien deze inhouden het ondergaan van een ambulante behandeling bij de Mondriaan Zorggroep, zolang deze reclasseringsinstelling zulks gedurende de proeftijd nodig oordeelt;
- geeft opdracht aan genoemde instelling aan de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van DRIE JAREN;
- ontzegt de verdachte ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van ZES MAANDEN;
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomene, te weten:
20300166068 1,1 personenauto [KENTEKEN], NISSAN 100 NX 1.6 U9 1992 kleur: rood
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [Naam slachtoffer1] Politie Limburg Zuid (3740), Postbus 1230, 6201 BE Maastricht, te betalen een bedrag van € 200,00;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [Naam slachtoffer1], Politie Limburg Zuid (3740) voor het overige af;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [Naam slachtoffer1], Politie Limburg Zuid (3740) in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op ten behoeve van het slachtoffer [Naam slachtoffer1] aan de staat voornoemd bedrag te betalen en bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal vervangende hechtenis zal worden toegepast naar de maatstaf van één dag voor elke volle vijftig euro van het te betalen bedrag, met een minimum van één dag, met dien verstande dat toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- bepaalt daarbij dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van voornoemd bedrag ten behoeve van het slachtoffer, daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [Naam slachtoffer2], Politie Limburg Zuid (3715), Postbus 1230, 6201 BE Maastricht , te betalen een bedrag van € 200,00;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [Naam slachtoffer2] Politie Limburg Zuid (3715) voor het overige af;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [Naam slachtoffer2] Politie Limburg Zuid (3715) in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op ten behoeve van het slachtoffer [Naam slachtoffer2] aan de staat voornoemd bedrag te betalen en bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal vervangende hechtenis zal worden toegepast naar de maatstaf van één dag voor elke volle vijftig euro van het te betalen bedrag, met een minimum van één dag, met dien verstande dat toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- bepaalt daarbij dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van voornoemd bedrag ten behoeve van het slachtoffer, daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. M.M. Beije, voorzitter, mr. J.H. Klifman en mr. E.H.A.F.M. Krol, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Wijckerheld Bisdom, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 30 juli 2008.