ECLI:NL:RBMAA:2008:BD9769

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
20 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
284452 CV EXPL 08-1541
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid VUT-fonds voor onjuiste informatie over FPU-regeling

In deze zaak vorderde eiser, vertegenwoordigd door mr. A.W. van Leeuwen, dat het VUT-fonds aansprakelijk werd gesteld voor schade die hij zou hebben geleden door onjuiste informatie over de FPU-regeling. Eiser, geboren op 23 september 1950, had tot 1 januari 2006 de mogelijkheid om gebruik te maken van de FPU. Hij stelde dat een medewerker van de gemeente Den Haag op 22 september 2005 een verzoek had gedaan voor een FPU-offerte met als ingangsdatum 1 december 2005. Echter, in een brief van 19 oktober 2005 werd hem meegedeeld dat hij niet meer in aanmerking kwam voor de FPU. Eiser ontdekte pas medio 2006 dat deze informatie onjuist was. Hij voerde aan dat het VUT-fonds hem had moeten wijzen op de mogelijkheid om een aanvraag te doen voor een ingangsdatum vóór 1 januari 2006.

De kantonrechter oordeelde dat eiser geen schade had geleden, omdat hij vijf dagen per week bleef werken en zijn inkomen daardoor hoger was dan wanneer hij vier dagen had gewerkt en gebruik had gemaakt van de FPU. De rechter verwierp ook de stelling van eiser dat er een overeenkomst tot stand was gekomen, omdat hij slechts een offerte had gevraagd en geen aanvraag had ingediend. De rechter concludeerde dat het beroep van eiser moest worden verworpen en dat hij als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moest worden veroordeeld.

De uitspraak werd gedaan op 20 augustus 2008 door mr. A.J. Henzen, kantonrechter, en de vordering van eiser werd afgewezen. Eiser werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van het VUT-fonds waren begroot op € 214,- voor het salaris van de gemachtigde.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Heerlen
Rolno/zaakno: 284452 CV EXPL 08-1541
typ: AH
Vonnis van de kantonrechter van 20 augustus 2008
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. A.W. van Leeuwen;
tegen
De stichting STICHTING VUT-FONDS OVERHEIDSPERSONEEL,
gevestigd te Heerlen,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.H.A.M. Oelers.
1. Procesverloop
Door partijen zijn de volgende processtukken ingediend en proceshandelingen verricht:
- Dagvaarding;
- Conclusie van antwoord;
- Conclusie van repliek;
- Conclusie van dupliek.
Bij de dagvaarding, de conclusie van antwoord en de conclusie van dupliek zijn producties gevoegd.
Ten slotte is in deze zaak vonnis bepaald. De uitspraak daarvan is bepaald op heden.
Partijen zullen hierna als volgt worden aangeduid: Eiser als “[eiser]” en gedaagde als “het VUT-fonds”.
2. Het geschil
2.1 [eiser], geboren op 23 september 1950, kon tot 1 januari 2006 nog gebruik maken van de FPU. [eiser] stelt dat de heer [P&O medewerker] van de afdeling Personeelszaken van de gemeente Den Haag op 22 september 2005 ten behoeve van [eiser] telefonisch een verzoek heeft gedaan voor het uitbrengen van een FPU-offerte met als ingangsdatum 1 december 2005, voor één dag per week. [eiser] wilde vier dagen per week blijven werken voor de gemeente Den Haag (verder: de gemeente). Bij brief van 19 oktober 2005 heeft het ABP, het VUT-fonds vertegenwoordigend, aan [eiser] bericht dat hij gelet op zijn leeftijd niet meer in aanmerking komt voor een FPU. Pas medio 2006 verneemt [eiser] via een collega dat de informatie in voornoemde brief onjuist was. Bij brief van 20 september 2006 heeft de gemeente namens [eiser] verzocht dit standpunt te herzien. Bij brief van 4 oktober 2006 heeft het ABP dit verzoek afgewezen. Bij brief van 18 oktober 2006 maakt [eiser] bezwaar tegen het niet honoreren van het verzoek van 20 september 2006. Het bezwaar wordt bij beslissing van 12 december 2006 ongegrond verklaard. Bij brief van 23 januari 2007 stelt [eiser] beroep in bij de Commissie van Beroep van het VUT-fonds. Bij de beslissing op beroep van 28 augustus 2007 bevestigt de Commissie van Beroep het aangevochten besluit.
2.2 Volgens [eiser] had het verzoek van 22 september 2005 moeten leiden tot een offerte. Voor zover het VUT-fonds zich op het standpunt stelt dat het verzoek zag op een offerte met als ingangsdatum 1 januari 2006 stelt [eiser] dat het aan het VUT-fonds was geweest om hem erop te wijzen dat de keuze voor een ingangsdatum vóór 1 januari 2006 nog wel mogelijk was. De brief van het ABP van 19 oktober 2005 bevat volgens [eiser] dergelijke informatie niet en wekt zelfs de suggestie dat ook een datum gelegen voor 1 januari 2006 als ingangsdatum niet meer mogelijk was. Volgens [eiser] rustte op het VUT-fonds een mededelingsplicht.
2.3 [eiser] stelt dat de FPU-regeling een recht schept voor een werknemer. [eiser] heeft dat “beding” aanvaard door het indienen van een FPU-offerte zodat een overeenkomst tot stand is gekomen en het VUT-fonds door onjuiste informatie te verschaffen, tekort is geschoten in de nakoming van die overeenkomst.
2.4 Voor zover geen overeenkomst tot stand is gekomen, heeft het VUT-fonds onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld en is het VUT-fonds voor de door [eiser] geleden schade aansprakelijk.
2.5 [eiser] heeft schade geleden die eruit bestaat dat hij door de brief van het ABP van 19 oktober 2005 niet tijdig een FPU heeft kunnen aanvragen. Daardoor loopt [eiser] de door hem gewenste FPU voor een dag per week mis.
2.6 Op grond van het vorenstaande vordert [eiser] dat de kantonrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- Verklaart voor recht dat het VUT-fonds aansprakelijk is jegens [eiser] voor de schade van [eiser] als gevolg van de onjuiste mededeling als vervat in de brief van 19 oktober 2005;
- Nader op te maken bij staat;
- Met veroordeling van het VUT-fonds in de kosten van deze procedure, met bepaling dat het VUT-fonds de wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van veertien dagen na datum van het vonnis.
2.7 Het VUT-fonds voert gemotiveerd verweer dat hierna bij de beoordeling waar nodig aan de orde zal komen.
3. De beoordeling
3.1 Ingevolge artikel 24 lid 1van het FPU-reglement dient degene die bezwaar heeft tegen een beslissing alvorens dit bezwaar voor te leggen aan de bevoegde rechter de in deze bepaling geregelde procedure te volgen. Op grond van het tweede lid dienen bezwaren schriftelijk kenbaar gemaakt te worden aan het bestuur van het VUT-fonds. Tegen de beslissing op bezwaar kan op grond van het derde lid beroep worden ingesteld bij de Commissie van Beroep van het VUT-fonds.
3.2 Voor zover het beroep zich aldus richt tegen de beslissing van de Commissie van Beroep van 28 augustus 2007 die het bestreden besluit van het bestuur van het VUT-fonds van 12 december 2006 heeft bevestigd, dient dit beroep te worden verworpen. De aanvraag van [eiser] van 20 september 2006 kon immers niet meer gehonoreerd worden omdat met ingang van 1 januari 2006 de mogelijkheid voor medewerkers geboren na 1949 om gebruik te maken van de FPU is komen te vervallen. Met ingang van laatstgenoemde datum is de FPU-regeling voor de desbetreffende medewerkers immers vervangen door een versterkt ouderdomspensioen. Daarbij komt dat [eiser] in volledige betrekking werkzaam is gebleven en het dus onmogelijk was om hem, gelet op de omstandigheden van het geval, met terugwerkende kracht alsnog voor de FPU in aanmerking te laten komen.
3.3 Het vorenstaande sluit niet uit dat het VUT-fonds onrechtmatig gehandeld kan hebben door de telefonische aanvraag van 22 september 2005 voor het uitbrengen van een FPU-offerte abusievelijk aan te merken als een aanvraag voor FPU met als ingangsdatum 1 januari 2006. Of in de onderhavige zaak in 2005 een aanvraag is gedaan met als ingangsdatum 1 december 2005 of 1 januari 2006 kan echter naar het oordeel van de kantonrechter in het midden blijven. [eiser] stelt schade te hebben geleden en vraagt, naar de kantonrechter begrijpt, verwijzing naar een schadestaatprocedure. Op grond van artikel 612 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient de rechter die een veroordeling tot schadevergoeding uitspreekt de schade voor zover dit mogelijk is te begroten in het vonnis. Indien dit niet mogelijk is spreekt hij een veroordeling uit tot schadevergoeding op te maken bij staat. [eiser] laat na de beweerdelijk geleden schade op enigerlei wijze te onderbouwen. Volgens [eiser] bestaat de schade in het feit dat hij een dag per week FPU mis loopt. [eiser] heeft echter kennelijk geen vermogensschade geleden aangezien hij vijf dagen per week is blijven werken en zijn inkomen dus groter is gebleven dan in de situatie dat hij vier dagen per week zou gaan werken en een dag per week gebruik zou hebben gemaakt van de FPU-regeling. Voor zover [eiser] ander nadeel zou hebben geleden is dat niet onderbouwd zodat de kantonrechter daaraan voorbijgaat.
3.4 Ook de stelling van [eiser] dat er al een overeenkomst tot stand is gekomen, dient te worden verworpen. Daargelaten de vraag of een FPU-offerte telefonisch kan worden ingediend, blijkt uit de door [eiser] gestelde feiten dat hij geen FPU-offerte heeft ingediend maar een FPU-offerte heeft gevraagd. Van een overeenkomst die tot stand zou zijn gekomen door aanvaarding van een offerte dan wel een recht is derhalve geen sprake. De vraag of het VUT-fonds onjuiste informatie in dat kader heeft verschaft, behoeft dan ook geen bespreking meer.
3.5 Gelet op het vorenstaande dient het beroep te worden verworpen en dient [eiser] als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van het geding.
4. De beslissing
De kantonrechter:
Wijst de vordering af.
Veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure aan de zijde van het VUT-fonds gevallen en tot op heden begroot op: € 214,- voor salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Henzen, kantonrechter, en ter openbare terechtzitting van 20 augustus 2008 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.