ECLI:NL:RBMAA:2008:BD3938

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
9 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/700434-07
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van doorrijden na ongeval

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 9 mei 2008 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van het doorrijden na een verkeersongeval dat op 14 juli 2007 in Schinveld plaatsvond. De tenlastelegging hield in dat de verdachte, samen met een ander, de plaats van het ongeval had verlaten, terwijl er letsel en/of schade was toegebracht aan een ander, te weten het slachtoffer. Tijdens de zitting op 25 april 2008 heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren. De verdediging heeft echter vrijspraak bepleit, met de argumentatie dat de Wegenverkeerswet 1994 niet van toepassing is op passagiers, aangezien deze wet is bedoeld om te voorkomen dat verantwoordelijke personen zich onttrekken aan de gevolgen van een ongeval.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er geen bewijs is dat de verdachte het ongeval heeft veroorzaakt of dat hij civielrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld. De rechtbank concludeert dat de verdachte enkel als passagier in de auto aanwezig was en dat het medeplegen van het doorrijden na het ongeval niet kan worden bewezen. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/700434-07
Datum uitspraak: 9 mei 2008
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 april 2008 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[Naam verdachte],
geboren te [Geboortegegevens verdachte],
wonende te [Woonadres verdachte].
De tenlastelegging
Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 14 juli 2007 te Schinveld, in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, als degene(n) die bij een verkeersongeval op de kruising van de Kloosterlaan en/of de Putbergstraat en/of A Ge Water en/of de Beekstraat was/waren betrokken en/of door wiens gedraging of door welke gedraging van zijn, verdachtes, mededader, een verkeersongeval was veroorzaakt, de plaats van het ongeval heeft verlaten,.terwijl bij dat ongeval naar hij en/of zijn, verdachtes, mededader, wist(en).of redelijkerwijs moest(en) vermoeden aan een ander (te weten [Naam slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht.
Het requisitoir
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 240 uren, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit en daartoe aangevoerd -zakelijk weergegeven- dat artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, gezien het beschermde belang, niet geldt voor de passagier; namelijk het vaststellen van de identiteit is ten behoeve van de civielrechtelijke aansprakelijkheid.
De vrijspraak
Artikel 7, eerste lid aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994 strekt ertoe te voorkomen dat voor een verkeersongeval aansprakelijke personen zich onttrekken aan de gevolgen van dat ongeval, terwijl die bepaling mede erop is gericht te bevorderen dat de identiteit van de bij zo een ongeval betrokkenen en het motorrijtuig komt vast te staan om vaststelling van nog onzekere aansprakelijkheid mogelijk te maken. Daarom dient degene die bij dat ongeval is betrokken of door wiens gedraging het ongeval is veroorzaakt - ongeacht of hij daaraan schuld heeft - op de plaats van het ongeval behoorlijk gelegenheid te bieden tot vaststelling van zijn identiteit en, voor zover hij een motorrijtuig bestuurde, tevens van de identiteit van dat motorrijtuig. Meerijdende passagiers en buiten het ongeval staande getuigen zullen, gelet op het voorgaande, doorgaans buiten het bereik van artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994 vallen.
In het onderhavige geval is aan verdachte het medeplegen van het doorrijden na ongeval ten laste gelegd. Nu noch uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte het ongeval mede heeft veroorzaakt dan wel dat verdachte mogelijk civielrechtelijk aansprakelijk gesteld kan worden in verband met het ongeval, maar enkel is komen vast te staan dat verdachte als passagier in de auto aanwezig was, kan het ten laste gelegde medeplegen naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen. De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken.
DE BESLISSING:
De rechtbank
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. M.M. Beije, voorzitter, mr. W.L.J. Voogt en mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Berkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 9 mei 2008, zijnde mr. W.L.J. Voogt buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.