RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/703577-07
Datum uitspraak: 8 juli 2008
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 november 2007, 16 januari 2008, 27 februari 2008, 23 april 2008, 16 juni 2008, 20 juni 2008, 23 juni 2008 en 24 juni 2008 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[Naam verdachte],
geboren te [Geboortegegevens verdachte],
gedetineerd in de PI “De Geerhorst” te Sittard.
Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat
1.
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 mei 2007 tot en met 24 juli 2007 in de gemeente Heerlen, in elk geval in het arrondissement Maastricht en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, in elk geval (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA en/of brolomfetamine en/of amfetamine, zijnde MDA en/of MDMA en/of N- ethyl MDA en/of brolamfetamine en/of amfetamine (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij, verdachte, op of omstreeks 25 juli 2007 in de gemeente Heerlen, in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand, gelegen aan de [Adres1] en/of in een personenauto, merk Opel, type Omega (in totaal) ongeveer 49,7 en 63,7 kilogram (in poedervorm) en/of (in totaal) ongeveer 20,3 kilogram (in tabletvorm), in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA , zijnde MDMA (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 25 juli 2007 in de gemeente Heerlen, in elk geval in het arrondissement Maastricht en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van een aantal natuurlijke personen waarvan naast hem, verdachte, deel uitmaakte(n) [Naam medeverdachte1] en/of [Naam medeverdachte2] en/of [Naam medeverdachte3] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde en/of vierde en/of vijfde lid van de Opiumwet en/of als bedoeld in artikel 10a lid 1 van de Opiumwet, namelijk het meermalen, althans eenmaal (telkens) binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, in elk geval het (telkens) bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van MDA en/of MDMA en/of amfetamine en/of cocaïne, in elk geval van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of het voorbereiden en/of bevorderen van voornoemd(e) feit(en);
4.
hij, op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2007 tot en met 21 juli 2007 in de gemeente Kerkrade, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of afgeleverd en/of vervoerd, in elk geval aanwezig heef gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of N-ethyl MDA en/of MDA en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of N-ethyl-MDA en/of MDA en/of amfetamine (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2007 tot en met 25 juli 2007 in de gemeente Heerlen en/of Kerkrade, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen van MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA en/of amfetamine, zijnde MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA en/of amfetamine (telkens) (een) middel(len) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van die/dat feit(en) heeft getracht te verschaffen,
- door het geven van opdrachten;
- door het (doen) regelen van ontmoetingen en/of
- door het onderhouden van telefonische contacten
en/of voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van die/dat feit(en), onder meer:
- (laboratorium)glaswerk en/of (een) stempel(s) voor (een) tabletteermachine(s) en/of een vacuümapparaat en/of (een) hoeveelhe(i)den methanol, in elk geval (een) vloeistof(fen) en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) oranje/witkleurig poeder en/of een (grote) hoeveelheid geld en of een deksel van een drukvat en/of aantekeningen met betrekking tot een chemisch proces;
5.
hij, verdachte, op of omstreeks 25 juli 2007 in de gemeente Heerlen een vuurwapen van categorie III, te weten een dubbelloops pistool, merk DA BTS Handen, CT USA, kaliber .38 SP.Cal, voorhanden heeft gehad;
6.
hij, verdachte, op of omstreeks 25 juli 2007 in de gemeente Heerlen, in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand, gelegen aan de [Adres2] (in totaal) ongeveer 54 gram (in tabletvorm met diepdruk OMEGA ) en/of tien flesjes met vloeistof, in elk geval een flesje met vloeistof, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
7.
hij, op of omstreeks 25 juli 2007 in de gemeente Heerlen, een wapen van categorie I onder 7, te weten een voorwerp dat zodanig op een wapen gelijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, zijnde dit voorwerp een gasdrukpistool dat voor wat betreft vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, namelijk met een pistool, merk Browning, model Pro 9., voorhanden heeft gehad.
Tengevolge van kennelijke schrijffouten staat in de dagvaarding van het onder 5 ten laste gelegde vermeld in regel 2: BTS in plaats van BTJ en Handen in plaats van Hamden.
De rechtbank herstelt deze fouten, aangezien dit mogelijk is zonder dat verdachte daardoor in zijn verdediging wordt geschaad.
Ten aanzien van feit 1 constateert de rechtbank dat de officier van justitie niet langer heeft beoogd verdachte voor dit feit te vervolgen. De rechtbank heeft dit feit om die reden niet inhoudelijk behandeld, zodat de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 4 primair, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
2.
hij op 25 juli 2007 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand, gelegen aan de [Adres1] ongeveer 63,2 kilogram (in poedervorm) en ongeveer 20,3 kilogram (in tabletvorm) van een materiaal bevattende MDMA en in een personenauto, merk Opel, type Omega, ongeveer 49,7 kilogram van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij in de periode van 12 juni 2007 tot en met 25 juli 2007 in het arrondissement Maastricht heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van een aantal natuurlijke personen waarvan naast hem, verdachte, deel uitmaakten [Naam medeverdachte1] en [Naam medeverdachte2] en [Naam medeverdachte3] en een of meer anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 vierde lid van de Opiumwet en als bedoeld in artikel 10a lid 1 van de Opiumwet, namelijk het bereiden en bewerken en verwerken en verkopen van MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en het voorbereiden en bevorderen van voornoemde feiten;
4.
hij in de periode van 1 juni 2007 tot 21 juli 2007 in de gemeente Kerkrade tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5.
hij op 25 juli 2007 in de gemeente Heerlen een vuurwapen van categorie III, te weten een dubbelloops pistool, merk DA BTJ Hamden, CT, USA, kaliber .38 SP.Cal, voorhanden heeft gehad;
6.
hij op 25 juli 2007 in de gemeente Heerlen opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand, gelegen aan de [Adres2], tien flesjes met vloeistof van een materiaal bevattende MDMA en amfetamine, zijnde MDMA en amfetamine middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
7.
hij op 25 juli 2007 in de gemeente Heerlen, een wapen van categorie I onder 7, te weten een voorwerp dat zodanig op een wapen gelijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, zijnde dit voorwerp een gasdrukpistool dat voor wat betreft vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, namelijk met een pistool, merk Browning, model Pro 9., voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2, 3, 4 primair en 6 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3 heeft de rechtbank in het bijzonder overwogen:
Hoewel er aanwijzingen zijn dat er in de periode van 14 tot en met 16 juni 2007 middels een autotransport vanuit Nederland goederen zijn vervoerd naar en afgeleverd in Italië, is het afleveren van goederen niet komen vast te staan noch wat de eventuele aard van die goederen was. Derhalve kan niet bewezen worden dat er sprake is geweest van export van verdovende middelen als bedoeld in artikel 2 onder A van de Opiumwet.
De nadere bewijsoverweging
Het centrale verwijt aan de verdachte is dat hij heeft deelgenomen aan de criminele organisatie [Naam criminele organisatie] die tot doel had het produceren van en handelen in synthetische drugs.
De criminele organisatie [Naam criminele organisatie] was hiërarchisch opgebouwd. Tijdens de detentie van [Naam medeverdachte1] was er sprake van een tweehoofdige leiding, bestaande uit [Naam medeverdachte1] en [Naam medeverdachte2]. [Naam medeverdachte2] had toen de dagelijkse leiding en maakte veelvuldig aan de overige leden van de organisatie kenbaar (zoals blijkt uit afgeluisterde gesprekken) dat hij het voor het zeggen had. Als medewerkers volgens de leiding niet goed functioneerden, dan zette [Naam medeverdachte2] deze – met instemming van [Naam medeverdachte1] – uit de organisatie.
In de bewezen verklaarde periode bediende de criminele organisatie [Naam criminele organisatie] zich voor haar activiteiten van een aantal medewerkers, van wie verdachte er een was, van meerdere locaties (van waaruit dan wel waarin haar activiteiten plaatsvonden), van tientallen GSM’s, van meerdere auto’s (waarbij het kenteken meestal op naam van een derde stond) en maakte zij gebruik van een verhullende wijze van onderlinge communicatie.
Het zogenaamde ‘pandje’ ([Adres1] te Heerlen) fungeerde als het fysieke centrum van de organisatie. Uit (camera-)observatie blijkt van soms tientallen bewegingen per dag bij het pandje, met name op de dagen onmiddellijk voorafgaande aan en op de dag van de inval op 25 juli 2007. Andere belangrijke locaties waren het pand in de [Adres3] te Kerkrade, waar productieactiviteiten van synthetische drugs plaatsvonden, de gevangenis in Hasselt (waar overleg plaatsvond tussen [Naam medeverdachte1] en [Naam medeverdachte2]) en diverse woon- en of verblijfplaatsen van deelnemers aan de criminele organisatie (op een aantal van deze plaatsen werden onder andere een of meer wapen(s) aangetroffen).
De verdediging heeft, samengevat en voor zover relevant, aangevoerd dat verdachte geen deel uitmaakte van de criminele organisatie, maar dat hij als loopjongen van medeverdachte [Naam medeverdachte4] was ingeschakeld.
Wat ook zij van de stelling dat verdachte als loopjongen van [Naam medeverdachte4] fungeerde, zulks laat onverlet dat de werkzaamheden binnen de organisatie plaatsvonden, zodat de verdachte deel uitmaakte van de bewezenverklaarde organisatie.
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt:
Feit 2:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van het bij de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feit 3:
Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, vierde lid van de Opiumwet en als bedoeld in artikel 10a, eerste lid van de Opiumwet.
Feit 4 primair:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van het bij de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feit 5:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl hij het feit begaat met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Feit 6:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van het bij de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 7:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf en maatregel
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 2, 3, 4 primair, 5, 6 en 7 op de tenlastelegging zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Volgens de raadsman dient een aanzienlijk kortere onvoorwaardelijke gevangenisstraf te worden opgelegd dan die, welke de officier van justitie heeft gevorderd, omdat zijn cliënt dient te worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde feit, subsidiair omdat de tenlastegelegde periode dient te worden beperkt en zijn cliënt partieel dient te worden vrijgesproken en omdat de tenlastegelegde periode ter zake feit 4 dient te worden beperkt en zijn cliënt ten aanzien van feit 6 partieel dient te worden vrijgesproken.
Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat ook indien de rechtbank de officier van justitie zal volgen in de te bewijzen feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren niet gerechtvaardigd is, vanwege de ondergeschikte rol van verdachte in combinatie met zijn persoonlijke omstandigheden.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en door de raadsman namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, mede in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Tevens heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat hard drugs als de onderhavige, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
Bij het bepalen van de hoogte van de vrijheidsstraf heeft de rechtbank voorts het volgende laten meewegen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de criminele organisatie zich in de bewezen verklaarde periode heeft bezig gehouden met het vervaardigen van en het voorbereiden van de handel in verdovende middelen. Niet is komen vast te staan dat de organisatie deze misdrijven gedurende die hele periode doorlopend heeft gepleegd. Binnen de organisatie heeft [Naam verdachte] zich gemanifesteerd als uitvoerder van opdrachten, terwijl hij bovendien een vuurwapen voorhanden had.
Mede gelet op de periode waarin verdachte deel heeft uitgemaakt van de criminele organisatie en rekening houdend met de omstandigheid dat verdachte geen strafblad heeft acht de rechtbank een gevangenisstraf van nader te noemen duur passend.
Overwegingen ten aanzien van het beslag
De in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten twee wapens en de daarbij behorende munitie, zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het voorwerpen zijn met behulp waarvan het onder 5 en 7 bewezen verklaarde is begaan. Deze voorwerpen zullen aan het verkeer worden onttrokken.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10, 10a en 11a van de Opiumwet en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2, 3, 4 primair, 5, 6 en 7 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2, 3, 4 primair en 6 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van DRIE jaren;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- een dubbelloops pistool, DA BTJ Hamden, CT, USA .38 SP.Cal, met twee .38 patronen (1), en
- een imitatiewapen Gamo V-3 met CO-2 capsules en doosje kogels (2).
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. A.C.A. Schreinemakers, voorzitter, mr. J. Wöretshofer en mr. W.A.P. Hillen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Schuwirth en J.Th.G. Coenders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 8 juli 2008.