ECLI:NL:RBMAA:2008:BD6525

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
4 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
291504 EJ VERZ 08-1534
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om regeling gebruik woning na echtscheiding met belangenafweging voor kinderen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Maastricht op 4 juli 2008 uitspraak gedaan in een verzoek ex artikel 3:168 BW, ingediend door [verzoeker] en [verweerder], ex-echtgenoten die in een geschil verwikkeld zijn over het gebruik van de echtelijke woning na hun scheiding. De zaak betreft de belangenafweging tussen de partijen en de impact op hun kinderen, [kind 1] en [kind 2]. De verzoeker heeft verzocht om het gebruik van de woning aan hem toe te wijzen, terwijl de verweerder, die momenteel in de woning verblijft, zich hiertegen verzet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen een sterke voorkeur hebben om in de woning te blijven wonen, wat een doorslaggevende factor is in de beslissing van de kantonrechter. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het belang van de kinderen om in hun vertrouwde omgeving te blijven, zwaarder weegt dan de bezwaren van de verweerder. De rechtbank heeft bepaald dat [verzoeker] met uitsluiting van [verweerder] bevoegd is tot het genot en gebruik van de woning van 1 september 2008 tot 1 maart 2009, mits hij ervoor zorgt dat [verweerder] voor 1 september 2008 een alternatieve woonruimte kan betrekken. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij haar eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Heerlen
Zaak/repnr: 291504 EJ VERZ 08-1534
Typ: YT
Beschikking op verzoek ex artikel 3:168 BW d.d. 8 mei 2008
inzake
[Verzoeker],
wonende aan [adres],
verzoeker, nader te noemen [Verzoeker],
vertegenwoordigd door mr. K.G.J. Verbong LL.M. (toevoeging),
contra:
[Verweerder],
wonende aan [adres],
verweerder, nader te noemen [Verweerder],
vertegenwoordigd door mr. J.L.M. Martens (toevoeging).
1. Het procesverloop en de verzoeken
Bij verzoekschrift, ter griffie ontvangen op respectievelijk 23 april 2008 en 8 mei 2008 heeft [Verzoeker] een verzoekschrift met bijlagen ingediend en de kantonrechter verzocht:
- primair een regeling met betrekking tot de echtelijke woning, staande en gelegen te [woonplaats] aan [adres], -verder te noemen: de woning- te treffen in dier voege dat het gebruik en genot van de woning per datum beschikking aan [verzoeker] wordt toegewezen met bepaling dat [Verweerder 1] met terugwerkende kracht vanaf januari 2006 aan hem € 1.283,12 per maand als gebruiksvergoeding verschuldigd is, althans een zodanige vergoeding en met ingang van een zodanige datum als de kantonrechter zal vermenen te behoren;
- subsidiair een gebruiksvergoeding ter hoogte van € 1.283,13 per maand voor het gebruik en genot van de woning die [Verweerder 1] maandelijks bij vooruitbetaling aan [Verzoeker 1] dient te voldoen met terugwerkende kracht vanaf 27 januari 2006, althans een zodanige vergoeding en met ingang van een zodanige datum als de kantonrechter zal vermenen te behoren voor zo lang [verweerder] in de woning blijft.
[Verweerder 1] heeft op 28 mei 2008 een verweerschrift met bijlagen, houdende een zelfstandig verzoek, ingediend en de kantonrechter verzocht:
-om de verzoeken van [verzoeker] af te wijzen;
-een regeling met betrekking tot de echtelijke woning en de loods te Houthem-Sint Gerlach, gemeente Valkenburg, te treffen in dier voege dat het gebruik en genot van de loods aan [verzoeker] zal worden toegewezen en het gebruik en genot van de woning aan [verweerder] met bepaling dat voor het geval dat het gebruik en genot van de woning aan [verzoeker] wordt toegewezen dat [Verzoeker 1] aan [Verweerder 1] een bedrag van € 1.283,13 per maand als gebruiksvergoeding zal voldoen. Bij schrijven, ter griffie ontvangen op 27 juni 2008, heeft [verzoeker] rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming van 15 juni 2007 en 27 mei 2008 overgelegd.
De inhoud van opgemelde stukken, de aantekeningen van de op 1 juli 2008 gehouden mondelinge behandeling en de in dat kader overgelegde stukken worden hier als hier herhaald en ingelast beschouwd.
2. De beoordeling
Op grond van het door partijen in het verzoek- en verweerschrift gestelde en het ter mondelinge behandeling aangevoerde staat, naar chronologie, vast dat:
- bij beschikking van de rechtbank Maastricht d.d. 27 januari 2006 in het kader van voorlopige voorzieningen is bepaald dat [verweerder] bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de - gemeenschappelijke - woning en dat de kinderen van partijen, nader te noemen: [kind 1] en [kind 2], aan [verweerder] worden toevertrouwd;
- bij beschikking van de rechtbank Maastricht van 21 maart 2007 de echtscheiding tussen partijen is uitgesproken en in dat kader het gebruik van de woning tot zes maanden na inschrijving van voormelde beschikking in de registers van de Burgerlijke Stand bij uitsluiting aan [verweerder] is toegewezen;
- de beschikking op 2 augustus 2007 in de registers is ingeschreven ten gevolge waarvan voormelde termijn eindigde per 2 februari 2008;
- bij beschikking van de rechtbank Maastricht van 26 september 2007 is bepaald dat het hoofdverblijf van [kind 1] en [kind 2] bij [verzoeker] zal zijn;
- [Verzoeker] en [verweerder] in elk geval sedert januari 2008 in afwachting zijn van de beschikking die nog gewezen moet worden op de verzoeken tot verrekening en verdeling;
- [Verzoeker] bij de voorzieningenrechter op 17 januari 2008 een kort geding aanhangig heeft gemaakt, vorderende dat [verweerder] zou worden veroordeeld om de woning te ontruimen en ter beschikking aan hem te stellen, nadat [verweerder] had aangeven dat zij niet van plan was om voor of na 2 februari 2008 de woning te verlaten;
- de voorzieningenrechter bij kort geding vonnis van 20 februari 2008 [verzoeker] in het ongelijk heeft gesteld;
- [verzoeker 1] tegen voormeld vonnis middels een op 17 maart 2008 uitgebrachte dagvaarding hoger beroep heeft ingesteld en dat de procedure thans voor antwoord staat.
De kantonrechter merkt op dat in de onderhavige procedure enkel het verzoek als bepaald in artikel 3:168 BW beoordeeld kán en dient te worden. Wie van de deelgenoten mag de gemeenschappelijke woning gebruiken zolang de gemeenschap nog niet is verdeeld? Over de verrekening en uiteindelijke verdeling gaat een andere rechter dan de kantonrechter.
Uit artikel 3:168 van het Burgerlijk Wetboek volgt dat de kantonrechter bij de beslissing op de hiervoor gestelde vraag naar billijkheid rekening moet houden met de belangen van beide partijen.
[Verzoeker 1] heeft in het kader van het litigieuze verzoek aangevoerd dat hij belang heeft bij het betrekken van de woning nu zowel het door hem gehuurde appartement als de woonruimte van een vriendin alwaar hij thans, samen met die vriendin, haar twee kinderen en [kind 1] en [kind 2] woont, veel te klein zijn. Terugkeer in de woning te Klimmen is ook wat [kind] en [kind] het liefste wensen, zoals blijkt uit het recente rapport van de Raad van de Kinderbescherming van 27 mei 2008.
Een ander belang van [verzoeker] is volgens zijn zeggen daarin gelegen dat hij thans de hypotheeklasten van de woning en de huur van het appartement te Heerlen moet opbrengen. Indien hij de woning kan betrekken, zal hij dus ook veel goedkoper uit zijn dan thans het geval is.
[verzoeker] begrijpt dat indien hij de woning mag gaan gebruiken, [Verweerder 1], gelet op het feit dat er nog geen verrekening en verdeling heeft plaatsgevonden, op dit moment niet genoeg financiële middelen heeft om woonruimte te kopen. Zij zal dus waarschijnlijk in eerste instantie op zoek moeten gaan naar vervangende huurruimte. In dat kader heeft hij [verweerder] eerder vervangende woonruimte in Vaals aangeboden welk aanbod [Verweerder 1] heeft afgeslagen. [Verzoeker] heeft [verweerder 1] ter zitting nog twee vervangende woonruimtes aangeboden, waar zij (vrijwel) per direct in zou kunnen trekken, te weten:
-een appartement van een beleggingspand aan de Benzenraderweg (per direct en om niet);
-het door hem thans nog gehuurde appartement per direct voor een huurprijs van € 350,-- per maand. De huurovereenkomst is voor onbepaalde tijd aangegaan en de verhuurder heeft [verzoeker 1] te kennen gegeven geen probleem te hebben met een eventuele huurovername van dat appartement door [verweerder].
[Verzoeker] stelt voorts dat ingeval hij de woning zal mogen gaan gebruiken, [verweerder] alle inboedelgoederen die nu nog in de woning staan, met uitzondering van een erfstuk (red: een kast van zijn oma die in de hal staat, welke kast aan partijen bekend is), kan meeverhuizen, daarbij opmerkende dat deze goederen uiteraard te zijner tijd nog wel verdeeld dienen te worden.
[Verweerder] heeft aangevoerd dat zij de woning niet kan betalen en te groot vindt. Zij heeft, in elk geval zolang omtrent verrekening en verdeling nog niet is beslist, geen financiële middelen voorhanden om deze of een andere woning te kopen of in de vrije sector te kunnen huren, of om überhaupt een verhuizing te bekostigen. Zij legt ter staving daarvan een aantal salarisstroken over ter zitting. De door [verzoeker] aangeboden huurruimtes aanvaardt zij niet omdat gebeurtenissen in het appartement in het beleggingspand mede aanleiding tot de echtscheiding zijn geweest en omdat de ligging van het thans door [verzoeker] gehuurde appartement haar niet aanstaat.
Desgevraagd heeft [verweerder] aangegeven dat zij, indien zij de woning zou moeten verlaten en [verzoeker] de woning zou mogen gaan gebruiken, een termijn van drie a vier maanden om haar vertrek voor te bereiden, minstens nodig heeft.
[Verweerder] is desgevraagd wel van oordeel dat de woonwens van haar kinderen [kind 1] en [kind 2] natuurlijk zwaar weegt maar zij vraagt zich af of het nu opnieuw weer gaan verhuizen vanuit de woonsituatie bij de vriendin naar de woning te Klimmen, niet te onrustig voor [kind 1] en [kind 2] zal zijn. Voorts is niet zeker of [verzoeker 1] bij de definitieve verdeling de woning krijgt toebedeeld. Als dat niet gebeurt, zullen [kind 1] en [kind 2] wéér moeten vertrekken uit de woning te Klimmen. Is dat dan goed voor beiden, zo vraagt zij zich af?
De kantonrechter overweegt als volgt.
Op dit moment weegt het belang van [Verzoeker 1] om de woning in Klimmen te gebruiken, een stuk zwaarder dan dat van [verweerder 1]. Het belang van [verzoeker 1] is daarbij een afgeleide van het belang van [kind 1] en [kind 2], de kinderen van partijen. Hun woonwens, hun belang, vindt de kantonrechter doorslaggevend. Zij zijn in de woning in Klimmen opgegroeid, zij zijn vertrouwd met de omgeving en zij hebben beiden tegenover de Raad voor de Kinderbescherming laten weten dat zij heel graag weer in de woning in Klimmen zouden willen wonen. [Verzoeker], aan wie de kinderen zijn toevertrouwd, zal daarom de woning mogen gaan gebruiken zolang partijen nog niet uit de verrekening en verdeling zijn.
De kantonrechter vindt het ook van belang dat de verhuizing van de kinderen (en dus ook [verzoeker]) is gerealiseerd aan het begin van het nieuwe schooljaar, na de zomervakantie, voor 1 september 2008.
[Verweerder] heeft weliswaar aangevoerd dat zij in dat geval te weinig tijd heeft om vervangende woonruimte te vinden en te verhuizen, maar aan dat punt gaat de kantonrechter voorbij. Nog daargelaten dat [verweerder] kan worden verweten dat zij kennelijk tot op heden nog geen enkele energie heeft gestoken in het zoeken naar andere woonruimte - zij wist immers al vanaf 1 februari 2008 dat zij ermee rekening moest houden dat het vinden van andere woonruimte op niet al te lange termijn aan de orde zou kunnen komen, zoals thans is gebeurd - moet [verweerder] ook gerekend vanaf nu volgens de kantonrechter in staat zijn om voor 1 september 2008 de woning te verlaten en elders vervangende woonruimte te vinden, ook al zal dat wellicht niet direct de woonruimte zijn, die aan haar ideaalbeeld voldoet. Maar daarnaar kan zij dan vervolgens rustig op zoek gaan.
Bij de conclusie dat verhuizen voor 1 september 2008 voor [verweerder] een haalbare kaart is, heeft de kantonrechter ook gelet op het aanbod dat [verzoeker] heeft gedaan. Dat aanbod dient [verzoeker]
- die voorwaarde knoopt de kantonrechter vast aan zijn beslissing - gestand te doen tot 1 augustus 2008. De kantonrechter begrijpt best wel dat [Verweerder 1] liever niet de woonruimte betrekt die zij associeert met de ex-man met wie zij nu zo is gebrouilleerd, maar van haar mag worden verwacht dat zij, om [kind 1] en [kind 2] in staat te stellen vanaf 1 september 2008 weer in Klimmen te wonen, dat aanbod desnoods in het uiterste geval aanvaardt, als tussenstop naar iets beters.
De kantonrechter zal de duur van het genot en gebruik in de tijd beperken tot 1 maart 2009. De meest gerede partij kan de kantonrechter dan verzoeken om opnieuw een regeling te treffen.
[Verzoeker] dient voor het gebruik van de woning aan [verweerder] een vergoeding te voldoen. Dat is uitgangspunt in zaken als deze. Echter, door alle vaste lasten te voldoen, vergoedt hij aldus [verweerder] genoegzaam voor het gebruik van hun gemeenschappelijke, nog onverdeelde woning. Voor een (extra) gebruiksvergoeding, zoals [verweerder] die verlangt, is geen reden.
Voor zover [verzoeker] in het verleden die vaste lasten voldeed bij wijze van alimentatie, heeft de hier nu volgende beslissing wellicht alimentaire consequenties. Verzoeken daaruit voortvloeiend, moeten dan worden voorgelegd aan een andere rechter, zoals de kantonrechter ook al ter zitting heeft duidelijk gemaakt. De kantonrechter kan bepalen wat [verzoeker] aan [verweerder] moet betalen voor het gebruik van hun beider woning, niet wat hij moet bijdragen in het onderhoud van [verweerder].
De proceskosten zullen worden gecompenseerd in die zin dat elke partij haar eigen kosten draagt.
3. Beslissing
De kantonrechter:
Bepaalt dat [verzoeker] met uitsluiting van [verweerder] bevoegd is tot het genot en het gebruik van de woning, staande en gelegen te [adres], vanaf 1 september 2008 tot 1 maart 2009, op voorwaarde dat [verzoeker] tot 1 augustus 2008 zijn aanbod aan [verweerder] gestand doet, dat hij ervoor zorgt dat [verweerder] voor 1 september 2008 een van beide door hem genoemde appartementen kan betrekken.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Aldus in het openbaar gegeven door mr. P. Hoekstra, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.