RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
parketnummer: 03/700743-07
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 mei 2008
[Naam verdachte]
geboren te [Geboorteplaats verdachte] op [Geboortedatum verdachte]
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Het Veer (FOBA), H.J.E. Wenckebachweg 48 te Amsterdam
raadsman mr. D.E. Wiersum, advocaat te Amsterdam
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 mei 2008, waarbij de officier van justitie, mr. E.A. Oelmeyer-Naus, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1, 2 en 3: een ruit heeft vernield;
Feit 4: zonder toestemming in een woning heeft verbleven;
Feit 5: geld heeft gestolen;
Feit 6: iemand heeft gestalkt;
Feit 7: diverse goederen heeft vernield of beschadigd.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 1, 2, 3, 4, 6 en 7 heeft begaan. De feiten 1, 2, 3 en 4 heeft de verdachte ter terechtzitting bekend en
voor de feiten 6 en 7 is voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden. Met betrekking tot feit 6 acht de officier van justitie bewezen dat de verdachte door op 22 november 2007, 29 november 2007, 7 december 2007, 8 december 2007 en 9 december 2007 tegen de wil van de bewoonster in haar woning te verblijven, stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. De officier van justitie heeft ter zake feit 5 gevorderd dat de verdachte wordt vrijgesproken.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ter zake de feiten onder 1, 2, 3, 4 en 7 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ter zake het ten laste gelegde onder feit 5 deelt de raadsman de mening van de officier van justitie dat vrijspraak dient te volgen. Ten aanzien van feit 6 heeft de raadsman eveneens geconcludeerd tot vrijspraak. In de visie van de raadsman is pas tijdens het verhoor op 29 november 2007, door de politie, aan verdachte medegedeeld dat hij niet langer welkom is in de woning van zijn moeder, zodat de periode waarin de verdachte zijn moeder zou hebben belaagd, moet worden ingekort van 7 december 2007 tot en met 9 december 2007. Nu er slechts sprake is van drie incidenten in een periode van drie dagen is het de vraag of gesproken kan worden van stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van zijn moeder. In de visie van de verdediging moet deze vraag ontkennend worden beantwoord.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank de feiten onder 1, 2, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 9 mei 2008;
- de klacht van 7 december 2007 door [Naam slachtoffer2] namens de benadeelde [Naam slachtoffer1]1;
- de klacht van 8 december 2007 door [Naam slachtoffer2] namens de [Naam slachtoffer1]2;
- de aangifte van 29 december 2007 door [Naam slachtoffer2] namens de [Naam slachtoffer1]3;
- de aangifte van 9 december 2007 door [Naam slachtoffer2]4.
Feit 5
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte dit feit heeft gepleegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Feit 6
De rechtbank stelt vast dat belaging in de zin van artikel 138 Sr vereist dat verdachte zich bewust is van het wederrechtelijke van zijn handelen en dat hij met zijn handelen beoogt het slachtoffer tot iets te bewegen.
De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is de vraag op welk moment voor verdachte duidelijk was dat hij niet welkom was in de woning van zijn moeder, [Naam slachtoffer2]. Immers, verdachte kan zich pas bewust wederrechtelijk in deze woning bevinden indien hij weet dat hij daar niet welkom is.
Op 22 november 2007 heeft [Naam slachtoffer2] klacht5 gedaan van vernielingen aangericht in haar woning op diezelfde dag. In deze klacht verklaart [Naam slachtoffer2] dat verdachte ongeveer twee weken daarvoor bij haar voor de deur stond en dat zij verdachte toen in haar woning heeft binnengelaten. Verdachte zou binnen drie weken een uitkering aanvragen en zorgen voor woonruimte. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte op 22 november 2007 met toestemming van zijn moeder, [Naam slachtoffer2], in de woning aan de [Adres] te Heerlen heeft verbleven.
Op 29 november 2007 trof de politie verdachte, na een melding door zijn moeder, in de woning van zijn moeder aan. Verdachte is vervolgens aangehouden en door de politie verhoord. Tijdens dit verhoor heeft verdachte, op de vraag van de politie of hij wist dat hij niet meer in de woning mocht verblijven, verklaard6 dat hij dat niet wist. Uit het proces-verbaal van verhoor7 blijkt bovendien dat verbalisanten verdachte, op uitdrukkelijk verzoek van de aangeefster [Naam slachtoffer2], hebben medegedeeld dat verdachte niet langer welkom is in het huis van zijn moeder en dat zij ook geen contact meer met hem wil hebben. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de eerste keer niet wist dat hij niet in de woning mocht verblijven. De rechtbank begrijpt dat de verdachte hiermee op het incident van 29 november 2007 doelt. Uit bovenstaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte op 29 november 2007, op het moment dat hij door de politie in het huis van zijn moeder werd aangetroffen, niet wist dat hij daar niet welkom was en dat hij pas na het hierboven bedoelde verhoor op het politiebureau wist dat dat het geval was.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangevoerd dat uit de aangifte door [Naam slachtoffer2], van 10 december 2007, volgt dat zij reeds begin november aan verdachte heeft medegedeeld dat hij niet in haar woning mocht verblijven en dat hij moest vertrekken. Op grond van deze verklaring zou verdachte dus al vóór 22 november hebben geweten dat hij niet meer in de woning mocht komen. De rechtbank zal deze verklaring van 10 december 2007 echter niet voor het bewijs van het moment van wetenschap gebruiken, omdat zij meer waarde hecht aan de verklaring van 22 november 2007. Immers, deze laatstgenoemde verklaring is afgelegd meteen na de gebeurtenissen op 22 november 2007, toen deze gebeurtenissen en de gebeurtenissen van enkele weken daarvoor, de aangeefster nog het meest helder voor de geest stonden.
Op 7 en 8 december 2007 heeft verdachte twee keer een ruit van de woning van [Naam slachtoffer2] vernield (zie de feiten 1 en 2) en op 9 december heeft verdachte tegen de wil van de aangeefster in haar woning verbleven (zie feit 4).
Het vernielen van deze ruiten en het aanwezig zijn in de woning van [Naam slachtoffer2], wetende dat hij niet meer welkom was, beschouwt de rechtbank als het opzettelijk inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van [Naam slachtoffer2]. Naar het oordeel van de rechtbank beoogde verdachte hiermee te bewerkstelligen dat het slachtoffer hem onderdak zou verschaffen. Voor een veroordeling voor belaging is echter ook nog nodig dat die inbreuk stelselmatig wordt gemaakt. De vraag die de rechtbank thans moet beantwoorden is of daarvan in dit geval sprake is.
Met “stelselmatig” beoogt de wetgever tot uitdrukking te brengen dat de inbreuk van een zekere duur en frequentie moet zijn. De rechtbank begrijpt dat het handelen niet een min of meer incidenteel karakter moet hebben. In dit geval is sprake van drie voorvallen in drie dagen op 7, 8 en 9 december 2007. Gelet op die duur en frequentie acht de rechtbank dit handelen nog van incidentele aard en ontbreekt dus het stelselmatige karakter. Nu aan het wettelijke vereiste van stelselmatigheid niet is voldaan, dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
Feit 7
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank feit 7 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de klacht van [Naam slachtoffer2]8 van 22 november 2007;
- het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte9;
- de verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij zich nog kan herinneren dat hij twee deuren in de woning van [Naam slachtoffer2] heeft vernield.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1
op 7 december 2007 in de gemeente Heerlen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning, gelegen aan de [Adres], toebehorende aan [Naam slachtoffer1], heeft vernield;
Feit 2
op 8 december 2007 in de gemeente Heerlen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning, gelegen aan de [Adres], toebehorende aan [Naam slachtoffer1], heeft vernield;
Feit 3
op 29 november 2007 in de gemeente Heerlen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning, gelegen aan de [Adres], toebehorende aan [Naam slachtoffer1], heeft vernield;
Feit 4
op 9 december 2007 in de gemeente Heerlen wederrechtelijk vertoevende in een woning, gelegen aan de [Adres] en in gebruik bij [Naam slachtoffer2], zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd;
Feit 7
op 22 november 2007 in de gemeente Heerlen opzettelijk en wederrechtelijk schilderijtjes en een (zit)bank en een koekenpan en binnendeuren, toebehorende aan een ander of anderen dan aan hem verdachte, heeft vernield of beschadigd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Over verdachte is op 3 april 2008 gerapporteerd door mevrouw I.Matthaei, forensisch psychiater, en op 28 april 2008 door mevrouw drs. S. Labrijn, GZ-psycholoog.
De rechtbank komt op grond van deze rapporten tot de conclusie dat verdachte enigszins/licht verminderd toerekeningsvatbaar is.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden met aftrek van het voorarrest en het geven van een last tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat mocht de rechtbank van oordeel zijn dat het onder 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen, de ernst van dit feit dermate gering is dat het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling niet opportuun is.
Voor het overige heeft de raadsman ten aanzien van de strafmaat geen opmerkingen gemaakt.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft in de periode van 22 november 2007 tot en met 9 december 2007 een aantal vernielingen aangericht in de woning van zijn moeder en tot drie keer toe een ruit vernield van deze woning. Ook is de verdachte één keer wederrechtelijk aanwezig geweest in de woning van zijn moeder.
Bij de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft begaan om onderdak af te dwingen in de woning van zijn eigen moeder. Het was dan ook telkens zijn moeder die het moest ontgelden. Moeder heeft verklaard dat deze feiten een grote impact op haar hebben gehad en ertoe hebben geleid dat moeder bang is in haar eigen woning. Daarbij past naar het oordeel van de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek van het voorarrest.
De officier van justitie heeft ter zake het ten laste gelegde onder 6 gevorderd dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld met bevel dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd. Gelet op het feit dat de verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken en voor de overige bewezen verklaarde feiten het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling niet mogelijk is, zal de rechtbank deze maatregel niet aan de verdachte opleggen. Dit houdt in dat de rechtbank ook geen reden ziet het onderzoek ter terechtzitting te heropenen voor het inwinnen van het oordeel van een of meer deskundigen met betrekking tot de noodzaak om verdachte ter observatie op te nemen in het Pieter Baan Centrum te Utrecht, zoals ter terechtzitting aan de orde geweest.
De benadeelde partij [Naam slachtoffer2] vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 1030,00 terzake van feit 7.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot een bedrag van € 500,00 kan worden toegewezen, omdat vaststaat dat er vernielingen in de woning van de benadeelde partij zijn aangericht. Voor het overige moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard omdat de vordering verder niet onderbouwd is.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, omdat de vordering niet is onderbouwd. De raadsman heeft erop gewezen dat er een discrepantie is tussen de door de benadeelde partij opgegeven schade en de schade die door de politie in de woning is geconstateerd.
De rechtbank is, evenals de officier van justitie, van oordeel dat het vaststaat dat er door de verdachte vernielingen zijn aangericht in de woning van de benadeelde partij. De rechtbank is, evenals de raadsman, van oordeel dat er een discrepantie is tussen de door de benadeelde partij opgegeven schade en de schade die de politie heeft geconstateerd.
De rechtbank zal in goede justitie een bedrag van € 500,00 als schadevergoeding toekennen aan de benadeelde partij en de vordering voor het overige afwijzen. Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 Het beslag
Ten aanzien van de in beslag genomen steekschop is thans niet duidelijk wie daarop rechthebbende is. De rechtbank zal de bewaring daarvan ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 57, 138 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 5 en 6 ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen
Feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen
Feit 3: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen
Feit 4: in de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijderen
Feit 7: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- gelast de opheffing van de voorlopige hechtenis met ingang van heden;
Beslag
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het inbeslaggenomene, te weten een steekschop;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Naam slachtoffer2], wonende te [Postcode + plaats], [Adres] van € 500,00;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [Naam slachtoffer2] voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [Naam slachtoffer2], € 500,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mr. C.G.A. Wouters en S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van L.A.J.W. Schoutese, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 23 mei 2008.
------------------------------------------
BIJLAGE 1: De tenlastelegging
hij, verdachte, op of omstreeks 7 december 2007 in de gemeente Heerlen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning, gelegen aan de [Adres], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam slachtoffer1] en/of [Naam slachtoffer2], in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan hem, verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
hij, verdachte, op of omstreeks 8 december 2007 in de gemeente Heerlen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning, gelegen aan de [Adres], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam slachtoffer1] en/of aan [Naam slachtoffer2], in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan hem, verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
hij, verdachte, op of omstreeks 29 november 2007 in de gemeente Heerlen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning, gelegen aan de [Adres], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam slachtoffer1] en/of aan [Naam slachtoffer2], in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan hem, verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
hij, verdachte, op of omstreeks 9 december 2007 in de gemeente Heerlen wederrechtelijk vertoevende in een woning, gelegen aan de [Adres] en in gebruik bij [Naam slachtoffer2], althans in gebruik bij een ander of bij anderen dan bij hem, verdachte, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd;
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 december 2007 tot en met 6 december 2007 in de gemeente Heerlen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 50 Euro, in elk geval een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam slachtoffer3], in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan hem, verdachte;
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 november 2007 tot en met 9 december 2007 in de gemeente Heerlen, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [Naam slachtoffer2], in elk geval van een ander, met het oogmerk voornoemde [Naam slachtoffer2], in elk geval die ander, te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, meermalen vernielingen aan de woning van voornoemde [Naam slachtoffer2], gelegen aan de [Adres], aangericht en/of
is/heeft hij, verdachte, meermalen wederrechtelijk (in) de woning van voornoemde [Naam slachtoffer2] binnengedrongen/vertoefd;
hij, verdachte, op of omstreeks 22 november 2007 in de gemeente Heerlen opzettelijk en wederrechtelijk een of meer schilderijtje(s) en/of een (zit)bank en/of een koekepan en/of een of meer (binnen)deur(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam slachtoffer2], in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan hem, verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
----------------------------------------
1 Het proces-verbaal van klacht, nummer 2007173487-1, d.d. 7 december 2007, dossier (doorgenummerd) p. 8;
2 Het proces-verbaal van klacht, nummer 2007173860-1, d.d. 8 december 2007, dossier (doorgenummerd) p. 13;
3 Het proces-verbaal van aangifte, nummer 2007169770-1, d.d. 29 november 2007, dossier (doorgenummerd) p. 46;
4 Het proces-verbaal van aangifte, nummer 2007174145-4, d.d. 9 december 2007, dossier (doorgenummerd) p. 16-17;
5 Het proces-verbaal van klacht, nummer 2007166590-1, d.d. 22 november 2007, dossier (doorgenummerd), p. 74;
6 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, nummer 2007169770-6, d.d. 29 november 2007, dossier (doorgenummerd), p. 41;
7 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, nummer 2007169770-6, d.d. 29 november 2007, dossier (doorgenummerd), p. 40;
8 Het proces-verbaal van klacht, nummer 2007166590-1, d.d. 22 november 2007, dossier (doorgenummerd) p. 73-76;
9 Het proces-verbaal van aanhouding van verdachte, nummer 2007166624-2, d.d. 22 november 2007, dossier (doorgenummerd) p. 78-79.