zaaknummer: 121456 / HA ZA 07-655
Vonnis in incident van 30 januari 2008
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
POLYSCOPE POLYMERS B.V.,
gevestigd te Sittard-Geleen,
eiseres in de hoofdzaak, verweerster in de incidenten tot voeging (I) en aanhouding/schorsing (II),
procureur mr. Ch.M.E.M. Paulussen;
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Naam B.V.],
gevestigd te Stein,
gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident tot voeging (I)
en verweerster in het incident tot aanhouding/schorsing (II),
procureur mr. W. van der Wier,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Naam B.V.].,
gevestigd te Stein,
eiseres in het incident tot voeging (I),
procureur mr. W. van der Wier.
1. Het verdere verloop van de procedure
Ten vervolge op het vonnis in het incident van 10 oktober 2007 – waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden beschouwd – heeft [Gedaagde in de hoofdzaak] de rolrechter verzocht haar uitstel te verlenen voor het in vrijwaring dagvaarden van Etamo n.v., welke vrijwaring bij voormeld vonnis was toegestaan. Voorts heeft [Gedaagde in de hoofdzaak] verzocht haar uitstel te verlenen voor het nemen van de conclusie van antwoord in de hoofdzaak.
Uiteindelijk heeft de rolrechter bij schrijven van 16 november 2007 aan [Gedaagde in de hoofdzaak] medegedeeld dat de rechtbank zich conformeert aan de toestemming van Polyscope tot het verlenen van een uitstel van vier weken voor het nemen van een conclusie van antwoord in de hoofdzaak door [Gedaagde in de hoofdzaak], met dien verstande dat, nu door de partijen in de gevoegde zaken – met de nummers 120645 en 122053 – niet om een “gekoppelde aanhouding” is gevraagd, het verleende uitstel met zich brengt dat de uitgesproken voegingen feitelijk gezien ongedaan zijn gemaakt. Het verzoek om verlenging van de termijn voor het in vrijwaring dagvaarden van Etamo is door de rolrechter afgewezen.
Vervolgens heeft Polyscope een akte tot wijziging en vermeerdering van eis genomen. Te gelijker rolle heeft eiseres in het incident tot voeging, verder te noemen: “[Eiseres in het incident tot voeging]”, een incidentele conclusie tot voeging van partijen genomen, zulks onder overlegging van stukken, en heeft [Gedaagde in de hoofdzaak] in het incident tot aanhouding/schorsing conclusie/akte tot schorsing en aanhouding genomen, zulks onder overlegging van een productie.
Polyscope heeft daarop een conclusie van antwoord in het incident tot voeging genomen en ter gelijke rolle een conclusie van antwoord in het incident (II) tot schorsing/aanhouding tevens van akte van niet dienen genomen.
Ten slotte heeft de rechtbank ambtshalve in de twee incidenten vonnis bepaald op het rechtbankdossier. De uitspraak van het vonnis is bij vervroeging bepaald op heden.
In het incident (I) tot voeging
2.1. [Eiseres in het incident tot voeging] stelt dat zij een belang heeft bij de gevorderde voeging omdat indien die vordering wordt toegewezen, in alle drie zaken, met de nummers 121456, 122053 en 120645 aan de zijde van Dassen in ieder geval steeds [Gedaagde in de hoofdzaak] en [Eiseres in het incident tot voeging] steeds samen als oorspronkelijke eisende partijen, dan wel als gedaagde partijen optreden.
2.2. Verder voert [Eiseres in het incident tot voeging] aan dat hetgeen in de verhouding Polyscope en [Gedaagde in de hoofdzaak] in rechte wordt vastgesteld, van directe invloed is op de verhouding tussen [Eiseres in het incident tot voeging] en Etamo. Polyscope weigert betaling aan [Gedaagde in de hoofdzaak] van door Etamo uitgevoerde werkzaamheden, omdat Etamo fouten zou hebben gemaakt bij de uitvoering van het werk. Aangezien Dassen, naar zij stelt, niet instaat voor de kwaliteit van het werk van – naar de rechtbank de stelling van [Eiseres in het incident tot voeging] begrijpt – Etamo, maar Dassen slechts een coördinerende rol had en feitelijk als doorgeefluik heeft gefunctioneerd, grijpt de kritiek van Polyscope direct in de rechtsverhouding tussen [Eiseres in het incident tot voeging] en Etamo. Wanneer namelijk volgens [Eiseres in het incident tot voeging] komt vast te staan dat Polyscope niet gehouden is tot betaling van het door Etamo uitgevoerde werk omdat de uitvoering en de kwaliteit ondeugdelijk zijn, staat daarmee volgens [Eiseres in het incident tot voeging] tevens vast dat zij niet is gehouden tot betaling aan Etamo. De beoordeling van het door Etamo uitgevoerde werk komt in de onderhavige kwestie aan bod, aangezien zij een belangrijke rol speelt bij de beoordeling van de door Polyscope gevorderde verklaringen voor recht jegens [Gedaagde in de hoofdzaak] ter zake de contractuele boete wegens werktijdoverschrijding, de door GTI uitgevoerde werkzaamheden en de gevolgschade.
2.3. De vordering wordt door Polyscope gemotiveerd betwist. Op de stellingen van partijen zal de rechtbank, in zoverre relevant, hierna ingaan.
In het incident (II) tot aanhouding/schorsing
2.4. [Gedaagde in de hoofdzaak] stelt dat nu haar zustervennootschap – [Eiseres in het incident tot voeging] – bij incidentele conclusie, van gelijke datum als de conclusie van [Gedaagde in de hoofdzaak], heeft gevorderd dat zij zich mag voegen aan de zijde van [Gedaagde in de hoofdzaak], de hoofdzaak moet worden aangehouden, totdat omtrent het incident tot voeging is beslist, dan wel dat de hoofdzaak wordt geschorst totdat omtrent het incident tot voeging is beslist.
2.5. [Gedaagde in de hoofdzaak] stelt er in de lijn van artikel 208 en 209 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) belang bij te hebben dat eerst op het incident wordt beslist, alvorens in de hoofdzaak een nieuwe datum wordt bepaald waarop wordt voortgeprocedeerd. Dat geldt volgens [Gedaagde in de hoofdzaak] te meer, nu de vraag of de bedoelde voeging wordt toegestaan van directe invloed is op de wijze waarop [Gedaagde in de hoofdzaak] inhoudelijk verweer kan en moet voeren tegen de vordering van Polyscope.
2.6. De vordering wordt door Polyscope gemotiveerd betwist. Op de stellingen van partijen zal de rechtbank, voor zover relevant, hierna ingaan.
In het incident (I) tot voeging
3.1. De rechtbank constateert inleidend het volgende. Abusievelijk is alleen Polyscope uitdrukkelijk op de rol in de gelegenheid gesteld bij conclusie te reageren op de conclusie van eis in het incident van [Eiseres in het incident tot voeging] en niet ook [Gedaagde in de hoofdzaak]. De rechtbank ziet geen noodzaak om [Gedaagde in de hoofdzaak] daartoe alsnog in de gelegenheid te stellen. [Gedaagde in de hoofdzaak] en [Eiseres in het incident tot voeging] zijn zustervennootschappen en worden in de onderhavige zaak door dezelfde advocaat/procureur bijgestaan, die namens zijn respectieve cliënten op dezelfde rolzitting de respectieve incidentele vorderingen heeft ingesteld. Uit het feit dat [Gedaagde in de hoofdzaak] in haar incidentele conclusie heeft verzocht om de procedure in de hoofdzaak aan te houden totdat op het door [Eiseres in het incident tot voeging] opgeworpen incident is beslist, nu zij op de hoogte was van het voornemen van [Eiseres in het incident tot voeging] om de incidentele vordering tot voeging in te stellen en niet heeft doen blijken van verzet tegen die door [Eiseres in het incident tot voeging] gewenste voeging, begrijpt de rechtbank dat [Gedaagde in de hoofdzaak] zich ook niet zal hebben willen verzetten tegen de vordering tot voeging.
3.2. De rechtbank stelt voorop dat de voeging door [Eiseres in het incident tot voeging] in het kader van de onderhavige procedure op zijn plaats is als komt vast te staan dat [Eiseres in het incident tot voeging] daarbij belang heeft, omdat zij (mogelijk) juridische dan wel feitelijke gevolgen zal ondervinden van het vonnis tussen Polyscope en [Gedaagde in de hoofdzaak].
3.3. [Eiseres in het incident tot voeging] onderbouwt haar belang allereerst door erop te wijzen dat het toestaan van de voeging ertoe zou leiden dat in alle reeds gevoegde zaken [Gedaagde in de hoofdzaak] en [Eiseres in het incident tot voeging] samen als eiseressen dan wel gedaagden kunnen optreden (vgl. r.o. 2.1.). Dit argument is ondeugdelijk, alleen al omdat het eraan voorbij gaat dat een voeging niet betekent dat [Eiseres in het incident tot voeging] als een zelfstandige partij (d.i. gedaagde) kan deelnemen aan de onderhavige procedure. Ook na een eventuele voeging blijft sprake van een procedure tussen Polyscope en [Gedaagde in de hoofdzaak], die als zodanig uitsluitend de rechten en plichten van deze partijen betreft.
3.4. Ook het tweede argument dat [Eiseres in het incident tot voeging] aanvoert ter onderbouwing van haar belang bij de voeging (vgl. r.o. 2.2.) kan niet leiden tot toewijzing van de incidentele vordering. Kort gezegd wil [Eiseres in het incident tot voeging] zich voegen, omdat in de onderhavige procedure tussen Polyscope en [Gedaagde in de hoofdzaak] oordelen (kunnen) worden gegeven over de kwaliteit van door Etamo ten behoeve van Polyscope uitgevoerd werk, welke oordelen van belang (kunnen) zijn in de verhouding tussen [Eiseres in het incident tot voeging] en Etamo. De rechtbank is – met Polyscope (vgl. de conclusie van antwoord in het incident, onder 3.3.) – van oordeel dat deze kwestie reeds ten volle aan de orde komt in andere procedures tussen partijen, welke procedures ook nog eens zijn gevoegd met de onderhavige. Gelet hierop heeft [Eiseres in het incident tot voeging] geen dan wel duidelijk onvoldoende belang bij de gevorderde voeging en dient, voor zover enig belang wordt aangenomen, bij afweging van alle belangen voorrang te worden gegeven aan het belang dat de onderhavige procedure niet onnodig wordt gecompliceerd, ter vermijding van onnodige vertraging.
3.5. Nu op grond van het vorenstaande de gevorderde voeging reeds moet worden afgewezen, behoeven de overige verweren van Polyscope geen bespreking meer.
3.6. [Eiseres in het incident tot voeging] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
In het incident (II) tot aanhouding/schorsing
3.7. [Gedaagde in de hoofdzaak] stelt terecht dat de in artikel 225 lid onder a-c en 226 lid 1 Rv opgenoemde gronden voor schorsing geen limitatieve opsomming bevatten. Dat betekent dat moet worden beoordeeld of de door [Gedaagde in de hoofdzaak] aangevoerde, niet in voormelde artikelen opgesomde, grond de gevorderde aanhouding dan wel schorsing rechtvaardigt.
3.8. Naar het oordeel van de rechtbank moet die vraag ontkennend worden beantwoord. De rechtbank laat in het midden of in het algemeen gevolg dient te worden gegeven aan de wens van een gedaagde partij, aan de zijde waarvan zich een “derde” partij wil voegen, om haar verweer aan te kunnen passen aan het verweer van die “derde”, zodat eerst wordt geantwoord nadat in het voegingsincident is beslist. In de onderhavige zaak is dat in elk geval niet aan de orde, omdat de gedaagde partij en de zich voegende “derde” zustermaatschappijen zijn, die worden bijgestaan door dezelfde advocaat/procureur. Als [Gedaagde in de hoofdzaak] en [Eiseres in het incident tot voeging] hun verweren willen afstemmen, althans [Gedaagde in de hoofdzaak] haar verweer wil afstemmen op het aanvullende verweer van [Eiseres in het incident tot voeging], dan valt niet in te zien waarom dat pas zou kunnen nadat in formele zin op het verzoek tot voeging is beslist.
3.9. Nu [Gedaagde in de hoofdzaak], ondanks het feit de hoofdzaak ter rolle stond voor conclusie van antwoord, niet heeft geconcludeerd voor antwoord, wordt haar het recht daartoe ontnomen.
In het incident (I) tot voeging
veroordeelt [Eiseres in het incident tot voeging] in de kosten van deze procedure, tot aan dit vonnis aan de zijde van Polyscope begroot op
€ 452,-- voor salaris procureur;
In het incident (II) tot aanhouding/schorsing
veroordeelt [Gedaagde in de hoofdzaak] in de kosten van deze procedure, tot aan dit vonnis aan de zijde van Polyscope begroot op
€ 452,-- voor salaris procureur;
verwijst de zaak naar de rol van 13 februari 2008 voor beraad ex artikel 2.12 van het rolreglement aan de zijde van beide partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Beurskens, rechter, en in het openbaar uitgesproken.?