ECLI:NL:RBMAA:2008:BD4334

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
7 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
267229
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake beëindiging arbeidsovereenkomst en vergoeding opleidingskosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Maastricht op 7 mei 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de vergoeding van opleidingskosten. De werknemer, eiser, had op 13 februari 2007 ontslag aangevraagd, waarna partijen op 14 februari 2007 een vaststellingsovereenkomst hebben ondertekend. Eiser vorderde in conventie een bedrag van € 1.717,60 netto, vermeerderd met wettelijke rente, wegens achterstallig loon, vakantietoeslag en niet opgenomen vakantiedagen. De werkgever, gedaagde, betwistte de vordering en stelde dat eiser de kosten van de opleiding diende terug te betalen, omdat hij zich niet aan de interne bedrijfsregels had gehouden.

De kantonrechter oordeelde dat de vaststellingsovereenkomst niet voldeed aan de voorwaarden voor vergoeding van opleidingskosten, omdat eiser de arbeidsovereenkomst niet zelf had beëindigd. De kantonrechter wees de eis in reconventie van gedaagde af, omdat er geen duidelijke afspraken waren gemaakt over de vergoeding van opleidingskosten in de vaststellingsovereenkomst. De rechter concludeerde dat gedaagde als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in conventie en als geheel in het ongelijk gestelde partij in reconventie diende te worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uiteindelijk werd gedaagde veroordeeld om aan eiser een bedrag van € 1.852,98 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente, en werd het meer of anders gevorderde afgewezen. De kosten van de procedure aan de zijde van eiser werden begroot op € 100,- voor salaris gemachtigde, te voldoen aan de griffier van de rechtbank. Dit vonnis is uitgesproken door mr. A.J. Henzen, kantonrechter, ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Heerlen
Rolno/zaakno: 267229 CV EXPL 07-5493
typ: AH
Vonnis van de kantonrechter van 7 mei 2008
inzake
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser in conventie, gedaagde in reconventie,
gemachtigde: mr. R.C.C.M. Nadaud (toevoeging);
tegen
[gedaagde]
[woonplaats]
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
gemachtigde: B.M.J.Th. Wessels.
1. Het verdere procesverloop
Bij vonnis van 24 oktober 2007 is een comparitie van partijen bepaald. Een proces-verbaal van het verhandelde ter comparitie bevindt zich bij de stukken.
Hierna zijn door partijen de volgende processtukken ingediend en proceshandelingen
verricht:
- Conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;
- Conclusie van dupliek in conventie tevens van repliek in reconventie, onder het overleggen van een productie;
- Conclusie van dupliek in reconventie.
Ten slotte is in de zaak in conventie en reconventie vonnis bepaald. De uitspraak daarvan is nader bepaald op heden.
Wegens een herverdeling van zaken wordt dit vonnis door een andere kantonrechter gewezen dan de kantonrechter die tot dusverre met de zaak was belast.
2. De feiten
In conventie en in reconventie
2.1 Partijen hebben een arbeidsovereenkomst gesloten voor bepaalde tijd, voor de duur van één jaar, met als ingangsdatum 1 november 2005. Deze overeenkomst is op 1 november 2006 verlengd met één jaar. In het kader van de arbeidsovereenkomst hebben partijen samen met het [werkgever] op 10 november 2005 een zogenoemde Praktijkovereenkomst gesloten voor de opleiding van eiser in conventie, gedaagde in reconventie [eiser] tot assistent installatiemonteur.
2.2 In artikel 3 van de arbeidsovereenkomst is het volgende bepaald:
“De werkweek bedraagt 32 uur per week, c.q. 4 dagen per week. (ingeval er een dag opleiding wordt gevolgd) Anderzijds bedraagt dit 40 uur per week.
De werknemer zal intern een praktijk opleiding verkrijgen, aangevuld met een externe theoretische opleiding
De uren welke besteed worden aan opleiding, eventuele boeken en schoolgeld zullen doorbetaald worden indien de leerling zich houd aan de hiervoor geldende interne bedrijfsregels. (Vergoeding van school kosten worden betaalbaar gesteld na ontvangst van de bijdragen van het opleidingsfonds van de installatietechniek)
Indien werknemer binnen een periode van 24 maanden na beëindiging van zijn opleiding er zelf voor kiest om het dienstverband te beëindigen met hesi installatie techniek b.v. zal werknemer de kosten voor zijn opleiding alsdan vergoeden aan de werkgever
…”
2.3 Bij brief van 13 februari 2007 neemt [eiser] op de volgende wijze ontslag:
“hierbij Dien ik, [eiser] mijn ontslag in vanaf heden, 13-02-2007.”
2.4 In een brief van gedaagde in conventie, eiseres in reconventie ([gedaagde] aan [eiser] van 14 februari 2007 wordt naar aanleiding van de brief van [eiser] van 13 februari 2007 gesteld dat partijen het volgende zijn overeengekomen:
“Werkgever zal akkoord gaan met het ontslag aanvraag van werknemer, met
inachtneming van onderstaande zaken.
1. Zoals in het contract aangegeven zullen we een uitwerktermijn in acht nemen tot vrijdag 09 maart 2007;
2. Afmelding bij bedrijfsvereniging en belastingdienst geschied door werkgever per 09-03-2007;
3. Voor wat betreft de financiële afhandeling, van uw dienstverband, zal onze administratie een eindafrekening opmaken. Als deze klaar is zal er contact met u opgenomen worden.
Aldus overeengekomen, 14-02-2007”.
De brief is door partijen ondertekend.
3. Het geschil
In conventie
3.1 [eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt om aan [eiser] te betalen de somma van € 1.717,60 netto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13-3-2007 en de wettelijke verhoging en met veroordeling van gedaagde in de kosten van dit geschil.
3.2 [eiser] stelt daartoe dat hij van [gedaagde] achterstallig loon, vakantietoeslag en niet opgenomen vakantiedagen tegoed heeft. Volgens [eiser] heeft hij van [gedaagde] geen eindafrekening ontvangen na ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Volgens [eiser] is de arbeidsovereenkomst in onderling overleg ontbonden. [eiser] verwijst naar de brief van 14 februari 2007 waaruit blijkt dat partijen zijn overeengekomen dat [eiser] tot 9 maart 2007 moest uitwerken. Deze overeenkomst dient als een beëindigingsovereenkomst te worden aangemerkt.
3.3 [gedaagde] weerspreekt gemotiveerd de vordering van [eiser]. Kort en zakelijk samengevat stelt [gedaagde] het volgende. Er is geen sprake van ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Deze is door [eiser] bij brief van 13 februari 2007 opgezegd. Reeds in december 2005 is [eiser] aangesproken op ongeoorloofd verzuim van de door [gedaagde] doorbetaalde schooldagen. In verband hiermee heeft [eiser] een officiële waarschuwing ontvangen, evenals in februari en april 2006. Hoewel niet verplicht, heeft [eiser] steeds geweigerd op zaterdagen praktijkervaring op te doen, ondanks toezeggingen van hem en slechte resultaten op school. [eiser] is daardoor diverse malen gezakt voor het praktijkexamen. [gedaagde] heeft [eiser] erop gewezen dat indien hij wederom zou zakken voor zijn examen hij de door [gedaagde] betaalde kosten voor de herexamens terug moest betalen. [eiser] heeft zich niet aan de interne bedrijfsregels gehouden zoals in artikel 3 van de arbeidsovereenkomst is bepaald. Op grond van de door [gedaagde] opgestelde afrekening dient [gedaagde] nog € 786,17 van [eiser] te ontvangen.
In reconventie
3.4 [gedaagde] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiser] zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [gedaagde] het bedrag van € 786,17 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2007 tot de dag der algehele voldoening een gedeelte van de dag te berekenen voor een gehele dag, onder veroordeling van [eiser] in de kosten.
3.5 Het verweer van [gedaagde] in conventie dient op deze plaats als ingelast en herhaald te worden beschouwd. Verder stelt [gedaagde] ter onderbouwing van haar vordering het volgende. Volgens [gedaagde] heeft zij van [eiser] slechts de door [gedaagde] betaalde examenkosten en de doorbetaalde schooluren teruggevorderd. Onder meer zijn niet in rekening gebracht de begeleidingskosten van de praktijkopleider, de boeken en de voor de praktijk benodigde materialen. [gedaagde] stelt verder dat er geen subsidie is ontvangen voor [eiser]. In de gesprekken met [eiser] heeft [gedaagde] aangegeven dat [eiser] de kosten van de opleiding aan [gedaagde] diende terug te betalen. Omdat [eiser] dat niet wilde heeft hij de arbeidsovereenkomst opgezegd en elders een nieuw dienstverband aanvaard.
3.6 [eiser] weerspreekt gemotiveerd de vordering van [gedaagde]. [eiser] kan erkennen dat hij een paar keer de school heeft verzuimd. De door [gedaagde] betaalde schooldagen heeft hij echter vergoed. Na een gesprek tussen partijen in mei 2006, is er geen sprake meer geweest van verzuim. [eiser] was niet verplicht om alle zaterdagen te werken. [eiser] stelt verder dat in afwijking van artikel 3 van de arbeidsovereenkomst de arbeidsovereenkomst is beëindigd tijdens de opleiding en niet erna en voorts is de arbeidsovereenkomst in onderling overleg beëindigd. In de brief van 14 februari 2007, de beëindigingsovereenkomst, wordt niet gesproken over (vergoeding van) de opleidingskosten. [gedaagde] heeft tot 21 maart 2007 gewacht met het vorderen van de kosten van de opleiding. Over terugbetaling van herexamenkosten is door partijen nooit gesproken. [eiser] heeft ontslag genomen omdat de werksfeer bij [gedaagde] hem niet beviel.
4. De beoordeling
In conventie en in reconventie
4.1 Gelet op de onderlinge samenhang worden de eis in conventie en de eis in reconventie samen besproken.
4.2 De kantonrechter is van oordeel dat de overeenkomst zoals neergelegd in de brief van 14 februari 2007 als een nadere overeenkomst tussen partijen moet worden beschouwd waarin partijen afspraken maken over de wijze waarop de arbeidsovereenkomst zal worden beëindigd. In zoverre is de nadere overeenkomst ook als een vaststellingsovereenkomst te kwalificeren in de zin van artikel 7:900 BW.
4.3 Met [eiser] is de kantonrechter van oordeel dat daarmee niet is voldaan aan het vereiste uit artikel 3 van de arbeidsovereenkomst dat als voorwaarde stelt voor vergoeding van de opleidingskosten dat de werknemer zelf de arbeidsovereenkomst beëindigt. Dat [eiser] een ontslagaanvraag heeft ingediend op 13 februari 2007 maakt het vorenstaande niet anders nu partijen reeds een dag later gezamenlijke afspraken maken over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Uit punt 3 van de vaststellingsovereenkomst blijkt verder niet dat partijen afspraken hebben gemaakt over de vergoeding van de opleidingskosten. Er is immers slechts in algemene zin vermeld dat [gedaagde] een eindafrekening zal opmaken in verband met de financiële afhandeling van het dienstverband. Aangezien [gedaagde] niet stelt dat [eiser] in de onderlinge gesprekken akkoord is gegaan met vergoeding van de opleidings- c.q. herexamenkosten, is de kantonrechter van oordeel dat de eis in reconventie dient te worden afgewezen. Nu de arbeidsovereenkomst in onderling overleg is beëindigd en [eiser] derhalve niet op grond van de arbeidsovereenkomst gehouden was de opleidingskosten te vergoeden, was het aan [gedaagde] geweest, mede gelet op haar stelling dat zij dit aan [eiser] in de onderlinge gesprekken heeft aangegeven, om deze verplichting duidelijk vast te leggen in de vaststellingsovereenkomst.
4.4 Bij conclusie van antwoord heeft [gedaagde] gesteld dat [eiser] slechts recht heeft op vergoeding van vakantiegeld en vakantiedagen over negen periodes omdat wordt gerekend vanaf de datum 1 juli van het lopende kalenderjaar. Bij conclusie van repliek stelt [eiser] slechts dat [gedaagde] de berekening door [eiser] van het achterstallige loon niet gemotiveerd heeft betwist zonder in te gaan op de stelling van [gedaagde] over de ingangsdatum. [eiser] heeft daarmee het verweer van [gedaagde] onvoldoende weersproken zodat de vordering van [eiser] ten aanzien van het vakantiegeld en de vakantiedagen met 1 periode wordt verminderd. Nu de loonvordering voor het overige niet door [gedaagde] wordt betwist, kan de vordering in conventie verder worden toegewezen met dien verstande dat de kantonrechter gelet op het bedrag van € 292,28 voor niet opgenomen vakantiedagen dat in dagvaarding wordt genoemd en de gevolgde berekeningswijze zal uitgaan van een netto dagloon van afgerond € 31,- en niet van € 97,- zoals kennelijk abusievelijk door [eiser] is gesteld. [eiser] heeft dientengevolge recht op achterstallig loon tot een bedrag van € 929,10 netto; vakantiegeld: 9 x € 619,40 x 8%, een bedrag van
€ 445,97 en vergoeding niet opgenomen vakantiedagen: 24/13 x 9, is 16,62 vakantiedagen waarvan [eiser] 9 dagen heeft opgenomen, resteert derhalve 7,62 x € 31, een bedrag van
€ 236,22. Het totale bedrag aan achterstallig loon, vakantiegeld en vergoeding niet opgenomen vakantiedagen bedraagt € 1.611,29, inclusief de wettelijke verhoging die de kantonrechter bepaalt op 15%, een bedrag van € 1.852,98.
4.5 [gedaagde] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in conventie en als de geheel in het ongelijk gestelde partij in reconventie worden veroordeeld in de kosten van deze procedures. De kantonrechter zal 3 punten in conventie toekennen voor salaris gemachtigde en mede gelet op de samenhang 1 punt in reconventie voor salaris gemachtigde.
5. De beslissing
De kantonrechter:
In conventie:
Veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.852,98 te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 1.611,29 vanaf 13 maart 2007.
Veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiser] gevallen en tot op heden begroot op: € 633,81, waarvan te betalen:
- aan [eiser]:
€ 99,50 wegens het door hem betaalde gedeelte van het vast recht;
- aan de griffier van de gerechten in de Rechtbank Maastricht een bedrag van € 534,31
die dit bedrag op de voet van art. 243 Rv zal verrekenen als volgt:
1. € 84,31 wegens kosten dagvaarding
2. € 99,50 wegens in debet gesteld vast recht
3. € 450,- wegens salaris gemachtigde
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
In reconventie:
Wijst het gevorderde af.
Veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiser] gevallen en tot op heden begroot op: € 100,- voor salaris gemachtigde, op grond van artikel 243 Rv te voldoen aan de griffier van deze rechtbank.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Henzen, kantonrechter, en ter openbare terechtzitting van 7 mei 2008 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.