ECLI:NL:RBMAA:2008:BD9059
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot schadevergoeding op basis van artikel 28 Wet Bopz en verschuldigdheid van vast recht
In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 31 juli 2008 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding op basis van artikel 28 van de Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A.J.M. van Mil, had verzocht om schadevergoeding ter gelegenheid van een verhoor dat op 18 juni 2008 had plaatsgevonden. De rechtbank heeft het verzoek behandeld op 21 juli 2008, waarbij de burgemeester van de gemeente Maastricht en de bewindvoerder van de betrokkene aanwezig waren.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat voor de indiening van het verzoekschrift een vast recht verschuldigd is. De raadsman van de betrokkene had betoogd dat er geen vast recht verschuldigd was, omdat het verzoek als zelfstandig verzoek was ingediend ter gelegenheid van een eerder verhoor. De rechtbank verwierp dit betoog en oordeelde dat de verschuldigdheid van het vast recht niet afhankelijk is van de wijze van indiening van het verzoek.
De rechtbank concludeerde dat het verschuldigde vast recht van € 254,- niet was voldaan, en dat er geen bewijs was dat het op andere wijze was voldaan. Hierdoor kon de rechtbank de verzoeker niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek. De rechtbank benadrukte dat de toegang tot de rechter niet wezenlijk wordt belemmerd door de verschuldigdheid van vast recht, tenzij er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden, wat in dit geval niet was aangetoond.
De rechtbank heeft derhalve besloten het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, waarmee de zaak werd afgesloten zonder toekenning van de gevraagde schadevergoeding.