RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummers: 03/700151-08 en 03/631715-07(t.t.z. gevoegd)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 juni 2008
[Naam verdachte],
geboren te [Geboortegegevens verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Breda – Huis van Bewaring De Boschpoort te Breda.
De bij afzonderlijke dagvaardingen onder bovenvermelde parketnummers aangebrachte zaken zijn ter terechtzitting gevoegd.
1. Onderzoek van de zaak
Deze zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 06 juni 2008, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlasteleggingen
De tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
03/700151-08: heeft gepoogd, al dan niet met voorbedachten rade, [Naam slachtoffer] van het leven te beroven;
03/631715-07: niet heeft voldaan aan een bevel of vordering van een politieagent.
3. De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 03/700151-08 primair en in de zaak met parketnummer 03/631715-07 tenlastegelegde heeft begaan.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 03/700151-08 primair tenlastegelegde is de officier van justitie van oordeel dat de gedragingen van verdachte een poging tot moord opleveren. Naar de mening van de officier van justitie heeft verdachte met voorbedachten rade gehandeld, nu hij na kalm beraad en rustig overleg de kamer van het slachtoffer heeft betreden met een moersleutel in de hand, met het voornemen het slachtoffer te “killen”, zoals verdachte heeft verklaard. Dat het slachtoffer niet is overleden is niet afhankelijk van het handelen van de verdachte, nu hij het slachtoffer gewond en vastgebonden heeft achtergelaten in diens kamer. De officier van justitie stelt zich verder op het standpunt dat enkel uit de verklaring van verdachte naar voren komt dat hij onder dwang van [Z.] heeft gehandeld. Uit het dossier blijkt niet van bewijsmiddelen die deze verklaring ondersteunen. Dat verdachte die bewuste avond een grote hoeveelheid drugs heeft gebruikt is zijn eigen verantwoordelijkheid (culpa in causa).
Ten aanzien van het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03/631715-07 baseert de officier van justitie zich op het proces-verbaal van aanhouding en het aanvullend proces-verbaal en merkt daarbij op dat verdachte zich aanstonds na het verzoek van de agenten had moeten verwijderen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de verdachte van beide tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 03/700151-08 primair en subsidiair tenlastegelegde bepleit de raadsman dat er aanwijzingen uit het dossier naar voren komen waaruit kan blijken dat verdachte de bewuste avond gedrogeerd was. De raadsman leidt dit af uit de verklaringen van [R.] en [S.]. Verder zag verdachte dat [Z.] die bewuste avond met een hand over zijn, verdachtes, bierblikje bewoog. Vermoedelijk is er toen iets in verdachtes drankje gedaan. Tevens acht de raadsman de verklaringen van de getuigen [Z.] en [DL.] ongeloofwaardig.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 03/631715-07 tenlastegelegde is de raadsman van mening dat dit feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. In het oorspronkelijke proces-verbaal valt te lezen dat verdachte niet heeft voldaan aan het bevel van de politie zich te verwijderen, echter in het aanvullende proces-verbaal wordt door de agenten gerelateerd dat verdachte slechts één maal gezegd is te vertrekken. Gezien de situatie ter plekke kan het goed zijn dat verdachte dit niet gehoord heeft. Nu gebleken is dat de politieagenten de verdachte slechts één maal hebben gezegd te vertrekken kan niet worden gezegd dat er een vordering of bevel is gegeven. De verdachte kan in dit geval niet weten dat hij een strafbaar feit begaat indien hij zich niet verwijderd.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
03/700151-08
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting heeft de rechtbank afgeleid dat verdachte op 2 maart 2008 samen met twee vrienden op bezoek is geweest bij [Z.]. [Z.] woont in Heerlen op een kamer. Het slachtoffer [Naam slachtoffer] woont op dezelfde etage als [Z.]. Volgens de verdachte hebben ze bij [Z.] bier gedronken. Ook hebben ze cocaïne en speed gesnoven. Op een bepaald moment is de vriendin van [Z.], [DL.], op de kamer aangekomen en later, zo rond 02.00 uur kwam ook [Naam slachtoffer] er bij. Op een bepaald moment waren alleen nog [Z.], zijn vriendin, het slachtoffer en de verdachte aanwezig. Vroeg in de ochtend (volgens [Z.] rond 05.00 uur) heeft [Z.] het slachtoffer en de verdachte verzocht weg te gaan. Het slachtoffer is als eerste vertrokken en enige tijd daarna is ook de verdachte weggegaan.
Het slachtoffer verklaart in zijn aangifte dat hij alleen op zijn kamer is gaan slapen. Omstreeks 04.30 uur kwam een jongen binnen die hij kent bij de naam [Naam verdachte] en die vroeg of hij een biertje wilde drinken. Toen het slachtoffer dit niet wilde werd [Naam verdachte] boos. [Naam verdachte] deelde hem toen uit het niets mede dat hij geld wilde. Toen het slachtoffer dit niet gaf, sloeg [Naam verdachte] hem meerdere malen met zijn vuisten in zijn gezicht. Hierna gaf [Naam verdachte] hem een stuk touw en deelde hem mede dat hij zich zelf aan de verwarming moest vastbinden. Toen dit niet lukte bond [Naam verdachte] hem met dit touw aan de verwarming vast. Het slachtoffer verklaart verder dat hij hierna zag dat hij duct tape te voorschijn haalde en hem een stuk tape op de mond plakte. Hij zag dat [Naam verdachte] een moersleutel in zijn hand had. Hij zag en voelde dat [Naam verdachte] hem meerdere malen met de moersleutel op zijn hoofd sloeg. [Naam verdachte] liep toen de kamer af en het slachtoffer hoorde dat hij de kamer aan de buitenkant afsloot1.
Verdachte verklaart tijdens zijn verhoor bij de politie op 2 maart 2008 dat [Z.], nadat de buurjongen was weggegaan, aan hem vroeg of hij de buurjongen wilde pakken. Hij moest hem slaan. Hij moest hem vastbinden. Hij kreeg toen van [Z.] spullen. Een sleutel, een touw en plakband. Met sleutel zegt verdachte te bedoelen een bahcosleutel. Hij schat dat deze ongeveer 40 cm lang is. [Z.] heeft hem de deur van de kamer van de buurjongen aangewezen. Hij heeft toen gedaan wat [Z.] tegen hem zei. Hij moest hem met de armen op de rug vastbinden en dan zo aan de verwarming vastmaken. Hij moest hierna de tape op zijn mond plakken. Daarna moest hij hem in elkaar slaan. Hij moest hem op zijn gezicht slaan en op zijn kop slaan. Hij moest dit doen met de bahcosleutel. Zo had [Z.] dit tegen hem gezegd. Hij heeft gescholden en geslagen. Het vastbinden lukte niet helemaal2.
Blijkens de medische verklaring is [Naam slachtoffer] op 2 maart 2008 binnengebracht op de spoedeisende hulp met diverse stervormige hoofdwonden (scheurwonden of platzwonden), een gezwollen rechteroog en een monoclehaematoom (bloeduitstorting rondom het oog). Een CT-scan van de schedel liet een kleine (1 cm lange) “impressiefractuur” zien op de rechterslaap, dat wil zeggen dat een klein fragment van het schedelbot naar binnen gedrukt was. De grootste huidverwonding zat op de rechterslaap, ter plaatse van de schedelbreuk. De beschreven verwondingen passen bij stomp mechanisch geweld3.
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met een moersleutel en tape naar de woning het slachtoffer [Naam slachtoffer] is gegaan, [Naam slachtoffer] heeft vastgebonden aan de verwarming, tape over de mond van [Naam slachtoffer] heeft geplakt en hem meerdere malen met een moersleutel op het hoofd heeft geslagen.
De officier van justitie heeft betoogd dat verdachte deze gedragingen in kalm beraad en rustig overleg heeft begaan. De rechtbank deelt deze opvatting van de officier van justitie niet, nu de rechtbank van oordeel is dat verdachte niet de intentie had het slachtoffer te doden. De rechtbank baseert dit oordeel op de verklaring van verdachte die hij ter terechtzitting heeft afgelegd, dat hij het “killen” van het slachtoffer te ver vond gaan en op het feit dat verdachte de kamer van het slachtoffer heeft verlaten toen het slachtoffer bij kennis was. Gezien het bovenstaande is er naar het oordeel van de rechtbank in casu geen sprake van een poging tot moord.
Gezien het feit dat het hoofd een kwetsbaar gedeelte van het lichaam is en verdachte op deze plaats van het lichaam meerdere malen met kracht met een 40 centimeter lange moersleutel heeft geslagen, is de rechtbank van oordeel dat er een aanmerkelijke kans bestond dat de gedragingen van de verdachte hadden kunnen resulteren in de dood van het slachtoffer [Naam slachtoffer].
Naar de mening van de rechtbank is wel sprake van een poging tot doodslag. Verdachte heeft door te handelen zoals hij heeft gedaan, deze aanmerkelijke kans willens en wetens aanvaard.
De verdediging heeft aangevoerd dat de opzet bij verdachte heeft ontbroken, nu naast de middelen die hij bewust heeft genomen iemand iets in zijn drank heeft gedaan waardoor hij zijn eigen wil niet meer kon bepalen.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het navolgende.
Uit het dossier blijkt op geen enkele wijze dat verdachte door een ander gedrogeerd is. Verdachte heeft verklaard dat [Z.] hem drugs heeft toegediend door deze onopgemerkt in zijn, verdachtes, drankje te doen en dat [Z.] hem ertoe heeft bewogen het slachtoffer te mishandelen. [Z.] ontkent dit echter en ook de andere aanwezigen hebben hieromtrent niets verklaard. De verdachte heeft zijn verklaring op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Ook vertoont verdachte bij zijn aanhouding en verhoor geen tekenen van drogering, nu hij helder kan verklaren omtrent hetgeen die nacht is voorgevallen. Dat de getuigen [M.] en [R.] verklaren dat verdachte bleek ziet en zich vreemd gedraagt doet daaraan niet af. Dit gedrag kan ook te verklaren zijn door het besef van verdachte wat hij heeft gedaan.
De rechtbank neemt aan dat verdachte die bewuste avond onder invloed heeft verkeerd van de alcohol en drugs die hij zelf heeft genomen, maar de gevolgen daarvan voor zijn bewustzijn dienen voor zijn eigen rekening te komen.
03/631715-07
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting heeft de rechtbank afgeleid dat verbalisanten op 20 augustus 2007 de bestuurder van een personenauto hebben aangehouden. De verbalisanten relateren in hun proces-verbaal dat in die personenauto nog twee mannen zaten, [Naam medeverdachte] en de verdachte, en dat beide mannen tijdens de aanhouding uit de auto zijn gestapt, waarna [Naam medeverdachte] zich met de situatie ter plekke ging bemoeien. Verbalisanten delen [Naam medeverdachte] twee keer mede dat hij dient te vertrekken, hetgeen hij niet doet. Verbalisanten zien dat de andere man, zijnde verdachte, eveneens in hun richting komt lopen en een dreigende houding aanneemt4. Tegen de verdachte wordt door de verbalisanten een keer gezegd dat hij dient te vertrekken5.
De rechtbank ziet geen reden te twijfelen aan hetgeen door de verbalisanten is gerelateerd. Verbalisanten hebben tegen verdachte gezegd dat hij diende te vertrekken. De rechtbank verstaat deze uiting als een bevel of een vordering zich te verwijderen. Verdachte heeft dit niet gedaan. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met het parketnummer 03/700151-08 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 2 maart 2008 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [Naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
- met een moersleutel en tape naar de woning van voornoemde [Naam slachtoffer] is gegaan en
- voornoemde [Naam slachtoffer] heeft vastgebonden aan de verwarming en
- tape over de mond van voornoemde [Naam slachtoffer] heeft geplakt en
- meermalen met een moersleutel met kracht op het hoofd van voornoemde [Naam slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht tevens wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met het parketnummer 03/631715-07 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 20 augustus 2007 in de gemeente Brunssum opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 2 Politiewet gedaan door [Naam brigadier], brigadier van politie, regio Limburg-Zuid, die was belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die was belast met het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar hem had bevolen, althans van hem had gevorderd zich te verwijderen, geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met het parketnummer 03/631715-07 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van het voorarrest.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de strafbepaling rekening te houden met de volgende omstandigheden. Er dient strafvermindering te volgen op grond van de conclusies in de rapportages van de reclassering, de psycholoog en de psychiater. Tevens dient een gedeelte van de op te leggen straf voorwaardelijk te worden opgelegd, zodat hieraan bijzondere voorwaarden kunnen worden verbonden, nu verdachte behandeling nodig heeft op het gebied van alcohol en drugs.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft [Naam slachtoffer] meermalen met kracht met een moersleutel op het hoofd geslagen.
Volgens verdachte heeft hij gehandeld in opdracht van [Z.] en zou hij na afloop als vergoeding drugs van [Z.] krijgen.
Bij de bepaling van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met de rapporten van drs. J.F.G.M. van Nunen, klinisch psycholoog en prof. Dr. C.E.P. Dillen, forensisch psychiater, welke rapporten respectievelijk dateren van 22 mei 2008 en 20 mei 2008. De in de rapporten beschreven conclusies omvatten in het kort gezegd dat verdachte ten tijde van het plegen van het delict verminderd toerekeningsvatbaar was. De rechtbank verenigt zich, gelet op de daarvoor gegeven gronden, geheel met de in de rapporten gegeven conclusies en maakt deze mitsdien tot de hare.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf tevens rekening gehouden met straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Over het algemeen wordt in vergelijkbare omstandigheden voor een poging tot doodslag 36 maanden gevangenisstraf opgelegd. Bij het niet opvolgen van een ambtelijk bevel past doorgaans een geldboete.
De rechtbank zal in het voordeel van verdachte bij de bepaling van de strafmaat betrekken dat verdachte nooit eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
De rechtbank betrekt in het nadeel van verdachte bij de bepaling van de strafmaat dat verdachte het slachtoffer [Naam slachtoffer] hulpbehoevend heeft achtergelaten in een afgesloten kamer en dat verdachte het feit enkel ter bevrediging van zijn eigen behoeften (namelijk drugs) heeft begaan.
Verdachte heeft zelf aangegeven hulp nodig te hebben bij het onder controle krijgen van zijn drugs- en alcoholverslaving. De rechtbank ziet aanleiding om, ter voorkoming van het plegen van nieuwe strafbare feiten en in het kader van het verlenen van hulp aan verdachte, een gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
Alles overwegende komt de rechtbank tot de conclusie dat een gevangenisstraf van 36 maanden dient te worden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en met oplegging van de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.
Gelet op de zwaarte van deze straf ziet de rechtbank af van het opleggen van een geldboete.
6. De wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 184 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het in de zaak met parketnummer 03/700151-08 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 03/700151-08 subsidiair en in de zaak met parketnummer 03/631715-07 bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
03/700151-08 poging tot doodslag;
03/631715-07 opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met het opsporen of onderzoeken van
strafbare feiten;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijk deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen overeenkomstig de door de Reclassering Nederland, Regio Limburg, Unit Maastricht, gevestigd te 6224 LA Maastricht, Heerderweg 25, te stellen richtlijnen zolang deze reclasseringsinstelling zulks gedurende de proeftijd nodig oordeelt;
- geeft opdracht aan genoemde instelling aan de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mr. Th.J.M. Oostdijk en mr. J.M.E. Kessels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 juni 2008.
------------------------------------------------------------------
BIJLAGE 1: De tenlasteleggingen
Aan de verdachte is in de zaak met het parketnummer 03/700151-08 ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 2 maart 2008 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [Naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- met een moersleutel en/of tape naar de woning van voornoemde [Naam slachtoffer] is
gegaan en/of
- voornoemde [Naam slachtoffer] heeft vastgebonden aan de verwarming en/of
- tape over de mond van voornoemde [Naam slachtoffer] heeft geplakt en/of
- (vervolgens) meermalen met een moersleutel met kracht op het hoofd van
voornoemde [Naam slachtoffer] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 2 maart 2008 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [Naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
- met een moersleutel en/of tape naar de woning van voornoemde [Naam slachtoffer] is
gegaan en/of
- voornoemde [Naam slachtoffer] heeft vastgebonden aan de verwarming en/of
- tape over de mond van voornoemde [Naam slachtoffer] heeft geplakt en/of
- (vervolgens) meermalen met een moersleutel met kracht op het hoofd van
voornoemde [Naam slachtoffer] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Aan de verdachte is in de zaak met het parketnummer 03/631715-07 ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 20 augustus 2007 in de gemeente Brunssum opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 2 Politiewet, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door [Naam brigadier], brigadier van politie, regio Limburg-Zuid, die was belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die was belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar hem had bevolen, althans van hem had gevorderd zich te verwijderen, geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering.
------------------------------------------------------------------
1 Het proces-verbaal van aangifte van [Naam slachtoffer], opgenomen op pagina 29 van het eind proces-verbaal met nummer 2008028903, van de politie regio Zuid-Limburg, district Heerlen, in de wettelijke vorm opgemaakt. Hierna zal telkens worden verwezen naar dit eind proces-verbaal dat is doorgenummerd van 1 tot en met 203;
2 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [Naam verdachte], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde eind proces-verbaal, pagina’s 86, 87 en 88;
3 Het geschrift, te weten de medische verklaring over [Naam slachtoffer], opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde eind proces-verbaal, pagina 117;
4 Het proces-verbaal van aanhouding, opgenomen op pagina’s 4 en 5 van het eind proces-verbaal met dossiernummer 2007119452, van politie regio Limburg Zuid, district Heerlen, in de wettelijk vorm opgemaakt. Hierna zal telkens worden verwezen naar dit eind proces-verbaal dat is doorgenummerd van 1 tot en met 13;
5 Het aanvullend proces-verbaal door [Naam brigadier], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 10 genoemde eind proces-verbaal, pagina 13.