RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/700455-07
Datum uitspraak: 13 mei 2008
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 28 april 2008 en 29 april 2008 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[Naam verdachte],
geboren te [Geboorteplaats verdachte] op [Geboortedatum verdachte],
wonende te [Woonadres verdachte].
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 14 juli 2007 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [Straatnaam1] heeft weggenomen een of meer sleutel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam slachtoffer1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(zaak 1)
2.
hij op of omstreeks 8 juni 2007 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [Straatnaam2] weg te nemen een laptop, in elk geval enig goed en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam slachtoffer2] en/of [Naam slachtoffer3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen laptop, in elk geval goed en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen met voornoemd opzet een raam van die woning heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(zaak 7).
Bijzondere bewijsoverwegingen ten aanzien van het tenlastegelegde
Feit 1
De raadsvrouwe heeft geconcludeerd tot vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde. Verdachte heeft gesteld dat hij weliswaar met de groep samen is geweest op het Friezenplein, doch dat hij hierna naar de stad is gegaan en niet op de hoogte is geweest van de inbraak die daarna zou plaatsvinden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte en [Naam medeverdachte1] hebben verklaard dat verdachte de groep heeft verlaten. Echter, op welk moment dit is geweest, is onduidelijk.
Medeverdachte [Naam medeverdachte2] heeft verklaard dat de diefstal uit twee etappes bestond (pagina 147 tot en met 149 van het dossier). Volgens hem heeft de groep met vijf personen, waaronder zich ook verdachte bevond, in eerste instantie op het Friezenplein gezeten. Vervolgens zijn ze naar de beoogde woning aan de [Straatnaam1] 1 gegaan en heeft [Naam medeverdachte2] een ruit opengemaakt en dichtgetrokken op een manier zodat deze niet in het slot viel. Hierna is de groep teruggelopen naar het Friezenplein. Dit werd gedaan om te kijken of niemand hen gezien had (eerste etappe).
Na 10 à 15 minuten is de groep weer teruggelopen naar de [Straatnaam1] en is (in ieder geval) [Naam medeverdachte2] naar binnengegaan (tweede etappe).
Ook medeverdachte [Naam medeverdachte3] verklaart dat verdachte er bij is geweest (pagina 265 van het dossier), in elk geval tijdens de eerste etappe, zo begrijpt de rechtbank. Hij verklaart uitdrukkelijk dat ze na de eerste etappe allemaal, derhalve inclusief verdachte, zijn weggerend.
Voorts bevindt zich in het dossier de verklaring van de getuige [Naam getuige] (pagina 104 van het dossier) die op die bewuste avond vijf personen heeft gezien bij de woning aan de [Straatnaam1] 1.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte in elk geval gedurende de eerste etappe aanwezig is geweest bij de inbraak, hetgeen ertoe leidt dat verdachte als medepleger kan worden aangemerkt. Dat verdachte hierna zou zijn weggegaan, maakt dit niet anders.
Feit 2
De raadsvrouwe heeft eveneens vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde bepleit. In het dossier zijn volgens haar onvoldoende aanknopingspunten op grond waarvan geconcludeerd kan worden dat er tussen verdachte en zijn mededaders een bewuste en nauwe samenwerking is geweest. Er is immers niet gebleken van een rolverdeling. Verdachtes rol heeft enkel bestaan uit het op de uitkijk staan, hetgeen onvoldoende is voor een bewezenverklaring van het medeplegen van de diefstal. Hooguit zou verdachte verweten kunnen worden dat hij medeplichtig is geweest aan de diefstal, hetgeen evenwel niet ten laste is gelegd.
De rechtbank overweegt het volgende
Uit de verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie op 24 augustus 2007, blijkt dat hij samen met de medeverdachten naar de [Straatnaam2] te Maastricht is gegaan (pagina 214 van het dossier). Medeverdachte [Naam medeverdachte2] heeft het ruitje kapot gemaakt teneinde de laptop, die ze hadden zien liggen, weg te nemen. Vervolgens is er een auto aangekomen en hebben verdachte en zijn medeverdachten de inbraak gestaakt. Dit wordt ook bevestigd door [Naam medeverdachte2] (pagina 453) en [Naam medeverdachte3] (pagina 463). Echter, verdachtes rol beperkt zich niet tot het op de uitkijk staan, nu hij ook heeft verklaard omtrent de verkoop van gestolen laptops en de besteding van het door die verkoop verkregen geld (pagina 460), in welk verband ook wordt gewezen op de verklaring van [Naam medeverdachte3] op pagina 464.
Op grond van bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte in zodanige mate betrokken is geweest bij de poging inbraak dat hij als medepleger dient te worden aangemerkt.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 14 juli 2007 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning gelegen aan de [Straatnaam1] heeft weggenomen een sleutel, toebehorende aan [Naam slachtoffer1], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming.
2.
hij op 8 juni 2007 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [Straatnaam2] weg te nemen een laptop, toebehorende aan [Naam slachtoffer2], en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die weg te nemen laptop onder hun bereik te brengen door middel van braak, met zijn mededaders, met voornoemd opzet een raam van die woning heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt.
Feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
Feit 2:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straffen
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1 en 2 zal worden veroordeeld tot
- een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen en richtlijnen van de reclassering met de opdracht aan de reclassering om aan de verdachte daarbij hulp en steun te verlenen en
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsvrouwe heeft, zoals hiervoor reeds is overwogen, vrijspraak van de tenlastegelegde feiten bepleit.
Ten aanzien van de strafmaat heeft de raadsvrouwe aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met de persoon van verdachte en de omstandigheden waarin verdachte verkeert. Verdachte heeft lange tijd in voorlopige hechtenis gezeten, hetgeen door hem als zwaar ervaren werd. Verder heeft verdachte afstand genomen van zijn oude vrienden en is hij voornemens om aan een opleiding te beginnen. Verdachte heeft nog begeleiding nodig, maar een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden is gelet op voornoemde omstandigheden te hoog.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straffen het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straffen gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Daarbij heeft de rechtbank mee laten wegen dat verdachte ten aanzien van deze twee tenlastegelegde feiten weliswaar meerderjarig was maar ook deel heeft uitgemaakt van een groep leeftijdsgenoten die meerdere inbraken pleegde, zodat wat betreft de hoogte van de straf aansluiting wordt gezocht bij de aan de minderjarige verdachten op te leggen straffen.
De rechtbank heeft in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte in groepsverband zich schuldig heeft gemaakt aan gekwalificeerde diefstallen, waardoor veel schade en overlast voor de benadeelden is veroorzaakt.
Delicten als de onderhavige dragen bij tot de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid.
Daarbij zijn verdachte en zijn mededaders berekenend te werk gegaan door zich met name te richten op studentenwoningen omdat deze meestal laptops - kennelijk een gemakkelijke buit en eenvoudig te verkopen binnen het helerscircuit - hadden.
Voorts heeft de rechtbank gelet op de inhoud van het omtrent verdachte op 21 december 2007 door mevrouw [Naam mevrouw] opgemaakte rapport van het Leger des Heils, Jeugdzorg en Reclassering.
De rechtbank acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf met de hierna te noemen voorwaarden en een werkstraf passend en geboden.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van TWEE MAANDEN;
- beveelt, dat de opgelegde gevangenisstraf NIET zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit, dan wel de volgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen overeenkomstig de door de Reclassering Nederland, Regio Limburg, Unit Maastricht, gevestigd te 6224 LA Maastricht, Heerderweg 25, te stellen richtlijnen zolang deze reclasseringsinstelling zulks gedurende de proeftijd nodig oordeelt;
- geeft opdracht aan genoemde instelling aan de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- veroordeelt de verdachte tot een taakstraf die zal bestaan uit een werkstraf, voor de duur van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van twee uren per dag;
- heft op het bevel tot geschorste voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. C.M.J. van den Acker, voorzitter, mr. M. Senden en mr. I. Becker-Hartenhof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Wijckerheld Bisdom, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 13 mei 2008, zijnde mr. I. Becker-Hartenhof buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.