ECLI:NL:RBMAA:2008:BD2667

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
13 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700472-07
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door meerderjarige in vereniging met anderen in Maastricht

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 13 mei 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die samen met anderen betrokken was bij meerdere inbraken in de gemeente Maastricht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 juli 2007, in vereniging met anderen, een sleutel heeft weggenomen uit een woning, toebehorende aan een slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 17 tot en met 18 maart 2007 een laptop, parfum en een telefoon gestolen uit een andere woning, en in de periode van 30 april tot en met 1 mei 2007 een laptop uit een derde woning. De rechtbank heeft de verklaringen van twee medeverdachten als betrouwbaar beoordeeld, ondanks enkele tegenstrijdigheden op detailniveau. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het tweede feit, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de medeverdachten voldoende bewijs boden voor de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 120 uren. Tevens is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij voor de geleden schade als gevolg van de diefstal. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen, evenals de rol van de verdachte in de gepleegde delicten.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/700472-07
Datum uitspraak: 13 mei 2008
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 28 april 2008 en 29 april 2008 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen de minderjarige
[Naam verdachte],
geboren te [Geboorteplaats verdachte] op [Geboortedatum verdachte],
wonende te [Woonadres verdachte].
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 14 juli 2007 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [Straatnaam1] heeft weggenomen een of meer sleutel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam slachtoffer1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(zaak 1)
2.
hij in de periode 17 maart 2007 tot en met 18 maart 2007, in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [Straatnaam2], heeft weggenomen een laptop (merk Toshiba) en/of een of meer camera('s) en/of een of meer siera(a)d(en) en/of een of meer flesje(s) parfum en/of een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam slachtoffer2] en/of [Naam slachtoffer3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(zaak 10)
3.
hij in of omstreeks de periode van 30 april 2007 tot en met 2 mei 2007 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [Straatnaam3] heeft weggenomen een laptop (merk/type Medion MD97600), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam slachtoffer4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(zaak 13).
Bijzondere overwegingen ten aanzien van het bewijs
De raadsvrouwe heeft vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde feit gepleit. Verdachte heeft verklaard dit feit - anders dan de twee andere diefstallen - niet gepleegd te hebben. De verklaringen van de twee medeverdachten, [Naam medeverdachte1] en [Naam medeverdachte2], die de naam van verdachte genoemd hebben, dienen in twijfel getrokken te worden.
De raadsvrouwe heeft daartoe gesteld dat de verklaring van [Naam medeverdachte1] onduidelijkheden bevat. Zo verklaart [Naam medeverdachte1] in een van zijn verklaringen, aldus de raadsvrouwe, dat hij vijf parfums gestolen heeft, terwijl hij later verklaart over twee parfums. Daarnaast verklaart [Naam medeverdachte1] dat hij de parfums uit de tweede kamer gestolen heeft, terwijl dit in tegenspraak is met de aangifte: ook in de eerste kamer bevonden zich parfums.
Ook de verklaringen van [Naam medeverdachte1] en [Naam medeverdachte2] in onderlinge samenhang bezien bevatten tegenstrijdigheden. De raadsvrouwe wijst daarbij op het feit dat [Naam medeverdachte2] heeft verklaard dat er een mobiele telefoon gestolen is, terwijl [Naam medeverdachte1] hier niet over spreekt. Ook verschillen de verklaringen over het feit wie van de groep de woning naar binnen is gegaan en wie buiten is gebleven.
De raadsvrouwe concludeert dat bij zoveel twijfel verdachte dient te worden vrijgesproken.
Anders dan de raadsvrouwe, acht de rechtbank het feit bewezen op grond van de verklaringen van de twee bovengenoemde medeverdachten. De rechtbank overweegt daartoe dat zij geen aanleiding heeft om te twijfelen aan deze verklaringen.
Dat deze verklaringen tegenstrijdigheden bevatten, maakt dit niet anders. De rechtbank acht het niet bevreemdend dat de verklaringen op detail niveau afwijken, nu de medeverdachten meerdere inbraken hebben gepleegd en het niet onvoorstelbaar is dat ze zich niet meer alles in detail kunnen herinneren. De rechtbank acht van belang dat de medeverdachten in hoofdlijnen gelijkluidend hebben verklaard over de diefstal en wel over de personen die in ieder geval betrokken zijn geweest bij de inbraak en over de modus operandi, waarbij het verdachte is geweest die de ruit heeft opengetrapt en aldus toegang tot de woning heeft verschaft.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 14 juli 2007 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning gelegen aan de [Straatnaam1] heeft weggenomen een sleutel, toebehorende aan [Naam slachtoffer1], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
2.
hij in de periode van 17 maart 2007 tot en met 18 maart 2007 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning gelegen aan de [Straatnaam2] heeft weggenomen een laptop (merk Toshiba) en parfum en een telefoon, toebehorende aan [Naam slachtoffer2], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
3.
hij in de periode van 30 april 2007 tot en met 1 mei 2007 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning aan de [Straatnaam3] heeft weggenomen een laptop (merk/type Medion MD97600), toebehorende aan [Naam slachtoffer4], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming.
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt.
Feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
Feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
T.a.v. feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straffen en maatregel
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1, 2 en 3 zal worden veroordeeld tot
- een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen en richtlijnen van de jeugdreclassering met de opdracht aan de jeugdreclassering om aan de verdachte daarbij hulp en steun te verlenen en
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen jeugddetentie, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsvrouwe heeft, zoals hiervoor reeds overwogen, vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde bepleit en verzocht om matiging van de op te leggen straf.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straffen het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straffen gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank heeft in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte in groepsverband zich schuldig heeft gemaakt aan gekwalificeerde diefstallen, waardoor veel schade en overlast voor de benadeelden is veroorzaakt.
Delicten als de onderhavige dragen bij tot de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid.
Daarbij zijn verdachte en zijn mededaders berekenend te werk gegaan door zich met name te richten op studentenwoningen omdat deze meestal laptops - kennelijk een gemakkelijke buit en eenvoudig te verkopen binnen het helerscircuit - hadden.
Voorts heeft de rechtbank gelet op de inhoud van het omtrent verdachte op 22 april 2008 door mevrouw [Naam mevrouw] opgemaakte rapport van de Jeugdreclassering van Bureau Jeugdzorg.
De rechtbank acht, alles afwegende, een voorwaardelijke jeugddetentie met de hierna te noemen voorwaarden en een werkstraf passend en geboden.
De vordering van de benadeelde partij
Ter terechtzitting is het formulier, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [Naam eigenaar] (eigenaresse van het pand [Straatnaam2], feit 2) met als gemachtigde [Naam gemachtigde], [Straatnaam gemachtigde], [Postcode gemachtigde] Maastricht zich ter zake van haar vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd.
De raadsvrouwe heeft gesteld dat de benadeelde partij ook bij een bewezenverklaring van feit 2 niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de gevorderde schade, te weten een extra sluiting, geen rechtstreekse schade is als gevolg van het onder 2 tenlastegelegde feit.
De rechtbank acht aannemelijk dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezenverklaarde feit. Blijkens de toelichting op het voegingsformulier is het slot op het draai/kiepraam vervangen wegens het kapot gemaakte binnenwerk van de sluiting en dient de factuur in dit licht te worden bezien.
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [Naam eigenaar] door het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht tot het door haar gevorderde bedrag van € 71,70 en nu aan de verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, zal deze vordering geheel worden toegewezen.
Nu de verdachte onder meer ter zake van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer, zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partij [Naam eigenaar], aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 77i, 77l, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een jeugddetentie voor de duur van DRIE MAANDEN;
- beveelt, dat de opgelegde jeugddetentie NIET zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit, dan wel de volgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zich zal gedragen overeenkomstig de door of vanwege de Jeugdreclassering van het Bureau Jeugdzorg in het Arrondissement Maastricht te stellen richtlijnen zolang deze reclasseringsinstelling zulks gedurende de proeftijd noodzakelijk oordeelt;
- geeft opdracht aan genoemde instelling aan de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- veroordeelt de verdachte tot een taakstraf die zal bestaan uit een werkstraf, voor de duur van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van twee uren per dag;
- heft op het bevel tot geschorste voorlopige hechtenis met ingang van heden;
- veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [Naam eigenaar] met als gemachtigde [Naam gemachtigde], [Straatnaam gemachtigde], [Postcode gemachtigde] Maastricht, te betalen een bedrag van € 71,70 ( zegge: eenenzeventig euro en zeventig cent );
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [Naam eigenaar] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op ten behoeve van het slachtoffer aan de staat voornoemd bedrag te betalen en bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van één dag, met dien verstande dat toepassing van die jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- bepaalt daarbij dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van voornoemd bedrag ten behoeve van het slachtoffer, daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. C.M.J. van den Acker, voorzitter, kinderrechter, mr. M. Senden en mr. I. Becker-Hartenhof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Wijckerheld Bisdom, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 13 mei 2008, zijnde mr. I. Becker-Hartenhof buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.