ECLI:NL:RBMAA:2008:BE0026

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
18 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700217-08
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte wegens bedreigingen en mishandelingen met jeugddetentie en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 18 juli 2008 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van bedreigingen en mishandelingen. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 110 dagen, waarvan 12 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaar. Tijdens de proeftijd zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder hulp van de jeugdreclassering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering en heeft het beroep van de raadsman verworpen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met een mes en mishandeling van zijn moeder, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachte. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming en de psychologen, die hebben aangegeven dat de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is. De opgelegde maatregel is gericht op gedragsbeïnvloeding en het voorkomen van herhaling van delictgedrag. De rechtbank heeft de verdachte ook de mogelijkheid geboden om met ambulante hulp aan zijn problemen te werken. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/700217-08
Datum uitspraak: 18 juli 2008
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 juli 2008 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen de minderjarige
[Naam verdachte],
geboren te [Geboortegegevens verdachte],
wonende te [Woonadres verdachte].
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 28 maart 2008 in de gemeente Kerkrade [Naam slachtoffer], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, terwijl hij zich op (zeer) korte afstand van die [Naam slachtoffer] bevond, een (brood)mes ter hand genomen en/of (vervolgens) dit mes voor zich/in de richting van die [Naam slachtoffer] gehouden en/of dit mes aan die [Naam slachtoffer] getoond en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik sla je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2007 tot en met 1 januari 2008 in de gemeente Kerkrade ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [Naam slachtoffer], zijnde de moeder van verdachte, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [Naam slachtoffer] meermalen althans eenmaal (met kracht) met een broodplank, althans met een hard voorwerp tegen/op het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks de periode van 1 juli 2007 tot en met 1 januari 2008 in de gemeente Kerkrade opzettelijk mishandelend zijn moeder, althans een persoon, te weten [Naam slachtoffer], meermalen althans eenmaal (met kracht) met een broodplank, althans met een hard voorwerp, heeft geslagen tegen/op het lichaam, waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks de periode van 1 juli 2007 tot en met 28 maart 2008 in de gemeente Kerkrade opzettelijk mishandelend zijn moeder, althans een persoon, te weten [Naam slachtoffer], meermalen althans eenmaal (met kracht) met (een) vuist(en) heeft geslagen en/of gestompt en/of die [Naam slachtoffer] meermalen althans eenmaal (tegen het lichaam) heeft getrapt en/of geschopt, waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2007 tot en met 1 januari 2008 in de gemeente Kerkrade [Naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [Naam slachtoffer] dreigend een mes getoond.
Verbeterde schrijffout
De rechtbank is van oordeel dat bij alle vier de feiten in de tenlastelegging sprake is van dezelfde kennelijke schrijffout, aangezien bij deze feiten de naam van verdachtes moeder als “[Naam slachtoffer]” is vermeld in plaats van “ [Naam slachtoffer]”. De rechtbank herstelt deze fouten waarbij zij overweegt dat verdachte daardoor niet in zijn verdediging wordt geschaad.
De geldigheid van de dagvaarding
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde geconcludeerd tot de nietigheid van de dagvaarding, stellende - zakelijk weergegeven - dat er bij het onder 1 ten laste gelegde twee feitelijke gebeurtenissen in één feit zijn opgenomen. Daarbij heeft de raadsman naar voren gebracht dat bij het incident waarbij verdachte het mes ter hand heeft genomen niet door hem dreigend de woorden “Ik sla je kapot” zijn toegevoegd. Uit de verklaringen die zich in het dossier bevinden, blijkt dat hij deze woorden pas heeft gezegd nadat de verbalisanten waren gearriveerd en verdachte inmiddels op de bank in de woonkamer had plaatsgenomen. Daarom is niet duidelijk welke feitelijke gebeurtenis wordt bedoeld, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt hieromtrent het navolgende.
De rechtbank is van oordeel dat uit hetgeen in de tenlastelegging is omschreven, in samenhang met de stukken die zich in het dossier bevinden, blijkt dat aan verdachte onder 1 is ten laste gelegd, het incident waarbij verdachte het mes ter hand heeft genomen. Dat verdachte pas later de woorden “Ik sla je kapot” naar zijn moeder zou hebben geroepen, doet aan de duidelijkheid van de tenlastelegging niet af. De tenlastelegging behelst derhalve naar het oordeel van de rechtbank een voldoende duidelijke en concrete opgave van de feiten.
De rechtbank, van oordeel dat de tenlastelegging ook ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde voldoet aan de daaraan bij artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering gestelde eisen, verwerpt het beroep van de raadsman derhalve.
De vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 primair is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 28 maart 2008 in de gemeente Kerkrade [Naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft hij, terwijl hij zich op korte afstand van die [Naam slachtoffer] bevond, een broodmes ter hand genomen en vervolgens dit mes in de richting van die [Naam slachtoffer] gehouden;
2 subsidiair.
hij in de periode van 1 juli 2007 tot en met 1 januari 2008 in de gemeente Kerkrade opzettelijk mishandelend zijn moeder, te weten [Naam slachtoffer], meermalen, met kracht, met een broodplank heeft geslagen tegen het lichaam, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
3.
hij in de periode van 1 juli 2007 tot en met 28 maart 2008 in de gemeente Kerkrade opzettelijk mishandelend zijn moeder, te weten [Naam slachtoffer], meermalen, met kracht, met vuisten heeft geslagen of gestompt en die [Naam slachtoffer] eenmaal tegen het lichaam heeft getrapt of geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
4.
hij in de periode van 1 juli 2007 tot en met 1 januari 2008 in de gemeente Kerkrade [Naam slachtoffer], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [Naam slachtoffer] dreigend een mes getoond.
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 subsidiair en 3 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
Overweging met betrekking tot de bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde
De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat verdachte van het onder 4 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. De raadsman is van mening dat er voor dit feit onvoldoende bewijsmateriaal is om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank overweegt hieromtrent het navolgende.
Aangeefster heeft op 27 maart 2008 over de periode vanaf de zomer 2007 tot 1 januari 2008 als volgt verklaard: “(…) Ik heb een keer 112 gebeld toen [Naam verdachte] met een mes voor mij stond. Dit was een broodmes dat uit de keukenlade kwam. (…)” (p.9 dossier). Verdachte heeft op 28 maart 2008, over iets wat vorig jaar zomer tussen hem en zijn moeder is gebeurd, desgevraagd als volgt verklaard: “(…) Ik heb een keer toen er weer eens ruzie was een keukenmes gepakt en een dreigende houding tegen haar aangenomen. (…)” (p.35 dossier).
Op grond van deze verklaringen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 4 is ten laste gelegd.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt.
feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
feit 2:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf heeft begaan tegen zijn moeder
feit 3:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf heeft begaan tegen zijn moeder, meermalen gepleegd
feit 4:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf en maatregel
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 110 dagen, waarvan 12 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met de bijzondere voorwaarde dat verdachte hulp en steun van de jeugdreclassering zal aanvaarden. Daarnaast heeft de officier van justitie ter terechtzitting een gedragsbeïnvloedende maatregel, conform het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: RvdK), gevorderd voor de duur van zes maanden, subsidiair zes maanden vervangende jeugddetentie. Hierbij heeft de officier van justitie verwezen naar de voorwaarden genoemd in het rapport van drs. A. Pirson, GZ-psycholoog, van 1 juli 2008.
De raadsman heeft ter terechtzitting een jeugddetentie voor de duur van de voorlopige hechtenis bepleit. Daarnaast acht de raadsman begeleiding van zijn cliënt van belang. Ten aanzien van de vorm waarin deze begeleiding dient plaats te vinden, heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en namens verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf en maatregel het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Bij de strafoplegging is tevens rekening gehouden met het belang van een juiste normhandhaving en de mate waarin het bewezenverklaarde persoonlijk leed bij verdachtes moeder teweeg heeft gebracht. In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte nog niet eerder is veroordeeld. Naar het oordeel van de rechtbank kan gezien het vorenstaande niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel onder meer kennisgenomen van:
- een pro justitia rapport, opgesteld door drs. K.T.E. Záslós, GZ-psychologe, van 3 juni 2008, en
- een brief van [BM.], raadsonderzoeker strafzaken bij de RvdK, regio Maastricht, van 2 juli 2008, met als bijlagen een advies van drs. A. Pirson, gedragsdeskundige en GZ-psycholoog, van 1 juli 2008, alsmede een plan van aanpak, opgesteld door [W.], jeugdreclasseerder bij Bureau Jeugdzorg, gedateerd 19 juni 2008.
In het rapport van Záslós, voornoemd, wordt - zakelijk weergegeven - vermeld:
- dat bij betrokkene sprake is van een oppositioneel opstandige gedragsstoornis en een persoonlijkheidsontwikkeling met borderlinetrekken. Hiermee samenhangend vertoont betrokkene een zwakke impuls- en agressieregulatie en een onrijp functionerend geweten. Aldus is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens;
- dat hiervan ook ten tijde van het tenlastegelegde sprake was;
- dat betrokkene als licht verminderd toerekeningsvatbaar is te beschouwen;
- dat gezien de reeds langer bestaande problemen en de aard van de problematiek van betrokkene, de kans op herhaling van soortgelijke en/of andersoortige delicten niet wordt uitgesloten indien betrokkene geen adequate hulp geboden krijgt;
- dat betrokkene gemotiveerd is om met ambulante hulp aan de problemen in de thuissituatie te werken.
In het plan van aanpak van [W.], voornoemd, wordt - zakelijk weergegeven - vermeld:
- dat de mogelijke invulling van een gedragsbeïnvloedende maatregel, er als volgt zal komen uit te zien:
• Multi Systeem Therapie (MST) inzetten in de thuissituatie. Deze hulpverlening dient verantwoordelijk gedrag van de moeder te bevorderen en onverantwoordelijk gedrag te verminderen. Hierdoor wordt geprobeerd om risicofactoren te verminderen en de beschermende factoren te versterken. Deze hulpverlening duurt zes maanden en heeft als doel de voorkoming van uithuisplaatsing;
• Harde Kern begeleiding vanuit de jeugdreclassering. Deze begeleiding, welke voor de duur van een half jaar zal zijn, zal vooral zijn gericht op een stuk controle en ondersteuning. [Naam verdachte] zal worden ondersteund bij het vinden van een zinvolle vrijetijdsbesteding en het schoolbezoek zal worden gecontroleerd;
• de leerstraf Sociale Vaardigheidstraining. Dit om [Naam verdachte] een aantal vaardigheden bij te brengen, waaronder het omgaan met kritiek, het leren om op een andere manier onderhandelen, het leren van het uiten van gevoelens, het krijgen van zelfvertrouwen en de verdere algemene doelen van deze training.
In het rapport van Pirson, voornoemd, wordt - zakelijk weergegeven - vermeld:
- dat door de RvdK de volgende behandeldoelen gesteld kunnen worden:
• vermindering van de innerlijke onrust en spanningen bij [Naam verdachte];
• verbetering van de interactie tussen moeder en [Naam verdachte];
- dat de middelen die ingezet dienen te worden de volgende zijn:
• verplichte jeugdreclassering gericht op de regie van het hulpverleningsproces en op de uitvoering van het plan van aanpak, zoals dat op 19 juni 2008 door de jeugdreclassering is opgesteld. De jeugdreclassering dient in verband met het intensieve karakter van het totale hulpverleningspakket voor een deel van de begeleiding vorm gegeven te worden als JR-ITB-HKJ;
• MST gericht op de verbetering van de interactie tussen [Naam verdachte] en moeder en van de andere problemen in het gezinssysteem;
• individuele therapie / training van [Naam verdachte], gericht op spanningsreductie en agressieregulatie, en het normen- en waardenpatroon met betrekking tot huislijk geweld, geboden door de hulpverleners van MST of door een andere hulpverleningsinstelling. Hierbij kan gedacht worden aan agressieregulatietraining, psychomotorische therapie maar ook aan de methode Equip;
- dat om deze doelen te bereiken de duur van de gedragsbeïnvloedende maatregel een half jaar dient te zijn (mogelijk daarna te verlengen met een half jaar);
- dat uit een gesprek met [Naam verdachte] blijkt dat deze wil meewerken aan de hulpverleningsvormen die in het kader van een gedragsmaatregel worden geadviseerd.
In de brief van [BM.], voornoemd, wordt door de RvdK geadviseerd een gedragsbeïnvloedende maatregel op te leggen waarbij wordt verwezen voor de totstandkoming van dit advies naar het rapport van Pirson, voornoemd.
Ter terechtzitting heeft Pirson, voornoemd, zijn advies gehandhaafd en hierbij naar voren gebracht dat van belang is dat verdachte en diens moeder snel hulp krijgen. Namens Bureau Jeugdzorg heeft [W.], voornoemd, het plan van aanpak ter terechtzitting gehandhaafd en verder naar voren gebracht dat onmiddellijk met de begeleiding kan worden gestart.
Naar aanleiding van het ter terechtzitting besprokene heeft de rechtbank de voorlopige hechtenis van verdachte per direct geschorst onder de voorwaarden dat verdachte zich niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit en dat verdachte alle door of vanwege hulpverlening te geven richtlijnen zal opvolgen alsmede alle in dat kader te geven aanwijzingen zal naleven.
De rechtbank neemt het advies van de RvdK om een maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige op te leggen voor de duur van zes maanden over, nu de ernst van de begane misdrijven hiertoe aanleiding geeft, de bij [Naam verdachte] aanwezige problematiek de maatregel rechtvaardigt en de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 77i, 77w, 77wc, 77x, 77y, 77z, 77gg, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 subsidiair en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een jeugddetentie voor de duur van 110 dagen;
- beveelt, dat van de opgelegde jeugddetentie een deel, groot 12 dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit dan wel de volgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zich zal gedragen overeenkomstig de door of vanwege de jeugdreclassering van het Bureau Jeugdzorg in het arrondissement Maastricht te stellen richtlijnen zolang deze reclasseringsinstelling zulks gedurende de proeftijd noodzakelijk oordeelt;
- geeft opdracht aan genoemde instelling aan de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
- legt op aan verdachte de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van zes maanden, bestaande uit;
• verplichte jeugdreclassering, gericht op de regie van het hulpverleningsproces en op de uitvoering van het hiervoor genoemde plan van aanpak, waarvan gedurende zes maanden een JR-ITB-HKJ traject;
• Multi Systeem Therapie;
• het opvolgen van de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook indien dit inhoudt:
a) het meewerken aan individuele therapie / training gericht op spanningsreductie en agressieregulatie, en het normen- en waardenpatroon met betrekking tot huiselijk geweld, geboden door de hulpverleners van MST of door een andere hulpverleningsinstelling, waarbij gedacht kan worden aan agressieregulatietraining, psychomotorische therapie en aan de methode Equip.
b) deelname aan de Sociale Vaardigheidstraining;
- beveelt dat indien de verdachte niet of niet naar behoren aan de maatregel meewerkt, vervangende jeugddetentie voor de duur van zes maanden zal worden toegepast;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. I. Becker-Hartenhof, voorzitter en kinderrechter, mr. P.E.C.M. Dahmen en C. Wapenaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Schmeets, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 18 juli 2008, zijnde mr. I. Becker-Hartenhof buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.