ECLI:NL:RBMAA:2008:BD1741

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
7 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700194-06
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling en ontucht met minderjarige dochter

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 7 maart 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van mishandeling van zijn vrouw en ontucht met zijn minderjarige dochter. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van de mishandeling van de vrouw oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was, aangezien de aangifte enkel steun vond in een getuigenverklaring die niet meer informatie bood dan de verklaring van de aangeefster zelf. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de mishandeling, waardoor de verdachte hiervan werd vrijgesproken.

Wat betreft de ontucht met de minderjarige dochter, oordeelde de rechtbank dat de verklaring van het slachtoffer tijdens het studioverhoor niet betrouwbaar was. De rechtbank constateerde dat deze verklaring mogelijk beïnvloed was door externe factoren, gezien de timing van de verklaring in relatie tot de aangifte van de moeder van het slachtoffer. Hierdoor was er onvoldoende bewijs om de verdachte te veroordelen voor dit feit. De rechtbank benadrukte dat de verdachte in zijn verklaringen de beschuldigingen ten stelligste had ontkend.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering tekortschiet en sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten. Deze uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, en de beslissing werd openbaar gemaakt op 7 maart 2008.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/700194-06
Datum uitspraak: 7 maart 2008
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 februari 2008 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[Naam verdachte],
geboren te [Geboorteplaatsverdachte] op [Geboortedatum verdachte],
wonende te [Woonadres verdachte].
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 1995 tot en met 1 januari 2005 in de gemeente Geleen en/of in de gemeente Sittard-Geleen meermalen, althans eenmaal (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [Naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (telkens) met dat opzet de keel van die [Naam slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht) heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 december 1995 tot en met 1 januari 2005 in de gemeente Geleen en/of in de gemeente Sittard-Geleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon te weten [Naam slachtoffer], zijnde, verdachtes, vrouw, meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht) heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2004 tot en met 31 oktober 2005 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter, [Naam slachtoffer2], geboren op [Geboortedatum slachtoffer2], bestaande die ontucht hierin dat hij verdachte (telkens) zijn, verdachtes, penis tegen de billen van die [Naam slachtoffer2] heeft geduwd en/of dat die [Naam slachtoffer2] (telkens) de penis van hem, verdachte, heeft doen betasten en/of vastpakken en/of afgetrokken.
Het requisitoir
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1 subsidiair en 2 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde bepleit wegens het ontbreken van steunbewijs van de aangifte. Voorts heeft de raadsman vrijspraak van het tenlastegelegde onder 2 bepleit en naar voren gebracht dat mevrouw [Naam slachtoffer] tijd en gelegenheid heeft gehad om haar jonge dochter te beïnvloeden.
De vrijspraak
Ten aanzien van het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde feit is de rechtbank van oordeel dat in het onderhavige dossier relevante bewijsmiddelen ontbreken, nu er alleen sprake is van een aangifte van [Naam slachtoffer] en haar aangifte enkel steun vindt in de door [Naam getuige] afgelegde verklaring. De de auditu verklaring van [Naam getuige], bevat echter niet meer informatie dan de overgebrachte verklaring van [Naam slachtoffer]. Niet is komen vast te staan dat [Naam getuige] de mishandeling(en) zelf heeft waargenomen. Ook de overige zich in het dossier bevindende schriftelijke bescheiden bieden onvoldoende aanknopingspunten om, gelezen in samenhang met de aangifte en de de auditu verklaring van [Naam getuige], tot een wettig en overtuigend bewijs te komen van het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde.
Daar komt bij dat de verdachte in zijn verklaringen afgelegd bij de politie en tijdens het onderzoek ter terechtzitting ten zeerste heeft bestreden dat hij [Naam slachtoffer] heeft mishandeld. De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is ten laste gelegd.
De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaring die door het slachtoffer, [Naam slachtoffer2], tijdens het studioverhoor d.d. 4 juli 2006 is afgelegd.
De rechtbank constateert dat het slachtoffer vrijwel onmiddellijk tijdens het studioverhoor een verklaring aflegt over de in de tenlastelegging opgenomen ontuchtige handelingen, welke verklaring in haar compactheid en haar volledigheid grote gelijkenis vertoont met de door [Naam slachtoffer] afgelegde verklaringen. De rechtbank constateert voorts dat dit verhoor drie dagen is afgelegd, nadat de moeder van het slachtoffer, [Naam slachtoffer], een belastende verklaring bij de politie heeft afgelegd.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat geenszins althans onvoldoende valt uit te sluiten dat de verklaring van het slachtoffer in de periode tussen de verklaring van haar moeder, [Naam slachtoffer], over het seksuele misbruik en het studioverhoor al dan niet door invloed van buitenaf ernstig is beïnvloed zodat genoemd studioverhoor onvoldoende betrouwbaar is geworden. De rechtbank zal deze verklaring niet voor het bewijs bezigen, waardoor er onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van dit feit. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
DE BESLISSING:
De rechtbank
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. M.M. Beije, voorzitter, mr. J.R. Sijmonsma en mr. F.C.B. van Wijmen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Berkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 7 maart 2008, zijnde mr. Van Wijmen buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.