ECLI:NL:RBMAA:2008:BC8030

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
13 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105471 / HA ZA 05-1079
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadebegroting voertuig na ongeval op basis van artikel 6:97 BW

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 13 februari 2008 uitspraak gedaan in een civiele procedure over de begroting van schade aan een voertuig als gevolg van een ongeval dat plaatsvond op 18 februari 2002. De eiser, [Naam eigenaar van de wagen], had schadevergoeding gevorderd van de gedaagde, Interpolis Schade N.V., naar aanleiding van de schade aan zijn voertuig. De rechtbank heeft eerder een deskundigenonderzoek gelast, waarvan de resultaten in een rapport zijn vastgelegd. De deskundige, Keijmel, heeft de schade begroot op € 19.201,64, maar de eiser heeft kritiek geuit op de juistheid en zorgvuldigheid van dit rapport. Hij stelde dat het rapport onvoldoende gemotiveerd was en dat er belangrijke schadeposten niet waren meegenomen.

De rechtbank heeft de bezwaren van de eiser tegen het rapport van Keijmel besproken en geconcludeerd dat de motivering van het rapport niet voldeed aan de eisen voor een deugdelijke schadebegroting. De rechtbank heeft vervolgens de schade van de eiser begroot op een totaalbedrag van € 29.272,38, bestaande uit € 26.272,38 aan reparatiekosten en € 3.000,00 aan waardevermindering van het voertuig. De rechtbank heeft ook de wettelijke rente over de reparatiekosten toegewezen, evenals de kosten voor de vaststelling van de schade, maar de buitengerechtelijke kosten zijn afgewezen. Interpolis is veroordeeld in de proceskosten en de kosten van het geding in vrijwaring.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige en gemotiveerde schadebegroting door deskundigen en de rol van de rechtbank in het toetsen van deze rapporten. De rechtbank heeft de belangen van de eiser gewogen en een beslissing genomen die recht doet aan de geleden schade.

Uitspraak

VONNIS
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak : 13 februari 2008
Zaaknummer : 105471 / HA ZA 05-1079
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen
inzake
[Naam gedaagde],
wonende te Maastricht,
eiser,
procureur mr. R.J.A.F. Caris;
tegen:
de naamloze vennootschap INTERPOLIS SCHADE N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Tilburg,
gedaagde,
procureur mr. J.A.M.G. Vogels.
1. Het verdere verloop van de procedure
Bij rapport van 13 maart 2007 heeft de door de rechtbank benoemde deskundige het bij tussenvonnis van 11 oktober 2006 gelaste en zich thans bij de stukken bevindende deskundigenbericht uitgebracht. [Eiser] heeft vervolgens een conclusie na deskundigenbericht genomen, waarbij producties in het geding werden gebracht. Interpolis heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid tot het nemen van een nadere conclusie. Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd op het rechtbankdossier. De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling
2.1 Bij voormeld tussenvonnis, waarbij de rechtbank volhardt, heeft de rechtbank een deskundigenonderzoek gelast ter zake de kosten die met een reparatie van de wagen van [Naam eigenaar van de wagen] na het ongeval van 18 februari 2002 gemoeid zouden zijn geweest. De deskundige (hierna: Keijmel) is vervolgens tot de conclusie gekomen dat de schade van [Naam eigenaar van de wagen] op een bedrag van € 19.201,64 (exclusief B.T.W. en inclusief aftrek nieuw voor oud ad € 64,50), dient te worden begroot.
2.2 [Eiser] heeft kritiek geuit naar aanleiding van zowel het voorlopige rapport d.d. 13 februari 2007 als ook het eindrapport d.d.13 maart 2007 van Keijmel. Interpolis heeft niet gereageerd op het voorlopige rapport. Evenmin heeft zij geconcludeerd na deskundigenbericht.
2.3 Kort samengevat komt de kritiek van [Eiser] er op neer dat hij van mening is dat het rapport van Keijmel onjuist is en bovendien onzorgvuldig tot stand is gekomen. Het rapport is niet of nauwelijks gemotiveerd, zodat het volgens [Eiser] dan ook geen basis kan bieden voor een reële schadebegroting. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft [Eiser] zich ten eerste op het standpunt gesteld dat Keijmel op 30 januari 2007 een gesprek heeft gehad met de door Interpolis ingeschakelde deskundige (hierna: Hagmanns), terwijl van dit gesprek geen verslag is gemaakt. Deze gang van zaken moet dan ook volgens [Eiser] in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor worden geacht. Keijmel heeft voorts gebruik gemaakt van foto’s die aan het rapport van Hagmanns ten grondslag zijn gelegd. Van de door de deskundige die door [Eiser] is ingeschakeld (hierna: Beyer) genoemde schadeposten zijn er bovendien 22, waarvan een aantal gewoon zichtbaar op de foto’s, niet meegenomen in het rapport van Keijmel, terwijl er daarnaast geen rekening is gehouden met schade aan dure onderdelen en accessoires en Keijmel heeft nagelaten een voorbehoud te maken ten aanzien van het eventuele bestaan van meer schade dan zichtbaar op de foto’s. Keijmel is vervolgens bij de schadeberekening uitgegaan van het herstellen in plaats van het vervangen van de binnenschermen en het chassis. Deze laatste conclusie komt als zodanig niet meer (woordelijk) terug in het eindrapport, de berekening (en derhalve de gekozen insteek) is evenwel onveranderd gebleven.
2.4 De rechtbank zal de door [Eiser] naar voren gebrachte bezwaren hierna afzonderlijk bespreken.
Hoor en wederhoor.
2.4.1.1 Blijkens de door [Eiser] als productie 5 bij zijn conclusie na deskundigenbericht overgelegde brieven van Keijmel van 13 december 2006, heeft Keijmel zowel Beyer als Hagmanns uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek op 25 januari 2007. [Eiser] heeft gesteld dat beide deskundigen na ontvangst van deze uitnodiging hadden aangegeven deze niet te zullen aanvaarden vanwege het ontstaan van extra kosten en vanwege de taalbarrière. [Eiser] stelt dat Keijmel de deskundigen per brief van 1 januari 2007 opnieuw heeft uitgenodigd, waarna Hagmanns - vergezeld van de Duitse advocaat van Interpolis - op 30 januari 2007 met Keijmel heeft gesproken. [Eiser] heeft er naar aanleiding van deze tweede uitnodiging, wederom van afgezien Beyer dit gesprek te laten bijwonen, doch heeft per brief van 29 januari 2007 een schriftelijke reactie aan Keijmel doen toekomen. [Eiser] stelt zich niet bewust te zijn geweest van het feit dat Hagmanss wel op de tweede uitnodiging had gereageerd. Van het gesprek dat tussen Keijmel en Hagmanns heeft plaatsgevonden is geen verslag gemaakt. In welke mate (aspecten van) de inhoud van dat gesprek aan het rapport van Keijmel ten grondslag ligt (liggen) is [Eiser] niet bekend.
2.4.1.2 Vooropgesteld zij dat de deskundige bij het voldoen aan zijn opdracht in principe vrij is om aan de totstandkoming van zijn rapport vorm te geven zoals hij dat goed acht. Het stond Keijmel dan ook vrij beide (partij)deskundigen uit te nodigen voor het geven van een nadere toelichting op hun rapporten. De gevolgen van het feit dat Beyer (dan wel [Eiser] als zijn opdrachtgever) heeft besloten van die gelegenheid geen gebruik te maken, dienen naar het oordeel van de rechtbank in principe voor rekening en risico van [Eiser] te blijven. [Eiser] geeft niet aan op grond waarvan Keijmel verplicht zou zijn geweest een verslag te maken van hetgeen hij met Hagmanns heeft besproken, terwijl [Eiser] zelf (althans via de aanwezigheid van Beyer tijdens het gesprek) op de hoogte had kunnen raken van hetgeen op 30 januari 2007 is besproken. Daarnaast heeft [Eiser] naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat hij in zijn (processuele) belangen zou zijn geschaad door de gekozen werkwijze van Keijmel, met name nu [Eiser] zijn standpunt bij brieven van 29 januari 2007 en 28 februari 2007 nog nader uiteen heeft kunnen zetten.
Het gebruik van foto’s.
2.4.2 Met betrekking tot hetgeen [Eiser] heeft gesteld omtrent het gebruik van foto’s overweegt de rechtbank dat hoewel de door Keijmel bij zijn eindrapport overgelegde foto’s een stempel van Hagmanns dragen, het duidelijk de door Beyer bij zijn Gutachten overgelegde foto’s betreffen. Keijmel is derhalve in feite (net als Hagmanns) in het bezit geweest van de foto’s van Beyer. Bij zijn brief van 27 februari 2007 aan [Naam eigenaar van de wagen] heeft Beyer een 19-tal foto’s (waarvan een aantal voor de rechtbank nieuw zijn in vergelijking met zijn eerdere Gutachten) gevoegd. Deze brief heeft Keijmel bereikt. De rechtbank gaat er - gelet op hetgeen Keijmel heeft gesteld onder zijn verweer op het commentaar - van uit dat hij de 19 foto’s eveneens heeft ontvangen. Of Interpolis deze foto’s in haar bezit heeft is de rechtbank niet bekend, doch Interpolis heeft het eindrapport van Keijmel ontvangen en heeft zich van de inhoud daarvan (derhalve eveneens van het verweer op het commentaar waarin het bestaan van de foto’s wordt vermeld) kunnen vergewissen en desalniettemin afgezien van het nemen van een conclusie na het deskundigenbericht. Na overlegging van deze foto’s bij conclusie door [Eiser], heeft Interpolis evenmin verzocht alsnog nader te mogen concluderen, zodat de rechtbank er van uit gaat dat ook Interpolis deze 19 foto’s kent.
De motivering van het rapport van Keijmel.
2.4.3.1 De rechtbank is met [Eiser] van oordeel dat Keijmel het door hem begrote schadebedrag alsmede de door hem gegeven antwoorden op de vragen van de rechtbank (en de nadere vragen van [Eiser]) niet nader heeft gemotiveerd door bijvoorbeeld te verwijzen naar de door hem relevant geachte feiten en omstandigheden, zichtbaar op de in zijn bezit zijnde foto’s en kenbaar uit de eerdere rapportages. Het door Keijmel uitgebrachte rapport staat daarmee voor wat betreft de motivering van de daarin vervatte calculatie naar het oordeel van de rechtbank in geen verhouding tot de door de partijdeskundigen uitgebrachte rapportages, en biedt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende waarborgen voor een waardering van de schade op basis van dat rapport alleen.
2.4.3.2 Aldus ontstaat de situatie dat thans drie rapporten voorhanden zijn waarin drie verschillende schadebedragen worden genoemd. Gelet hierop, alsmede gelet op de door de rechtbank zojuist gegeven waardering van de motivering van het rapport van Keijmel, ziet de rechtbank aanleiding de schade van [Eiser] thans op grond van artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek te begroten op een wijze die het meest met de aard daarvan in overeenstemming is. Bij die begroting stelt de rechtbank voorop dat tussen partijen in ieder geval vaststaat dat het door Hagmanns begrote bedrag aan schade is geleden door [Naam eigenaar van de wagen].
2.4.3.3 Tegen het bij conclusie van antwoord als productie 1 overgelegde rapport van Hagmanns heeft [Eiser] met name bezwaren geuit die betrekking hebben op de door Hagmanns in dat rapport gestelde toedracht van het ongeval. In haar tussenvonnis van 3 mei 2006 heeft de rechtbank reeds overwogen dat uit dient te worden gegaan van de door [Eiser] gestelde toedracht. [Eiser] heeft evenwel niet concreet bezwaar gemaakt tegen de door Hagmanns gebruikte methode van schadeberekening. Hagmanns heeft de schade in eerste instantie begroot op basis van het door Beyer gebruikte fotomateriaal, omdat [Naam eigenaar van de wagen] zijn auto kort na het ongeval had verkocht. Later heeft Hagmanns de auto in kwestie evenwel fysiek kunnen inspecteren, nadat deze wederom diende te worden gerepareerd in verband met een brand in het voertuig. De auto bevond zich niet meer in de staat waarin deze zich kort na het ongeval tussen [Naam eigenaar van de wagen] en [Eiser] bevond, doch Hagmanns heeft na het bezichtigen van de wagen op dat moment geen aanleiding gezien voor een nieuwe berekening van de schade. Daarnaast heeft [Eiser] ingestemd met de benoeming van een deskundige door de rechtbank die het voertuig in kwestie in ieder geval niet meer fysiek kon inspecteren en zich bij het vaststellen van de schade enkel op fotomateriaal en rapporten van anderen kon baseren. Deze omstandigheden, alsmede de omstandigheid dat uit het rapport van Keijmel - hoewel dit rapport op zich zelf bezien niet door de rechtbank als leidraad bij de begroting zal worden gebruikt - in ieder geval kan worden afgeleid dat de schade aanzienlijk minder zal hebben bedragen dan door Beyer begroot, leiden de rechtbank tot het oordeel dat de door Hagmanns begrote schade het meest aansluit bij de door [Naam eigenaar van de wagen] daadwerkelijk geleden schade.
2.4.3.4 Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat Keijmel niet is verzocht om een oordeel over de waardevermindering (niet zijnde de aftrek nieuw voor oud) die de wagen van [Naam eigenaar van de wagen] zou hebben ondergaan, nu - zoals reeds overwogen in 3.6 van het tussenvonnis van 3 mei 2006 - zal worden uitgaan van een waardevermindering van € 3.000,00. Mocht [Eiser] ter zake een bezwaar hebben willen maken, dan merkt de rechtbank op dat dit bezwaar thans geen bespreking meer behoeft.
2.5 Concluderend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door [Naam eigenaar van de wagen] geleden schade zal worden begroot op een bedrag van € 29.272,38, bestaande uit een bedrag van € 26.272,38 aan reparatiekosten (inclusief aftrek nieuw voor oud) en een bedrag van € 3.000,00 aan kosten met betrekking tot de waardevermindering van de wagen na reparatie. De door [Naam eigenaar van de wagen] van [Eiser] gevorderde wettelijke rente over de reparatiekosten en de kosten met betrekking tot waardevermindering, vanaf 18 februari 2002 tot aan de dag der algehele voldoening, worden niet door Interpolis betwist.
2.6 De verschuldigdheid van de door [Naam eigenaar van de wagen] van [Eiser] gevorderde buitengerechtelijke kosten ad € 1.281,80 en van de kosten ter vaststelling van de schade ad € 2.998,60 wordt door Interpolis gemotiveerd betwist. Met Interpolis is de rechtbank van oordeel dat [Naam eigenaar van de wagen] aan zijn vordering ter zake de buitengerechtelijke incassokosten slechts ten grondslag heeft gelegd dat uitvoerig is gecorrespondeerd door rechtsbijstandverleners over en weer. De rechtbank is van oordeel dat een proceskostenveroordeling een tegemoetkoming voor dergelijke kosten in zich bergt. Voor wat betreft de kosten die gemoeid zijn geweest met de vaststelling van de schade (een bedrag van € 2.998,60 ten behoeve van het rapport van Beyer) heeft Interpolis zich op het standpunt gesteld dat zij deze kosten betwist op grond van de inhoud van het rapport van Beyer. Daarmee heeft Interpolis niet betwist dat [Eiser] ( in eerste instantie [Naam eigenaar van de wagen]) noodzakelijke kosten heeft moeten maken ter vaststelling van zijn schade. Dat Interpolis zich niet kan verenigen met de inhoud van het rapport doet hier niet aan af.
2.7 De door [Naam eigenaar van de wagen] van [Eiser] gevorderde proceskostenveroordeling wordt overigens niet door Interpolis betwist.
2.8 Als de in het ongelijk gestelde partij zal Interpolis ten slotte worden veroordeeld in de kosten van het geding in vrijwaring, waaronder zijn begrepen de door [Eiser] voorgeschoten kosten in verband met de benoeming van Keijmel.
3. De beslissing
De rechtbank:
veroordeelt Interpolis om aan [Eiser], zoveel mogelijk gelijktijdig met het te wijzen vonnis in de hoofdzaak aanhangig onder rolnummer 101862 / HA ZA 05-568, te betalen datgene waartoe [Eiser] als gedaagde in de hoofdzaak jegens [Naam eigenaar van de wagen] mocht worden veroordeeld, met dien verstande:
1. dat Interpolis aan [Eiser] ter zake de door [Naam eigenaar van de wagen] van Ter linde gevorderde reparatiekosten (inclusief aftrek nieuw voor oud) en kosten in verband met de waardevermindering van de auto niet meer dan een bedrag van € 29.272,38, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 februari 2002 tot aan de dag der algehele voldoening, zal dienen te betalen, alsmede
2. dat Interpolis ter zake de kosten ter vaststelling van de schade een bedrag van € 2.998,60 zal dienen te betalen en ter zake de buitengerechtelijke kosten niets zal zijn verschuldigd;
3. dat Interpolis de jegens [Eiser] uitgesproken proceskostenveroordeling zal dienen te betalen;
veroordeelt Interpolis in de kosten van dit geding in vrijwaring aan de zijde van [Eiser] gevallen en tot op heden begroot op:
kosten exploot € 85,60
vast recht € 1.095,00
deskundigenkosten € 1.982,12
salaris procureur € 2.682,00
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Henzen, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
P