3 De beoordeling van het bewijs
3.0 Achtergrond
Op 4 januari 2008 heeft [X.] [Naam slachtoffer] met de auto opgehaald. Ze rijden naar het pand [Adres] te Kerkrade. Ze betreden de kelder van dit pand. Verdachte is ook in de kelder aanwezig. Aldaar vindt een schietpartij plaats, waarbij [X.] dodelijk wordt gewond. [X.] verdacht [Naam slachtoffer] van diefstal van een aanmerkelijke som geld uit de woning van [X.]’s vader.
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 1, 2 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde bewezen kan worden geacht. De officier van justitie baseert zich met name op de aangifte en de verklaringen van [Naam slachtoffer], ondersteund door de verklaring van verdachte en de verklaringen van de getuigen [Naam getuige1], [Naam getuige2] en [Naam getuige3]. Daarnaast worden ter ondersteuning de verklaringen van de getuigen in de frituur aangeduid. Ten aanzien van het letsel van [Naam slachtoffer] wordt verwezen naar het medisch onderzoek.
Met betrekking tot het onder 3 primair ten laste gelegde feit is de officier van justitie van mening dat dit feit niet bewezen kan worden verklaard. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld of gepoogd is [Naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, nu niet kan worden achterhaald op welke wijze [Naam slachtoffer] geslagen en/of getrapt is.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte van alle ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken. De raadsman sluit aan bij de verklaringen van de verdachte, die de ten laste gelegde feiten ontkent. De raadsman is daarnaast van mening dat de verklaringen van [Naam slachtoffer] niet geloofwaardig zijn, nu [Naam slachtoffer] een motief had om anderszins te verklaren. [Naam slachtoffer] zou immers een verklaring moeten hebben voor het feit dat hij op [X.] heeft geschoten met als gevolg dat de laatste dodelijk getroffen werd. De raadsman is overigens de mening toegedaan dat de betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuigen zijn aangetast, nu de inhoud van het dossier bij derden bekend was.
Met betrekking tot de processen-verbaal CIE-informatie stelt de raadsman zich op het standpunt dat enkel de verdachte en [Naam slachtoffer] kunnen verklaren over hetgeen zich in de kelder heeft afgespeeld. De beweringen van de anonieme persoon of personen zijn derhalve uitermate opmerkelijk, aldus de raadsman.
De raadsman heeft verder betoogd dat verdachte niet de (voorwaardelijke) opzet had om [Naam slachtoffer] van zijn vrijheid te beroven. Evenmin bestond er zijdens verdachte opzet op het toebrengen van (zwaar) lichamelijk letsel aan [Naam slachtoffer].
Het lichamelijke letsel dat door [Naam slachtoffer] is opgelopen en de DNA bevindingen aangaande de vuurwapens, de bivakmuts en de rol tape alsmede de bevindingen uit het overige technische onderzoek, zijn volgens de raadsman niet belastend voor verdachte.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Blijkens de verklaring van [Naam slachtoffer] werd zijn vriendin [Naam getuige2] op 4 januari 2008 door [X.] gebeld met de mededeling dat hij [Naam slachtoffer] om 19.30 uur zou ophalen. Omstreeks 19.40 uur werd [Naam slachtoffer] door [X.] in zijn woning opgehaald, teneinde een pand voor de aanleg van een hennepplantage te bekijken. Dit wordt bevestigd door de getuige [Naam getuige2].
[Naam getuige1] verklaart dat [X.] op 4 januari 2008 meerdere keren bij hem op bezoek is geweest. Bij die gelegenheden heeft [X.] tegen [Naam getuige1] gezegd dat hij vandaag zijn geld terug wilde hebben en voorts dat hij een stoel in de auto bij zich had en dat hij [Naam slachtoffer] op die stoel zou vastbinden, indien deze niet zou toegeven dat hij het geld gestolen had. Ook heeft [Naam getuige1] bij een bezoek van [X.] in het begin van de avond [Naam slachtoffer] in diens auto zien zitten.
[Naam slachtoffer] verklaart dat [X.], toen hij hem had opgehaald, naar de woning is gereden waar later de schietpartij heeft plaatsgevonden. [X.] parkeerde de auto tegenover de aldaar gelegen friture aan de Kokelestraat. De getuige [Naam getuige4], die haar auto aan [X.] had uitgeleend voor die avond, verklaart dat zij met [X.] had afgesproken dat zij haar auto later die avond aan het einde van de Kokelestraat kon ophalen. Blijkens de verklaring van [Naam slachtoffer] vroeg [X.] hem de stoel mee te nemen die in de auto lag. [Naam slachtoffer] moest deze stoel op aanwijzing van [X.] in de laatste kelder plaatsen (kelderruimte 4). In kelderruimte 4 wordt een stoel met stalen frame en zwart lederen bekleding in de hoek en voorts een rol tape aangetroffen.
[Naam slachtoffer] verklaart dat het licht in de kelder werd aangemaakt op het moment dat hij de stoel in de kelderruimte had geplaatst. Hij zag vervolgens twee met bivakmutsen gemaskerde mannen staan. Ze hadden beiden een vuurwapen in hun handen. De twee gemaskerde mannen betroffen een lange en een kleinere man. Blijkens het proces-verbaal sporenonderzoek aan de [Adres] treft de politie op de loper nabij de voordeur een zwarte bivakmuts aan. Uit de verklaring van [Naam slachtoffer] blijkt hij dacht dat de kleinere man [Naam verdachte] was. [Naam slachtoffer] verklaart dat [Naam verdachte] altijd samen met [X.] was en het postuur van de kleinere man kwam overeen met het postuur van [Naam verdachte].
Blijkens de verklaring van [Naam getuige1] heeft hij van [X.] vernomen dat [Naam verdachte] ergens op hen zat te wachten. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat [X.] hem herhaaldelijk had gevraagd mee te gaan om met [Naam slachtoffer] te praten, maar dat hij dit aanvankelijk weigerde. Ook vroeg [X.] hem apart naar de kelder te gaan. De verdachte wachtte vervolgens in de kelder. De verdachte verklaart verder ter terechtzitting dat het gesprek in de kelder plaatsvond, omdat [X.] er niemand anders bij wilde betrekken en omdat hij [Naam slachtoffer] onder druk wilde zetten. Blijkens de verklaring van de verdachte gaf [X.] hem de sleutel van de kelder. De kelder werd reeds ’s middags door de verdachte en [X.] bezocht, zodat de verdachte wist waar de kelder zich bevond.
Uit de verklaring van [Naam slachtoffer] blijkt dat de twee gemaskerde mannen gewapend waren. De kleine persoon droeg een vuurwapen met trommel. De langere persoon droeg een groter vuurwapen. Uit het proces-verbaal van inbeslagname blijkt dat twee vuurwapens onder [Naam slachtoffer] in beslag werden genomen. Uit het proces-verbaal betreffende het onderzoek naar de wapens die onder [Naam slachtoffer] in beslag werden genomen, blijkt dat de twee vuurwapens een revolver en een automatisch handvuurwapen betreffen.
Uit de aangifte van [Naam slachtoffer] blijkt dat [Naam slachtoffer] werd teruggeduwd op het moment dat hij de kelder wilde verlaten en door de twee gemaskerde mannen werd gesommeerd te gaan zitten op de stoel. [Naam slachtoffer] weigerde dit in eerste instantie. Hij werd vervolgens door [X.] en de kleine gemaskerde man geslagen en getrapt. [Naam slachtoffer] zit daarna op de stoel in de hoek van de kelder .
[Naam slachtoffer] verklaart dat [X.] hem vervolgens confronteerde met het geld dat hij van [X.] zou hebben gestolen. [Naam slachtoffer] zou volgens [X.] het geld uit de woning van zijn vader hebben gestolen. [X.] zei tegen [Naam slachtoffer] dat hij hem op bewakingsbeelden had herkend. [Naam getuige1] bevestigt het verhaal van de verdenking van [X.] ten opzichte van [Naam slachtoffer]. Hij verklaart dat uit de woning van zijn vader geld werd gestolen. Na het bekijken van de bewakingsbeelden verdacht [X.] [Naam slachtoffer] van deze inbraak.
[Naam slachtoffer] ziet vervolgens dat [X.] kort de kelderruimte verlaat en terug komt met een gasbrander in de ene hand en de aansteker in de andere. In de vierde kelderruimte (de kelderruimte waar de stoel zich bevond) wordt de gasbrander met wegwerpgasvulling en een aansteker aangetroffen.
Uit de verklaring van [Naam slachtoffer] blijkt dat [X.] tegen hem zei dat hij zich moest uitkleden en dat [X.] hem wel aan het praten zou krijgen. [Naam slachtoffer] weigerde zich uit te kleden en kreeg wederom klappen en trappen van [X.] en de kleine man om hem te bewegen zijn kleren uit te trekken.
In zijn aangifte verklaart [Naam slachtoffer] pijn te hebben gehad naar aanleiding van het slaan en schoppen. Uit de medische verklaring opgesteld door forensisch geneeskundige F.J.A. Poettgens blijkt dat hij van [Naam slachtoffer] verneemt dat hij forse hoofdpijnklachten heeft en zich erg suf voelt. Door de heer Poettgens wordt letsel vastgesteld dat past bij het toepassen van uitwendig stomp geweld en dat het verhaal van [Naam slachtoffer] kan ondersteunen.
Blijkens de verklaring van [Naam slachtoffer] gaat de langere man vervolgens de kelderruimte uit en kort daarna hoort [Naam slachtoffer] een knal. Hij nam aan dat de lange man zijn vuurwapen had afgevuurd. In de kelderruimte waar de trap zich bevond (kelderruimte 1) wordt een gedeformeerd projectiel aangetroffen. Dit projectiel is met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid afgevuurd uit de loop van het eerdergenoemde automatisch handvuurwapen, merk Ingram.
Na het afvuren van het schot ontstaat volgens [Naam slachtoffer] een worsteling. Door [Naam slachtoffer] wordt een wapen aan een van de daders ontfutseld en vervolgens lost hij meerdere schoten, waarbij [X.] dodelijk wordt getroffen en verdachte gewond raakt. [Naam slachtoffer] weet de kelder vervolgens te ontvluchten.