ECLI:NL:RBMAA:2008:BD5459

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
25 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/702754-08
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal van een diamanten halsketting op de kunst- en antiekbeurs Tefaf

Op 25 juni 2008 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de diefstal van een diamanten halsketting ter waarde van ongeveer 1,2 miljoen euro. De diefstal vond plaats op 6 maart 2008 tijdens de kunst- en antiekbeurs Tefaf in Maastricht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouwelijke verdachten een cruciale rol speelden in het afleiden van de verkoopster, waardoor de dief de kans kreeg om het kostbare collier te stelen. De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De verdachte werd bijgestaan door haar raadsman, mr. R.D. Meerman, die vrijspraak bepleitte, maar de rechtbank achtte de bewijsvoering van de officier van justitie overtuigend. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en haar medeverdachten op een georganiseerde manier te werk gingen en dat de diefstal een aanzienlijke impact had op de reputatie van de beurs. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden. De rechtbank gelastte ook de teruggave van enkele in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte en de uitgevende instantie van haar paspoort.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/702754-08
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 juni 2008
in de strafzaak tegen
[Naam verdachte],
geboren te [Geboortegegevens verdachte],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vrouwen te 4811 EE Breda, Kloosterlaan 172.
Raadsman is mr. R.D. Meerman, advocaat te Amsterdam.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 juni 2008, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 6 maart 2008 in de gemeente Maastricht samen met anderen een collier ter waarde van ongeveer 1,2 miljoen euro heeft gestolen.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de ten laste gelegde diefstal van de halsketting met een waarde van ongeveer 1,2 miljoen euro heeft plaatsgevonden en dat verdachte medepleger van deze diefstal is.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Primair is hij van mening dat niet bewezen kan worden dat de ten laste gelegde diefstal van de halsketting heeft plaatsgevonden, noch dat de halsketting het door de aangever genoemde bedrag waard is. Bovendien heeft de standhouder niet aangetoond dat deze ketting op de Tefaf in de stand aanwezig was. Subsidiair is hij van mening dat niet bewezen kan worden dat zijn cliënte medepleger van de diefstal is geweest.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 6 maart 2008 vond in Maastricht in het Mecc de openingsdag van de kunst- en antiekbeurs Tefaf plaats. Deze opening was alleen toegankelijk voor genodigden1. Stand 243 werd bezet door Hancocks uit Londen. De eigenaars [B.] en [R.] en hun personeelslid [S.] waren rond 14.00 uur in de stand aanwezig. In de stand bevonden zich onder meer een hoge vitrine aan het gangpad en een tafelvitrine aan de andere zijde van de stand. Op dat moment lagen in de vitrines juwelen, zoals broches en halskettingen.
Verdachte stond rond 14.00 uur naast de hoge vitrine aan het gangpad. Zij was vergezeld door de medeverdachte [Naam medeverdachte2]. Beide vrouwen toonden interesse in juwelen die onderin deze vitrine lagen en waren daarover in gesprek met [R.]. De vitrine was op dat moment geopend. Beide vrouwen zijn daarna weggelopen bij de stand.
Er dienen twee vragen beantwoord te worden:
A. Heeft de diefstal van het collier plaatsgevonden?
B. Is verdachte medepleger van voornoemde diefstal?
A.
De rechtbank acht bewezen dat de diefstal van de halsketting op 6 maart 2008 in Maastricht heeft plaatsgevonden. [B.], de eigenaar van Hancocks, heeft aangifte van de diefstal gedaan en een omschrijving van het halscollier en de waarde ervan gegeven2. Zijn echtgenote [R.]3 heeft verklaard dat, toen een van de vrouwen met een hand in de vitrine reikte, zij ook in de vitrine reikte. Zij stond op dat moment gebukt. Zij voelde toen iets boven haar hoofd en zag een beweging richting de vitrine. Toen ze weer omhoog kwam, zag ze dat de halsketting weg was van de bovenste plank.
Op de ter terechtzitting getoonde beelden van de beveiligingscamera’s heeft de rechtbank waargenomen dat op het moment dat [R.] en de twee vrouwen bij de vitrine staan een man, gekleed in een donkere trui met een opvallend witte kraag, tweemaal met een hand in de vitrine reikt, ter hoogte van de bovenste plank. Na de tweede keer beweegt hij met zijn hand richting zijn kraag en loopt weg. Op dat moment is op de beelden te zien dat [R.] om zich heen kijkt en de aandacht trekt van anderen in de stand. De rechtbank concludeert hieruit dat de diefstal op dat moment plaatsvindt door de man met de donkere trui en de witte kraag en dat [R.] daarna haar constatering doet dat het collier weg is. De raadsman heeft niets aangevoerd waaruit zou moeten blijken dat deze constatering onjuist zou zijn. Het niet kunnen zien van de halsketting op de camerabeelden, zoals door de raadsman gesteld, doet hier niet aan af. Daar komt nog bij, zoals door de officier van justitie is aangevoerd, dat voor de bewezenverklaring van een strafbaar feit niet vereist is dat het plegen van dat feit op camerabeelden is vastgelegd.
De raadsman heeft ten slotte de waarde van de halsketting nog betwist. De rechtbank gaat aan dit verweer voorbij. Gelet op de onderdelen van de halsketting, de diamanten met een hoog karaatgehalte, staat vast staat dat de gestolen halsketting kostbaar is.
B.
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte medepleger van deze diefstal is. Er is sprake van bewuste en nauwe samenwerking met de pleger van de diefstal van het collier. De rechtbank baseert zich daarbij op het volgende.
Hierboven is al beschreven het moment van de diefstal. Verdachte is samen met medeverdachte [Naam medeverdachte2] rond 14.00 uur in gesprek met de eigenaresse van stand 243. De onbekend gebleven man met een witte kraag reikt dan in de vitrine boven de vrouwen en neemt het collier weg.
Op de ter terechtzitting getoonde camerabeelden is verder te zien dat verdachte even voor 13.00 uur het Mecc binnenkomt, vergezeld door een onbekende man. Medeverdachte [Naam medeverdachte2] is hierbij niet aanwezig. Verdachte betreedt rond 13.05 uur – evenmin in het bijzijn van [Naam medeverdachte2] – het beursterrein. Vervolgens is zij voorafgaand aan de diefstal meermalen te zien bij de vermeende betrokkenen bij de diefstal, onder wie de medeverdachten [Naam medeverdachte3], [Naam medeverdachte2] en de onbekend gebleven man met de witte kraag.
Na de diefstal lopen verdachte en [Naam medeverdachte2] bij de stand weg. [B.] en de getuige [G.]4 worden bij hun achtervolging van de beide vrouwen gehinderd door de medeverdachte [Naam medeverdachte3] die zich ten tijde van de diefstal, zoals blijkt uit de verklaring van de getuige [S.]5, eveneens in de stand van Hancocks bevond en die door [S.] is te woord gestaan.
Deze [Naam medeverdachte3] heeft overigens op 12 maart 2008 bij de politie onder meer verklaard6 dat zij met vijf personen op de beurs aanwezig waren, inclusief de twee vrouwen, en dat zijn rol op de beurs was dat hij een prijs moest vragen en dus die persoon moest afleiden.
Uit deze camerabeelden, de verklaring van medeverdachte [Naam medeverdachte3] en de verklaringen van de getuigen [R.], [B.] en [G.] volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de rol van de vrouwelijke verdachten cruciaal was voor het welslagen van het plan. Zij tweeën moesten immers de verkoopster bewegen zich te richten op de onderste plank van de vitrine en zo de weg vrij maken voor de dief om het kostbare collier van de bovenste plank van die vitrine weg te nemen. Zou het de vrouwen niet lukken de verkoopster af te leiden, dan zou de dief geen kans hebben het collier weg te nemen.
Ontkenning betrokkenheid door verdachte.
Verdachte heeft ter zitting verklaard niets te maken te hebben met deze diefstal. Zij zegt in opdracht van een Portugees die dag samen met [Naam medeverdachte2], die zij pas een week kende, naar de beurs te zijn gegaan om te werken. Zij zouden daar een man ontmoeten met wie ze de hele dag, nacht en waarschijnlijk de volgende dag zouden doorbrengen. Zij wisten niet wie deze man was en hadden geen beschrijving of telefoonnummer van hem. Evenmin was er iets afgesproken over tijdstip of plaats van ontmoeting. Ze zijn op de beurs binnengekomen door mee te lopen met andere Spaanssprekende personen.
Haar eerdere verklaring bij de politie op 12 maart 2008 is door de verbalisant niet juist vertaald weergegeven. Die verklaring7 houdt – kort gezegd – het volgende in: zij is naar Eindhoven gekomen om in de prostitutie te werken. Haar kosten zijn toen door een Portugees voorgeschoten. Deze schuld kon zij bij hem inlossen door vrienden van hem te helpen. Zij moest met [Naam medeverdachte2] naar de beurs gaan en een verkoopster af leiden. Zij zegt dat zij niet wist dat het om een diefstal ging. In het MECC kreeg ze bij een toilet van een man een toegangskaart die haar zei daarmee naar binnen te gaan. Op de beurs kreeg zij aanwijzingen van een man met een donkere trui en een witte kraag, naar welke stand zij moesten gaan.
De rechtbank acht de verklaring, zoals verdachte uiteindelijk heeft afgelegd, niet geloofwaardig en houdt haar aan haar op 12 maart 2008 afgelegde verklaring. Met name acht de rechtbank niet geloofwaardig dat zij op de beurs een afspraak had met een onbekende man, terwijl zij niets van die klant wist, en dat zij om die reden samen met [Naam medeverdachte2] naar de beurs is gegaan. Voorts acht de rechtbank verdachtes verklaring over de manier waarop ze de beurs is binnengekomen niet geloofwaardig. Op de openingsdag van de Tefaf dient men immers te beschikken over een uitnodiging. Dat zij zo zonder uitnodiging met mensen mee naar binnen is gelopen, is niet aannemelijk.
Verder acht de rechtbank het onwaarschijnlijk dat verdachte op het moment van de afleiding niet wist waarom zij moest afleiden. Wie op de Tefaf bij een juweliersstand informeert, weet wel beter: het gaat dus om een kostbaar stuk.
Verder heeft verdachte ter terechtzitting nog verklaard [Naam medeverdachte3] niet te kennen. De rechtbank acht dit niet geloofwaardig. De politie heeft namelijk onderzoek gedaan naar gegevens in de inbeslaggenomen telefoon van verdachte alsmede naar gegevens in de telefoons van de medeverdachten. Daaruit komt naar voren dat in verdachtes telefoon het nummer van de medeverdachte [Naam medeverdachte3] voorkomt8.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 6 maart 2008 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van weder-rechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een collier (ter waarde van ongeveer 1,2 miljoen EURO) toebehorende aan [B.] en/of Hancocks London.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert op het strafbare feit:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 30 maanden. Hij heeft daarbij met name gelet op de professionele en georganiseerde manier waarop verdachte met haar mededaders te werk is gegaan. De officier van justitie vreest dat de diefstal verlies van aanzien van de Tefaf en verhoging van kosten voor standhouders tot gevolg heeft.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat deze veel te hoog is. Het betreft een eenvoudige diefstal, al dan niet in vereniging. Hij is van mening dat de officier van justitie de hoogte van de straf heeft gebaseerd op de waarde van de halsketting.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek naar voren is gekomen.
Zoals hiervoor is weergegeven betreft het een diefstal van een kostbaar halssieraad uit een vitrine op de Tefaf. De beelden laten zien dat de verdachte en haar mededaders op een manier opereren die de rechtbank als doortrapt kwalificeert. Met een aantal mensen wordt de plaats van het delict verkend en er is een nauwe samenwerking bij de uiteindelijke diefstal. Verdachte speelt daarin een cruciale rol. Voorts blijkt uit de camerabeelden, in combinatie met de bevindingen met betrekking tot de telefonische contacten tussen de vermoedelijk bij de diefstal betrokken personen, van een hoge mate van organisatie. Daar komt bij dat de schade groot is.
Deze doortraptheid, georganiseerdheid en schade brengen mee dat een gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats is.
Dat de diefstal een negatief effect heeft op het aanzien van de Tefaf, zoals de officier van justitie stelt, acht de rechtbank niet aannemelijk. Wel is aannemelijk dat de beveiligingsmaatregelen in de toekomst zwaarder zullen zijn en dat dit hogere kosten zal meebrengen voor de standhouders en – uiteindelijk – voor de bezoekers van de Tefaf. Die beveiliging schoot naar het oordeel van de rechtbank ook wel tekort, gelet op de relatief eenvoudige manier waarop het collier door de pleger van de diefstal uit de vitrine kon worden genomen.
5.4 Het beslag
De hierna in de beslissing te noemen in beslag genomen grijze gsm Nokia 3600, die volgens eigen opgave aan de verdachte toebehoort, is vatbaar voor verbeurdverklaring. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het een voorwerp is met behulp waarvan het bewezen verklaarde is begaan.
Het hierna in de beslissing te noemen in beslag genomen Nederlands paspoort dient aan de uitgevende instantie te worden teruggegeven.
De hierna in de beslissing te noemen sieraad (kruisje), de twee sleutels en het onbekende voorwerp dienen aan de verdachte te worden teruggegeven.
Ten aanzien van de in de beslissing te noemen in beslag genomen twee boeken is thans niet duidelijk wie daarop rechthebbende is. Om die reden zal de rechtbank de bewaring daarvan ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
7 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is aangegeven;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 4 omschreven strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 15 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van voornoemde straf;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen grijze gsm Nokia 3600;
- gelast de teruggave aan de uitgevende instantie van het Nederlands paspoort F16243318;
- gelast de teruggave aan [Naam verdachte] van het sieraad (kruisje), de twee sleutels en het onbekende voorwerp;
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de twee boeken, culinary progr., inh. floorplan waarin voucher.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster, voorzitter, mr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. R. Niessen, rechters, in tegenwoordigheid van D.C.H.B. Slenter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 25 juni 2008.
Buiten staat
Mr. R. Niessen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
-------------------------------------------------------------------
BIJLAGE I: De tenlastelegging
zij op of omstreeks 6 maart 2008 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een collier (ter waarde van ongeveer 1,2 miljoen EURO), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [B.] en/of Hancocks London, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s).
-------------------------------------------------------------------
1 Het proces-verbaal met OPS dossiernummer 2008031262 van de Politie Regio Limburg Zuid, in de wettelijke vorm opgemaakt (pagina 1). Waar in hierna volgende noten wordt verwezen naar paginanummers, betreft het processen-verbaal, opgenomen op de desbetreffende paginanummers van het hiergenoemde proces-verbaal. Alle processen-verbaal waarnaar wordt verwezen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt.
2 Aangifte van [B.] (pagina’s 78 t/m 81).
3 Verklaring [R.] (pagina’s 94 t/m 96).
4 Verklaring [G.] (pagina’s 97 t/m 100).
5 Verklaring [S.] (pagina’s 101-102).
6 Verklaring [Naam medeverdachte3] (pagina’s 435 t/m 438).
7 Verklaring [Naam verdachte] (pagina’s 400 t/m 415).
8 Proces-verbaal van bevindingen (pagina’s 227 t/m 228).