ECLI:NL:RBMAA:2008:BD1729

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
5 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700514-07
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met noodweerexces als verweer

Op 5 maart 2008 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De rechtbank heeft bewezen verklaard dat de verdachte op 18 augustus 2007 in Heerlen met een mes meermalen in het bovenlichaam van het slachtoffer heeft gestoken, maar heeft de verdachte niet strafbaar verklaard en ontslagen van alle rechtsvervolging wegens noodweerexces. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een noodweersituatie, waarbij de verdachte zich verdedigde tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Echter, de rechtbank vond dat de verdachte de grenzen van noodzakelijke verdediging had overschreden door 14 tot 19 keer te steken. De rechtbank achtte het aannemelijk dat de verdachte in een hevige gemoedsbeweging verkeerde, veroorzaakt door de aanranding, en dat zijn reactie het directe gevolg was van deze gemoedsbeweging. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, wat de rechtbank heeft gehonoreerd. De rechtbank heeft ook een aantal in beslag genomen voorwerpen teruggegeven aan de rechthebbende, met uitzondering van enkele voorwerpen waarvoor een aparte regeling geldt. De toepasselijke wettelijke bepalingen zijn de artikelen 41, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/700514-07
Datum uitspraak: 5 maart 2008
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 februari 2008 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[Naam verdachte],
geboren te [Geboorteplaats verdachte] op [Geboortedatum verdachte],
laatstelijk wonende te [Woonadres verdachte],
ten tijde van de terechtzitting verblijvende in het Huis van Bewaring Roermond, Keulsebaan 530, Roermond.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 18 augustus 2007 in de gemeente Heerlen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [Naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in het bovenlichaam van die [Naam slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 18 augustus 2007 in de gemeente Heerlen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [Naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een mes in het bovenlichaam van die [Naam slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De bewijsmiddelen
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op een strafbaar feit dat moet worden gekwalificeerd als
poging tot doodslag.
De strafbaarheid van de verdachte
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van het feit zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging aangezien naar zijn mening sprake is van noodweerexces.
De raadsman heeft primair aangevoerd dat sprake is geweest van noodweer, subsidiair van noodweerexces.
Gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte is niet in geding dat aangever op 18 augustus 2007 in zijn woning te Hoensbroek meermalen door verdachte met een mes is gestoken. Volgens aangever is hij zonder enige aanleiding gestoken, terwijl verdachte stelt uit zelfverdediging te hebben gehandeld. Buiten aangever en verdachte heeft niemand de steekpartij gezien.
De rechtbank acht de verklaring van aangever niet geloofwaardig, nu hij gedurende het onderzoek wisselende verklaringen heeft afgelegd en zijn verklaring, dat hij zonder enige aanleiding zou zijn gestoken, als uiterst merkwaardig dient te worden aangemerkt, mede gelet op de omstandigheid dat hij aanvankelijk - vlak nadat hij door verdachte was neergestoken - met verdachte een pact wilde sluiten, in die zin dat werd afgesproken dat beiden zouden verklaren dat aangever door een groep jongeren zou zijn aangevallen.
Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank uit dient te gaan van de verklaring van verdachte die, wanneer de politie ter plaatse komt, ook onmiddellijk toegeeft aangever te hebben gestoken. Uitgaande van zijn verklaring, is kort voor het incident sprake geweest van een op verdachte bedreigend overkomend voorval met twee kennissen van aangever en is vervolgens ruzie ontstaan tussen aangever en verdachte, welke ruzie in een worsteling is uitgemond, waarbij aangever verdachte uiteindelijk in een zodanige wurghouding heeft genomen dat verdachte, naar zijn zeggen, vreesde voor zijn leven en het mes heeft gepakt en daarmee op aangever in is gaan steken. Gelet ook op de verklaring van verdachte ter zitting, dat hij geen adem meer kreeg en dacht dat hij stikte, is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een noodweersituatie, dat wil zeggen van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, gericht tegen - in dit geval - verdachtes eigen lijf, die een verdediging rechtvaardigde. De wijze waarop verdachte zich heeft verdedigd was evenwel niet gepast; verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank de grenzen van de noodzakelijke verdediging overschreden door 14 tot 19 keer met het mes te steken. Een beroep op noodweer, zoals de raadsman primair heeft bepleit, dient dan ook te worden verworpen. Gezien evenwel de hiervoor geschetste omstandigheden, acht de rechtbank aannemelijk dat sprake was van een hevige gemoedsbeweging, door voornoemde aanranding veroorzaakt, en dat de reactie van verdachte het onmiddellijke gevolg is geweest van die gemoedsbeweging. Gelet hierop dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens noodweerexces.
De inbeslaggenomen voorwerpen
De in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zullen, met uitzondering van de op de beslaglijst onder de nummers 22 en 23 vermelde voorwerpen, worden teruggegeven aan de rechthebbende op die voorwerpen.
Ten aanzien van de nummers 22 en 23 van de beslaglijst overweegt de rechtbank dat naar haar oordeel sprake is van een kennelijke vergissing, nu ter zake het op die lijst vermelde een aparte regeling is getroffen, te weten het Besluit van 27 augustus 2001, houdende nadere regels over het DNA-onderzoek in strafzaken (Besluit DNA-onderzoek in strafzaken, Stbl. 2001/400), zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 5 april 2006 (Stbl. 2006/190). Verwezen wordt naar de artikelen 151a, zesde lid, en 195a, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal dienaangaande dan ook geen beslissing nemen.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De artikelen 41, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht zijn van toepassing.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert;
- verklaart de verdachte deswege echter niet strafbaar en ontslaat hem te dier zake van alle rechtsvervolging;
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
1 1.00 STK Broek Kl:BLAUW
2 2.00 STK Schoeisel - WIT MET 3 RODE STREPEN
3 2.00 STK Sok Kl:wit
4 1.00 STK Shirt - groen/wit gestreept poloshirt met lange mouwen
6 1.00 STK Sporen - PD-01 geblokt hemd met lange mouwen
7 1.00 STK Sporen - PD-02 deel van heft van mes
8 1.00 STK Sporen - PD-03 deel klinknagel
9 1.00 STK Sporen - PD-04 mes met beschadigd heft en ontbr.klinknagel
10 1.00 STK Sporen - PD-05 delen glazen drinkglas
11 1.00 STK Sporen - PD-06 delen glazen drinkglas
12 1.00 STK Sporen - PD-07 delen glazen drinkglas
13 1.00 STK Sporen - PD-08 resten scherven van randen drinkglazen
14 1.00 STK Sporen - PD-09 scherven van zwarte glazen asbak
15 1.00 STK Sporen - PD-10 GSM, Siemens A-31 bebloed
16 1.00 STK Sporen - PD-11 0,5 liter blik bier merk Finkbrau
17 1.00 STK Sporen - PD-12 0,5 liter blik bier, merk Finkbrau
18 1.00 STK Sporen - PD-13 sigaretten peuk, merk Pall-Mall filter
19 1.00 STK Sporen - PD-14 sigaretten peuk filter, merk onbekend
20 1.00 STK Sporen - PD-15 aardappelschilmes met wit heft
21 1.00 STK Sporen - PD-16 mes met zwart heft
aan de rechthebbende.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. M. Senden, voorzitter, mr. J.M.E. Kessels en mr. R. Niessen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.P.J.M. Vugs, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 5 maart 2008, zijnde mr. R. Niessen buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.