ECLI:NL:RBMAA:2008:BC7290

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
20 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700545-06
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontucht wegens ontbreken van wettig en overtuigend bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 20 maart 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontucht met een minderjarige. De tenlastelegging betrof het plegen van ontuchtige handelingen met [naam slachtoffer], geboren op 12 juli 1992, in de periode van 1 januari 2006 tot en met 28 februari 2006. De officier van justitie eiste een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden, gebaseerd op de verklaring van het slachtoffer en een bekennende verklaring van de verdachte. De verdediging voerde echter aan dat de bekennende verklaring onder druk was afgelegd en dat de context van de verklaringen niet juist was weergegeven.

De rechtbank heeft de verklaringen van zowel het slachtoffer als de verdachte zorgvuldig gewogen. Er waren twee versies van de gebeurtenissen, die niet met elkaar te verenigen waren. De rechtbank oordeelde dat de bekennende verklaring van de verdachte onvoldoende specifiek was en dat er op essentiële punten niet doorgevraagd was door de opsporingsambtenaren. Hierdoor bleef er onduidelijkheid bestaan over de interpretatie van deze verklaring.

Na het onderzoek ter terechtzitting, waarin getuigenverklaringen zijn afgelegd, concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om de versie van het slachtoffer als doorslaggevend te beschouwen. De rechtbank oordeelde dat de gegevens in het dossier niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/700545-06
Datum uitspraak: 20 maart 2008
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 februari 2008 en 6 maart 2008 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum verdachte],
wonende te [adres verdachte].
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot en met 28 februari 2006 in
de gemeente Maastricht, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [naam slachtoffer] (geboren op 12 juli 1992), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, hand in de broek en/of de
onderbroek van die [naam slachtoffer] en/of
- vastpakken en/of vasthouden van de penis van die [naam slachtoffer] en/of
- knijpen in de penis van die [naam slachtoffer].
Verbeterde schrijffout
Ten gevolge van een kennelijke schrijffout staat in de dagvaarding in het ten laste gelegde vermeld de naam ["naam slachtoffer"] in plaats van ["naam slachtoffer"]. De rechtbank herstelt deze fout, aangezien dit mogelijk is zonder dat de verdachte daardoor in zijn verdediging wordt geschaad.
Het requisitoir
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van het feit zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen maanden.
De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op grond van de verklaring van[naam slachtoffer] en de tweede, bekennende verklaring van de verdachte bij gelegenheid van diens verhoor bij de politie. Deze verklaring van de verdachte sluit in essentie aan op de aangifte van [naam slachtoffer], aldus de officier van justitie. De officier van justitie hecht geen waarde aan de naderhand door de verdachte en diens familieleden gegeven versie van wat er gebeurd is.
De raadsman heeft geconcludeerd tot vrijspraak van het ten laste gelegde. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte onder enorme druk van de verhorende politieambtenaren een bekennende verklaring heeft afgelegd, waarbij hij tevens werd beledigd en vernederd. Voorts heeft de raadsman geconcludeerd dat de context waarin [naam slachtoffer] het voorval heeft geplaatst bezijden de waarheid is. Op basis van de verklaringen van de vrouw, dochter en zoon van de verdachte staat volgens de raadsman vast, dat de verdachte naar de slaapkamer van zijn zoon is gegaan vanwege de ruzie tussen zijn zoon en [naam slachtoffer]. De verdachte heeft vervolgens [naam slachtoffer] bij de keel en het kruis gepakt en hem de deur gewezen. Deze handeling kan volgens de raadsman niet gekwalificeerd worden als een ontuchtige handeling.
De vrijspraak
De rechtbank overweegt het volgende.
Uit het onderzoek ter terechtzitting, de inhoud van de processtukken en de verklaringen van de getuigen, zoals afgelegd ter terechtzitting op 6 februari 2008 en op 6 maart 2008, is de rechtbank gebleken dat er twee versies bestaan van wat er gebeurd zou zijn. Deze versies zijn in essentie niet met elkaar te verenigen. [naam slachtoffer] heeft verklaard dat de verdachte in het bijzijn van zijn zoon [naam zoon] met zijn hand in[naam slachtoffer] broek is geweest en in [naam slachtoffer] penis heeft geknepen. De verdachte heeft verklaard dat hij [naam slachtoffer] bij hemd/kraag en kruis heeft gepakt om een einde te maken aan een ruzie tussen de twee kinderen.
De rechtbank komt tot de conclusie dat er voor beide versies aanwijzingen in het dossier voorhanden zijn, doch is van oordeel dat de gegevens uit het dossier, mede bezien in het licht van de ter terechtzitting door de getuigen afgelegde verklaringen, onvoldoende redengevend zijn om de versie van [naam slachtoffer] van doorslaggevende betekenis te achten en daarmee tot een bewezenverklaring te komen van het ten laste gelegde. Hierbij is van belang dat de tweede, bekennende verklaring van de verdachte, bij gelegenheid van zijn verhoor bij de politie afgelegd, naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende specifiek is om tot een ander oordeel te komen. Op essentiële punten is door de verhorende opsporingsambtenaren niet doorgevraagd, waardoor onduidelijkheid omtrent de interpretatie van deze verklaring blijft bestaan.
Gelet op bovenstaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
DE BESLISSING:
De rechtbank verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. J.H. Klifman, voorzitter, mr. J.F.W. Huinen en mr. M. Senden, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 20 maart 2008