RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/703748-07
Datum uitspraak: 29 april 2008
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 april 2008 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[Naam verdachte],
geboren te [Geboorteplaats verdachte] op [Geboortedatum verdachte],
wonende te [Woonadres verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij, verdachte, op of omstreeks 5 september 2007 in de gemeente Heerlen, in elk geval in het arrondissement Maastricht en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ongeveer 1 kilogram, in elk geval hoeveelheden of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, verdachte, op of omstreeks 5 september 2007 in de gemeente Heerlen, althans in het arrondissement Maastricht en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, hoeveelheden of een hoeveelheid van een materiaal (in totaal ongeveer 1 kilogram) bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Overweging ten aanzien van het bewijs
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat de feiten en omstandigheden, die als bewijsmiddel worden aangevoerd door de officier van justitie niet eenduidig zijn.
- Volgens de raadsman is er sprake van onduidelijkheid in het dossier en bestaat hetgeen als bewijs wordt aangevoerd uitsluitend uit interpretaties van beluisterde telefoongesprekken, ten aanzien waarvan ook nog onnauwkeurigheden zijn te vermelden. Ten aanzien van de telefoongesprekken d.d. 17 mei 2007 is bijvoorbeeld sprake van onnauwkeurigheid, nu is gerelateerd dat verdachte contact heeft opgenomen met [Naam medeverdachte] op diens Nederlandse telefoonnummer. Dit nummer begon met 32, terwijl het een feit van algemene bekendheid is dat Nederlandse nummers beginnen met 31.
Ook in de stukken die afkomstig zijn uit België wordt naar het oordeel van de raadsman bijzonder veel geïnterpreteerd, met name over de rol die verdachte zou hebben gespeeld in het geheel van de gebeurtenissen waar de tenlastelegging op is gestoeld. (pag. 33 en 34 van de Belgische stukken, verzonden naar Nederland d.d. 13 maart 2008).
Voorts vermeldt de raadsman dat in de Belgische stukken is vermeld dat de identiteit van verdachte is vastgesteld door middel van stemherkenning. Verdachte ontkent echter betrokken te zijn geweest bij een deel van deze gesprekken. Ten aanzien van de gesprekken waar hij wél aan heeft deelgenomen ontkent hij dat er is gesproken over verdovende middelen. De gesprekken gingen over auto’s.
- Tussen 18 en 21 mei 2007 is verdachte niet in Nederland geweest, aldus de raadsman. Hij legt daartoe een tweetal documenten over, welke ondertekend zijn door [S.] respectievelijk [S2]. In eerstgenoemd document wordt aangegeven dat verdachte van 19 tot en met 21 mei 2007 in het restaurant van [S.] in Budapest aanwezig is geweest, in laatstgenoemd schrijven is vermeld dat verdachte op 18 mei 2007 de aangehechte rekening in Budapest heeft ontvangen.
- Ten aanzien van de gebeurtenissen die op 5 september hebben plaatsgevonden zijn evenmin concrete aanwijzingen vindbaar in het dossier. Onduidelijk is wat er in de woning aan de [Straatnaam] te Heerlen is gebeurd. Tevens staat niet vast dat er verdovende middelen bedoeld worden wanneer er wordt gesproken over auto’s en Rolex horloges. Ook deze veronderstelling kan niet leiden tot een bewezenverklaring van hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd. De raadsman concludeert dat verdachte tussen 18 en 21 mei 2007 niet in Nederland is geweest en dat verdachte op 5 september 2007 niet betrokken is geweest bij de uitvoer vanuit Nederland van verdovende middelen.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij degene is die [Pseudonaam verdachte] wordt genoemd.
- Uit de telefoongesprekken die zijn gehouden in mei 2007 is gebleken, dat de telefoon met het Hongaarse telefoonnummer [Telefoonnummer] en de telefoon met het Belgische nummer [Telefoonnummer2] wisselend zijn gebruikt. De inhoud van de gevoerde gesprekken sluit op elkaar aan. Gesprekken met deze telefoonnummers werden aangevraagd door [Pseudonaam verdachte], die belt naar [Naam medeverdachte]. Verdachte heeft verklaard dat hij gebruik maakt van de telefoon met nummer [Telefoonnummer] (pag. 171 van de doornummering).
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit deze gesprekken dat in de maand mei door [Pseudonaam verdachte] verdovende middelen zijn opgehaald in Heerlen. Immers heeft [Naam medeverdachte] contact met een NN-persoon, die zal gaan kijken of hij één tot drie auto’s kan regelen, hetgeen hem is gelukt zoals blijkt uit het gesprek dat enkele uren later is gevoerd (gesprekken 17 mei 2007 te 13:51:46 uur respectievelijk 19:54:09 uur). Er wordt immers gesproken over de prijs, die [Naam medeverdachte] moet gaan halen en dat hij niet te lang moet wachten want anders is “het” weg. [Naam medeverdachte] zegt te denken dat de prijs hetzelfde is als de laatste keer (gesprek d.d. 17 mei 2007 te 20:03:28 uur). Uit de beluisterde gesprekken die de daarop volgende dagen zijn gevoerd is af te leiden, dat [Pseudonaam verdachte] door toedoen van [Naam medeverdachte], in samenwerking met een persoon genaamd Crolla, verdovende middelen krijgt overhandigd en daarmee per auto naar Hongarije is vertrokken (pag. 38 tot en met 43 van de doornummering). De gebruikte terminologie (auto’s, Rolex) van de bij de beluisterde telefoongesprekken betrokken personen doet ernstig denken aan de handel in verdovende middelen.
- Uit de stukken, die door de raadsman van verdachte tijdens de terechtzitting d.d. 16 april 2008 zijn overgelegd en waaruit moet blijken dat verdachte tussen 18 en 21 mei 2007 in Budapest verbleef, kan de rechtbank niet opmaken dat verdachte zich op deze data inderdaad in Budapest bevond. De nota’s die aan deze verklaringen zijn gehecht, zijn niet door verdachte ondertekend, noch blijkt op andere wijze dat deze nota’s op 18 mei 2007 aan hem zijn overhandigd. Voorts is de authenticiteit van deze documenten niet zichtbaar geworden.
- Ten aanzien van de gebeurtenissen d.d 5 september 2007:
De rechtbank stelt vast dat uit observaties d.d. 5 september 2007 bij de [Straatnaam] te Heerlen door opsporingsambtenaren van de Regiopolitie Limburg Zuid is gebleken dat twee personen uit dit pand naar buiten kwamen. Omstreeks 19:32 uur waren zij iets aan het doen bij de achterbank van de BMW met het Duitse kenteken [XX-XX-XXX]. Een van hen stapte in en reed vervolgens weg. Omstreeks 19:50 uur passeerde deze BMW de grensovergang Nederland-België, keerde en passeerde de Belgisch-Nederlandse grens omstreeks 19:52 uur. Omstreeks 20:40 uur werd de BMW staande gehouden door Duitse collega’s (pag. 123 tot en met 125 van de doornummering).
Uit de Duitse stukken is gebleken, dat op 5 september 2007 de BMW met kenteken [XX-XX-XXX] omstreeks 20:40 uur is aangehouden bij Autobahnkreuz Kerpen, waarbij 1 kilogram cocaïne in het voertuig is gevonden en bestuurder [Naam bestuurder] is aangehouden (pag. 278 van de doornummering). Eén pakje cocaïne werd aangetroffen achter de bestuurdersstoel, het tweede pakje lag onder een zwarte deken op de achterbank (pag. 191 van de doornummering). In het voertuig is eveneens het Hongaars paspoort en het Hongaars vaarbewijs van verdachte aangetroffen (pag. 51 van de doornummering).
Naar aanleiding van deze aanhouding is op 5 september 2007 te 22:10 de woning aan de [Straatnaam] binnengetreden, alwaar verdachte werd aangetroffen en hem zijn vrijheid ontnomen werd. Na het bekijken van de videoprints werd verdachte herkend op de beelden van 5 september 2007 te 19:30 uur.
Verdachte heeft in de onderhavige zaak een aantal tegenstrijdige verklaringen afgelegd.
Ten eerste heeft hij tijdens de verhoren bij de politie verklaard dat hij met zijn vriend [Naam bestuurder] vanuit Hongarije naar Heerlen is gereden. Van daaruit is [Naam bestuurder] naar Brussel gereden om paarden te gaan bekijken (pag. 176 van de doornummering). Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat [Naam bestuurder] naar Brussel is gereden om een auto, een Smart, te kopen voor zijn vrouw. Tevens heeft hij verklaard dat het op een misverstand berust, dat [Naam bestuurder] tijdens zijn verhoren bij de politie heeft verklaard dat deze auto voor een Hongaarse bekende was bedoeld.
Ten tweede heeft verdachte verklaard na aankomst in het pand aan de [Straatnaam] te Heerlen alleen maar geslapen te hebben, terwijl uit observatie is gebleken dat hij zich samen met een ander bij de auto met het Duitse kenteken [XX-XX-XXX] heeft bevonden.
De inconsistentie van de verklaringen van verdachte leidt ertoe, dat de rechtbank deze verklaringen ongeloofwaardig acht.
Op grond van het bovenstaande merkt zij verdachte aan als degene, die betrokken was bij de uitvoer van verdovende middelen vanuit Nederland op 5 september 2007.
Gezien bovenstaande verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
primair
hij op 5 september 2007 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 1 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
Het bewezenverklaarde levert op een strafbaar feit dat moet worden gekwalificeerd als volgt:
primair
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van het feit zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit.
Subsidiair heeft hij gepleit voor een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd. Hij acht een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden passend.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en door de raadsman namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving. Verder is rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en met de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Tenslotte heeft de rechtbank in haar oordeel betrokken de omstandigheid dat hard drugs als de onderhavige, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
De rechtbank rekent het verdachte aan, dat hij samen met een ander van Hongarije naar Nederland is gereden om verdovende middelen op te halen, teneinde deze naar Hongarije te vervoeren. Voordat hij met genoemd doel naar Nederland reed, was er contact met anderen omtrent de datum waarop de verdovende middelen konden worden opgehaald en omtrent de hoeveelheid en de prijs ervan. Hieruit blijkt dat er ten aanzien van de uitvoer van verdovende middelen sprake was van samenwerking tussen een aantal personen, die elk hun eigen rol in het geheel bekleedden.
Verdachte was naar het oordeel van de rechtbank niet degene die de hoofdrol heeft gespeeld bij de georganiseerde uitvoer van verdovende middelen. Hiermee zal zij rekening houden bij het bepalen van de op te leggen straf.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen zal de rechtbank de teruggave aan de beslagenen gelasten.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf is gegrond op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
- verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart dat het primair bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor onder primair bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van EEN jaar;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- gelast de teruggave van het inbeslaggenomene, te weten:
GC0704 2 1 zwart adresboek, 1102;
GC0704 4 1 grijs/blauwe NOKIA gsm, 1104;
GC0704 8 2 diverse goederen, plastic zakje met 2 bollen ruikend naar kokos, 1204;
GC0704 9 1 mixer met serienummer 6650136, 1301;
GC0704 10 1 stempel c.q. pers, 1302;
GC0704 11 1 grijze NOKIA gsm, 1401;
GC0704 12 1 blauwe NOKIA gsm, 1402;
GC0704 13 3 sleutelbossen, 1403;
GC0704 14 1 zwarte kluis, 1404;
GC0704 15 1 papier, diverse papieren, 1501
aan de beslagenen;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang heden.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. E.H.A.F.M. Krol, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en mr. I.T. Dautzenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Schuwirth, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 29 april 2008.