RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/702644-08
Datum uitspraak: 4 juni 2008
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 mei 2008 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen:
[Naam verdachte],
geboren te [Geboortegegevens verdachte],
wonende te [Woonadres verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting. Zuid Oost, Huis van Bewaring Roermond te Roermond, Keulsebaan 530.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 februari 2008 te Schinveld, in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 12,27 kilo met zogenaamde XTC-pillen/XTC-tabletten (ongeveer 40.000 stuks), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende tenamfetamine en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine, zijnde tenamfetamine, MDMA, N-ethyl MDA (=MDEA) en amfetamine (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op of omstreeks 15 februari 2008 te Schinveld, in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 31,44 kilogram poeder en/of (ongeveer) 800 gram poeder, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende tenamfetamine en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine, zijnde tenamfetamine, MDMA, N-ethyl MDA (=MDEA) en amfetamine (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op of omstreeks 15 februari 2008 te Schinveld, in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 10 liter (amfetamine)olie, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende tenamfetamine en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine, zijnde tenamfetamine, MDMA, N-ethyl MDA (=MDEA) en amfetamine (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij op of omstreeks 15 februari 2008 te Schinveld, in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine en/of MDMA en/of N-ethyl MDA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende enig op de bij de Opiumwet behorende lijst I vermeld middel, zijnde amfetamine en MDMA en N-ethyl MDA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, cafeïne en/of methanol en/of zoutzuur en/of zwavelzuur en/of een mengmachine en/of (een) mixer(s) en/of een vacuümmachine en/of een sealmachine en/of vaten en/of emmers en/of (een) mixer(s), voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
5.
hij op of omstreeks 15 februari 2008 te Schinveld, in de gemeente Onderbanken, een of meer wapens van categorie III, te weten een vuurwapen in de vorm van een revolver, namelijk een revolver (Smith & Wesson) en/of een vuurwapen in de vorm van een pistool, namelijk een pistool (Derringer, kaliber .22) en/of munitie van categorie III, te weten 50 scherpe patronen .22 en/of 48 scherpe patronen (Winchester) en/of 10 scherpe patronen (GFL 38 special) en/of 2 patronen (kaliber .22), voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 15 februari 2008 te Schinveld, in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 12,27 kilo zogenaamde XTC-pillen/XTC-tabletten (ongeveer 40.000 stuks) van een materiaal bevattende tenamfetamine en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine, zijnde tenamfetamine, MDMA, N-ethyl MDA (=MDEA) en amfetamine middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 15 februari 2008 te Schinveld, in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 31,44 kilogram poeder en ongeveer 800 gram poeder, van een materiaal bevattende tenamfetamine en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine, zijnde tenamfetamine, MDMA, N-ethyl MDA (=MDEA) en amfetamine middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 15 februari 2008 te Schinveld, in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 10 liter (amfetamine)olie, van een materiaal bevattende tenamfetamine en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of amfetamine, zijnde tenamfetamine, MDMA, N-ethyl MDA (=MDEA) en amfetamine middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij op 15 februari 2008 te Schinveld, in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine en/of MDMA en/of N-ethyl MDA, zijnde amfetamine en MDMA en N-ethyl MDA middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, cafeïne en methanol en zoutzuur en zwavelzuur en een mengmachine en mixers en een vacuümmachine en een sealmachine en vaten en emmers voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededaders wisten dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten;
5.
hij op 15 februari 2008 te Schinveld, in de gemeente Onderbanken, wapens van categorie III, te weten een vuurwapen in de vorm van een revolver, namelijk een revolver (Smith & Wesson) en een vuurwapen in de vorm van een pistool, namelijk een pistool (Derringer, kaliber .22) en munitie van categorie III, te weten 50 scherpe patronen .22 en 48 scherpe patronen (Winchester) en 10 scherpe patronen (GFL 38 special) en 2 patronen (kaliber .22), voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
Het bewezenverklaarde levert op de strafbare feiten die moeten worden gekwalificeerd als volgt.
feit 1, feit 2, feit 3:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4:
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn voor het plegen van dat feit;
feit 5:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
Nadere overweging met betrekking tot het bewijs
De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken omdat het bewijs op onrechtmatige wijze is verkregen. Hij heeft daartoe aangevoerd, zakelijk weergegeven:
Betwist wordt dat er sprake is van een betredingsbevoegdheid die kan worden gebaseerd op het redelijkerwijs vermoeden dat er sprake is van het plegen van een overtreding van de Opiumwet dan wel dat er anderszins voldoende rechtvaardiging zou zijn om de woning en de bedrijfsruimten te betreden. De resultaten van de doorzoeking zijn derhalve niet rechtmatig verkregen en mogen niet meetellen voor het bewijs.
De aanvraag voor de inkijkoperatie verwijst naar een proces-verbaal van de Criminele Inlichtingen Eenheid Limburg Zuid de dato 11 februari 2008.
Deze CIE-informatie spreekt over een kennelijk in het verleden bestaande toestand die wat betreft de woning en de manege niet meer actueel zou zijn wat betreft het aanwezig zijn van verboden middelen zodat op zich daarop geen doorzoekingbevoegdheid zou kunnen worden gebaseerd. Zo wordt hierin aangegeven dat het onbekend is waar de XTC-pillen en de amfetamine daadwerkelijk worden geproduceerd terwijl bovendien wordt aangegeven dat er kennelijk op dat moment niets meer ligt maar dat er in het verleden grote partijen hebben gelegen.
Verder wordt in het aanvraagbevel verwezen naar meerdere meldingen misdaad anoniem, te weten van 23 juli 2006, 14 juni 2007 en 17 augustus 2007, die redelijk oud zijn.
De informatie uit de melding misdaad anoniem van 23 juli 2006 heeft geen betrekking op verdachte omdat in deze melding wordt gesproken over de Akkerstraat te Kerkrade.
De tweede melding die in het aanvraagproces-verbaal ex art. 126k Wetboek van Strafvordering is genoemd, de melding van 14 juni 2007, is uiterst summier. Het gaat om een vermoeden omdat er op sommige momenten een vreemde lucht zou hangen. Dat bij een manege een wat vreemde lucht hangt is op zich overigens niet zo eigenaardig. Daarvoor zijn verklaringen genoeg te geven. Ook die melding geeft dus weinig kracht aan de betreffende verdenking. Bij deze melding wordt bovendien verwezen naar [Naam] hetgeen echter een hele andere persoon is dan cliënt en ook naar andere personen met wie mijn client niets te maken heeft.
Wat de laatste melding betreft van 17 augustus 2007. Ook die is onvoldoende om mede daarop een half jaar later een inval te baseren.
Gezien het bevel inkijk ex artikel 126 k van het Wetboek van Strafvordering van de officier van justitie was deze kennelijk van mening dat bovengenoemde informatie onvoldoende opleverde om alleen daarop een doorzoeking te gaan gronden. Het resultaat van de inkijkoperatie, die 3 ¼ uur heeft geduurd, was nihil. Het is dan onbegrijpelijk dat wordt besloten tot een doorzoeking.
De rechtbank overweegt dienaangaande.
De oudste melding die zich in het dossier bevindt, gedateerd 23 juli 2006, heeft weliswaar betrekking op een pand dat niet direct met verdachte in verband kan worden gebracht maar bevat wel de voor verdachte belastende informatie dat hij een XTC laboratorium zou financieren. De rechtbank zal deze melding daarom niet geheel buiten beschouwing laten.
Relevanter voor de jegens verdachte ontstane verdenking zijn de anonieme meldingen van 8 juni 2007 en 16 augustus 2007, die door de politie zijn geverifieerd.
De melding van 8 juni 2007 bevat meer informatie dan dat er op sommige momenten in de manege van verdachte “ook” een vreemde lucht hangt. Volgens deze melding is het op de manege een komen en gaan van personen die daar geen paard komen rijden en bestaat het vermoeden dat zich in de manege een XTC laboratorium bevindt.
De melding van 16 augustus 2007 heeft als inhoud dat [Naam verdachte] een drugslaboratorium in de manege in Schinveld aan de [Straatnaam] heeft. "Als er een inval in de manege wordt overwogen, moet er enorm goed gezocht worden naar de verstopte drugs. Hij heeft de drugs verstopt op plaatsen in de manege die zeer slecht te vinden zijn".
Tussen de laatste melding van 16 augustus 2007 en de doorzoeking op 15 februari 2008 ligt een periode van nagenoeg een half jaar.
Daarnaast bevindt zich in het dossier het proces-verbaal van de CIE van 10 februari 2008 (pagina 46 van de doornummering). Blijkens dit procesverbaal is in de periode juli 2007 - januari 2008 over verdachte informatie ontvangen. Hoewel de raadsman terecht stelt dat een deel van deze informatie, zoals het bezit van grote hoeveelheden XTC pillen, op het verleden betrekking heeft, bevat dit procesverbaal ook informatie die betrekking heeft op het heden zoals dat verdachte op zeer grote schaal XTC pillen en amfetamines zou produceren en hiervoor de grondstoffen aanlevert.
Deze informatie is naar het oordeel van de rechtbank voldoende om tot een verdenking van overtreding van enig bij de Opiumwet strafbaar gesteld feit te komen. Daaraan doet niet af dat, mede gelet op de omstandigheid dat niet in alle ruimten van het pand is ingekeken zoals uit het proces-verbaal van de inkijkoperatie blijkt, deze operatie geen informatie heeft opgeleverd.
Op grond van het vorenoverwogene en verwerpt de rechtbank het verweer.
De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte en de raadsman hebben betoogd dat verdachte werd bedreigd door twee mannen, waarvan hij de identiteit niet wil noemen en daardoor werd gedwongen tot het opslaan van de gevonden middelen.
De rechtbank zal dit verweer passeren, nu dit ter terechtzitting onvoldoende aannemelijk is geworden.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1, 2, 3, 4 en 5 zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit op grond van onrechtmatig verkregen bewijs.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf het volgende.
De rechtbank heeft de op te leggen hoofdstraf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van XTC-tabletten en andere bij de Opiumwet verboden stoffen en het plegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van drugs. Daarnaast heeft hij een pistool, een revolver en de nodige munitie voorhanden gehad. Een deel van die munitie is teruggevonden in de slaapkamer van zijn kinderen. XTC is een voor de volksgezondheid zeer schadelijke stof. Op grond hiervan komt alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur in aanmerking.
Uit het aantal en de hoeveelheid aangetroffen stoffen en het grote aantal aangetroffen pillen concludeert de rechtbank dat het om de productie van grote aantallen pillen gaat en dit illustreert naar het oordeel van de rechtbank tevens het professionele karakter van die productie.
Het aantal pillen, ongeveer 40.000, vertegenwoordigt een aanzienlijke waarde. Verder blijkt uit het uittreksel Justitiële Documentatie dat de verdachte al eerder ter zake overtreding van de wet wapens en munitie is veroordeeld.
Gelet op de bestraffing voor soortgelijke feiten in vergelijkbare gevallen zou – zo leert de ervaring – een gevangenisstraf als door de officier van justitie is geëist op zijn plaats zijn. De rechtbank zal echter een straf van vier jaren en zes maanden opleggen omdat de verdachte nooit eerder werd veroordeeld ter zake van een soortgelijk Opiumwetdelict. Daarnaast heeft de rechtbank in strafmatigende zin rekening
gehouden met de omstandigheid dat de verdachte vanaf het begin zijn volle medewerking heeft gegeven aan het onderzoek.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van VIER JAREN EN ZES MAANDEN;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. M.E. Kramer, voorzitter, mr. M.M. Beije en mr. M.E.M.W. Nuijts, rechters, in tegenwoordigheid van J.M.A. Haanen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 4 juni 2008.