ECLI:NL:RBMAA:2008:BC5549

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
27 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
259637 07-3728
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.C. Oosterman-Meulenbeld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhoogde arbeidsuren en goed werkgeverschap bij ziekte

In deze zaak, uitgesproken op 27 februari 2008 door de Rechtbank Maastricht, stond de vraag centraal of de werkgever, Stichting Atrium Medisch Centrum Parkstad, zich als goed werkgever had gedragen jegens de werkneemster, die chronisch ziek was geworden. De werkneemster was in dienst van Atrium en had vanaf 2003 haar arbeidsuren tijdelijk zien toenemen van 10 uur en 45 minuten per week naar uiteindelijk 22 uur en 15 minuten per week in januari 2006. Op 26 juli 2006 werd zij chronisch ziek, waarna de werkgever op 12 december 2006 meedeelde dat de tijdelijke verhoging van haar uren per 28 december 2006 zou vervallen, waardoor haar uren weer teruggingen naar 10 uur en 45 minuten per week. De werkneemster stelde dat deze beslissing in strijd was met goed werkgeverschap, vooral gezien het feit dat de vermindering van haar uren en loon meer dan de helft bedroeg op een moment dat zij ziek was.

De rechtbank oordeelde dat de werkgever niet voldoende had gemotiveerd waarom de uren teruggebracht werden en dat dit handelen niet in overeenstemming was met de bescherming die de wetgever beoogde voor werknemers in een dergelijke situatie. De rechtbank wees de primaire vordering van de werkneemster af, maar kende haar wel een subsidiaire vordering toe, waarbij de werkgever werd veroordeeld om de arbeidsovereenkomst voort te zetten op basis van 22 uur en 15 minuten per week. Daarnaast werd Atrium veroordeeld tot betaling van achterstallig loon, vakantietoeslag, wettelijke verhoging en wettelijke rente. De uitspraak benadrukt het belang van goed werkgeverschap, vooral in situaties waarin werknemers met ziekte te maken hebben.

De uitspraak is relevant voor de interpretatie van goed werkgeverschap en de rechten van werknemers bij ziekte, vooral in het licht van de CAO Ziekenhuizen en de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Heerlen
rolno: 07-3728
zaakno: 259637
typ: M.L. coll:
Vonnis van de kantonrechter d.d. 27 februari 2008
inzake
[e[eiseres],
wonende [adres],
eiseres
toevoegingsnummer [X], eigen bijdrage € 46,00, afgegeven d.d. 20 maart 2007,
gemachtigde mr. E.M. Pommé te Heerlen,
tegen
de stichting Stichting Atrium Medisch Centrum Parkstad,
gevestigd en kantoorhoudende Henri Dunantstraat 5, 6419 PC Heerlen,
gedaagde,
gemachtigde mr. J.A.M.G. Vogels te Maastricht.
1 VERDER PROCESVERLOOP
De bij het tussenvonnis van 26 september 2007 gelaste comparitie van partijen heeft op 7 november 2007 plaatsgevonden. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt.
[eiseres] heeft vervolgens een conclusie na comparitie, tevens houdende akte vermindering van eis, genomen.
Daarop heeft Atrium ook een conclusie na comparitie genomen, waarbij een productie in het geding werd gebracht.
De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2 VERDERE BEOORDELING
1 [eiseres] is op 15 november 1999 bij Atrium voor bepaalde tijd in dienst getreden in de functie van medewerkster portioneren. Na de arbeidsovereenkomst een aantal keren te hebben verlengd komen partijen op 21 oktober 2002 in een aanhangsel bij de arbeidsovereenkomst overeen dat deze per 1 november 2002 wordt gewijzigd in die zin dat de overeenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd met een gemiddelde arbeidsduur van 5 uur per 2 weken (6,94%). In een daaropvolgend aanhangsel d.d. 13 januari 2003 wordt overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst wordt gewijzigd in een gemiddelde arbeidsduur van 21,5 uur per 2 weken (29,86%) met ingang van 1 februari 2003.
Op 22 december 2003 schrijft Atrium aan [eiseres]: dat met ingang van 1 januari 2004 uw dienstverband wordt opgehoogd naar gemiddeld 31,50 uren per 2 weken, zijnde 43,75%(...). De ophoging is van tijdelijke aard en geldt van 1 januari 2004 tot 1 januari 2005.
Op 16 december 2004 schrijft Atrium aan [eiseres]: dat de tijdelijke ophoging van uw dienstverband wordt verlengd met ingang van 1 januari 2005 tot 1 januari 2006.
Op 24 juni 2005 schrijft Atrium aan [eiseres]: dat met ingang van 1 juli 2005 de tijdelijke ophoging van uw dienstverband wordt gewijzigd (…) naar gemiddeld 34 uren per 2 weken (zijnde 47,22%). (…)Deze wijziging is van tijdelijke aard en geldt van 1 juli 2005 tot 1 januari 2006.
Op 30 september 2005 schrijft Atrium aan [eiseres]: dat met ingang van 1 oktober 2005 uw dienstverband wordt gewijzigd(...) naar gemiddeld 36,50 uren per 2 weken (zijnde 50,69%). (…) De ophoging is van tijdelijke aard en geldt van 1 oktober 2005 tot 1 januari 2006.
Op 31 oktober 2005 schrijft Atrium aan [eiseres]: dat met ingang van 20 oktober 2005 uw dienstverband is gewijzigd (…) naar gemiddeld 40,50 uren per 2 weken (zijnde 56,25%.)(...) De ophoging is van tijdelijke aard en geldt van 20 oktober 2005 tot 1 januari 2006.
Op 12 december 2005 schrijft Atrium aan [eiseres]: dat de tijdelijke ophoging van uw dienstverband (zijnde gemiddeld 19 uren per 2 weken) wordt verlengd met ingang van 1 januari 2006 tot 28 december 2006. Deze tijdelijke ophoging wordt tevens gewijzigd(…). Uw totale arbeidsduur bedraagt dus per 1 januari 2006 tot 28 december 2006 gemiddeld 44,50 uren per 2 weken, zijnde 61,81%.
In de brieven staat steeds de zinsnede: deze brief maakt integraal deel uit van uw arbeidsovereenkomst.
[eiseres] is op 26 juli 2006 arbeidsongeschikt geworden.
Atrium schrijft haar op 12 december 2006: In vervolg op ons schrijven d.d. 12 december 2005 bevestigen wij u dat uw tijdelijke ophoging uren met ingang van 28 december 2006 komt te vervallen. Dit houdt voor u in, dat uw arbeidsovereenkomst in de functie van medewerker portioneren voor onbepaalde tijd van gemiddeld 21,50 uren per 2 weken zijnde 29,86 procent weer van toepassing is.
Gedurende de periode van 26 juli 2006 tot 28 december 2006 heeft Atrium het loon doorbetaald over 22 uur en 15 minuten per week en met ingang van 28 december 2006 heeft zij het loon doorbetaald over 10 uur en 45 minuten per week. [eiseres] is per 13 september 2007 hersteld verklaard.
Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Ziekenhuizen van toepassing.
Artikel 4.2 van de CAO zegt over doorbetaling loon tijdens arbeidsongeschiktheid:
1. De werknemer die wegens arbeidsongeschiktheid verhinderd is werkzaamheden te verrichten en de werkgever hiervan direct op de hoogte heeft gesteld, heeft op grond van het BW gedurende een termijn van maximaal 104 weken recht op 70% van het naar tijdsruimte vastgestelde loon. Onder het naar tijdsruimte vastgestelde loon wordt verstaan het salaris van de werknemer vermeerderd met structurele looncomponenten zoals onregelmatigheidstoeslag en bereikbaarheidsdienstentoeslag. De structurele looncomponenten worden gemeten op maandbasis over een periode van zes maanden voorafgaand aan de maand waarin de arbeidsongeschiktheid is ontstaan.
(…)
4. Het op grond van lid 1 vastgestelde loon wordt aangepast aan:
(…)
- de contractwijzigingen die vóór de aanvang van de arbeidsongeschiktheid zijn overeengekomen, indien de periode tussen de eerste dag van arbeidsongeschiktheid en de ingangsdatum van de contractwijziging korter is dan drie maanden. Aanpassing vindt plaats met ingang van de dag waarop die contractwijziging in werking treedt.
(…)
6. In geval de werkgever van mening is dat ten aanzien van de arbeidsongeschikte werknemer sprake is van een beroeps- of chronische ziekte en/of een levensbedreigende aandoening, kan hij een naar hoogte en duur te bepalen loonaanvulling aan deze werknemer verstrekken.
2 [eiseres] vordert, na vermindering van eis:
2.1 primair te verklaren voor recht, dat de arbeidsovereenkomst ook na 28 december 2006 wordt voortgezet op basis van een arbeidsomvang van 22 uur en 15 minuten per week dan wel
subsidiair Atrium te veroordelen de arbeidsovereenkomst voort te zetten vanaf 28 december 2006 tot een omvang van 22 uur en 15 minuten per week, onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag of gedeelte daarvan dat Atrium in gebreke blijft geheel of gedeeltelijk aan deze veroordeling te voldoen;
2.2 Atrium te veroordelen tot loondoorbetaling tot 100% van het loon tot 26 juli 2007 (1 jaar na 1e ziektedag) en overigens van 26 juli 2007 tot datum herstel (13 september 2007) het minimumloon over de verminderde uren, zijnde een totaal van € 4.982,86 bruto te verhogen met 8% vakantietoeslag (€ 163,95), opeisbaar in mei 2008 en 5% eindejaarsuitkering
(€ 235,66 bruto) te voldoen op de daartoe in de CAO gestelde tijdstippen;
2.3 Atrium te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW over het gevorderde salaris vanaf 31 december 2006, althans het tijdstip der dagvaarding;
2.4 Atrium te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente ex art. 6:119 BW jo 6:120 BW over alle gevorderde bedragen, voor wat betreft de bedragen welke opeisbaar zijn vanaf 31 december 2006, althans het tijdstip der dagvaarding en voor wat betreft bedragen welke nadien opeisbaar zijn geworden vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van die bedragen;
met veroordeling van Atrium in de proceskosten.
[eiseres] maakt aanspraak op doorbetaling van het loon over 22 uur en 15 minuten primair op grond van artikel 4.2 van de CAO Ziekenhuizen. Subsidiair is zij van mening dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig beëindigd is voor het verschil in uren voor en na 28 december 2006 hetzij omdat sprake is van een vorm van ontslag, waarvoor een ontslagvergunning ex art. 6 BBA vereist is, hetzij omdat door het aantal wijzigingen op grond van artikel 6:668a BW inmiddels sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor 22 uur en 15 minuten per week. Meer subsidiair is [eiseres] van mening dat Atrium niet handelt als goed werkgeefster door het aantal arbeidsuren niet te continueren op 22 uur en 15 minuten per week.
Atrium betwist de vordering gemotiveerd, waartoe wordt verwezen naar de conclusies en hetgeen ter comparitie naar voren is gebracht.
3.1 Hetgeen partijen ten eerste verdeeld houdt is de uitleg van artikel 4.2 van de CAO. Voor die uitleg zijn de bewoordin¬gen van deze bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van die overeenkomst, in beginsel van doorslaggevende betekenis.
De bepaling gaat over de doorbetaling van loon tijdens ziekte bij contractwijzigingen die vóór de aanvang van de arbeidsongeschiktheid zijn overeengekomen en waarbij de periode tussen de eerste dag van arbeidsongeschiktheid en de ingangsdatum van de contractwijziging korter is dan drie maanden. In casu is de (laatste) contractwijziging ingegaan op 1 januari 2006. [eiseres] is arbeidsongeschikt geworden op 26 juli 2006, zodat artikel 4.2 van de CAO toepassing mist.
3.2 De stelling van [eiseres] dat op grond van artikel 7:668a lid 1 onder b BW inmiddels sprake is van een arbeidsovereenkomst (met een omvang van 22 uur en 15 minuten per week) voor onbepaalde tijd wordt verworpen.
Het gaat immers steeds over een tijdelijke verhoging van het aantal uren voor een bepaalde periode. De inhoud van de arbeidsovereenkomst en de werkzaamheden van [eiseres] als zodanig zijn daarbij dezelfde gebleven (zie ook CRvB 18 februari 2003, RSV 2003/95).
Er is evenmin een tweede, nieuwe, arbeidsovereenkomst tot stand gekomen.
3.3 De vraag is vervolgens of Atrium zich als een goed werkgever heeft gedragen door [eiseres] vanaf 28 december 2006 weer te houden aan haar oorspronkelijk contract.
Voor de beantwoording van die vraag zijn de volgende omstandigheden relevant.
[eiseres] was in december 2006 al zeven jaar in dienst van Atrium en zij is met ingang van 2003 bij deze werkgever steeds langer gaan werken en (dus) meer gaan verdienen. Het gevolg van de beslissing van Atrium van 12 december 2006 was, dat [eiseres] haar inkomen op zeer korte termijn, per 28 december 2006, met meer dan de helft zag verminderen, namelijk van loon over 22 uur en 15 minuten per week naar loon over 10 uur en 45 minuten per week. [eiseres] kon geen aanspraak maken op een Ziektewetuitkering of WW-uitkering.
De beslissing werd bovendien door Atrium genomen op een moment dat [eiseres] leed aan een chronische ziekte ten gevolge van een hersenstaminfarct. Ingevolge de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte is bij de uitkering van loon een (direct of indirect) onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte verboden. Atrium stelt dat [eiseres] ook indien zij niet arbeidsongeschiktheid was geworden met ingang van 28 december 2006 weer voor 10 uur en 45 minuten zou zijn gaan werken. Deze stelling wordt door Atrium op geen enkele wijze onderbouwd. Atrium heeft aan [eiseres] in de brief van 12 december 2006 ook geen enkele motivering gegeven voor de plotselinge halvering van haar werkuren (en loon). Atrium heeft haar stelling, dat [eiseres] met ingang van 28 december 2006 in exact dezelfde positie verkeert als zij zou hebben verkeerd indien zij na 28 december 2006 arbeidsongeschikt zou zijn geworden, evenmin aannemelijk gemaakt.
Voorts kent artikel 4.6 van de CAO een hardheidsclausule die Atrium - uitgaande van het door haar verdedigde standpunt - de mogelijkheid bood om [eiseres] in verband met haar chronische ziekte tegemoet te komen bij de enorme inkomensachteruitgang. Atrium had op grond van die bepaling immers de mogelijkheid haar loon - eventueel als overgangsmaatregel en/of tijdelijk - aan te vullen. Van die mogelijkheid heeft Atrium evenmin gebruik gemaakt.
Tenslotte dient het handelen van Atrium, hoewel als zodanig niet in strijd met de letter van artikel 7:668a BW, te worden aangemerkt als strijdig met de in dat artikel door de wetgever beoogde bescherming van de rechtszekerheid van de werknemer.
Concluderend moet worden vastgesteld dat Atrium door eerst het aantal uren van [eiseres] vanaf 2003 steeds op tijdelijke basis te verhogen van 10 uur en 45 minuten per week naar 22 uur en 15 minuten per week en deze per 28 december 2006 zonder enige motivering vrijwel van de ene dag op de andere met meer dan de helft te verminderen op een moment dat [eiseres] chronisch ziek was, in strijd heeft gehandeld met goed werkgeverschap.
4.1 De primaire vordering zal worden afgewezen, nu, zoals hiervoor sub 3.2 is overwogen, in rechte niet is komen vast te staan dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst is gaan gelden voor onbepaalde tijd met een arbeidsomvang van 22 uur en 15 minuten.
De subsidiaire vordering zal worden toegewezen, nu Atrium ook in de onderhavige procedure geen enkele motivering heeft gegeven voor haar beslissing van 12 december 2006.
In de aard van het geschil en de vermindering van de vordering wordt aanleiding gezien de medegevorderde dwangsom af te wijzen.
4.2 Atrium heeft (de hoogte van) de vordering terzake loon, eindejaarsuitkering, vakantietoeslag, wettelijke verhoging en wettelijke rente evenmin weersproken, zodat de vordering op deze onderdelen eveneens zal worden toegewezen met dien verstande dat de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW, zoals gebruikelijk, zal worden gesteld op 15% en terzake een bedrag zal worden toegewezen van € 747,43 bruto.
4.3 Atrium zal, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten.
3 UITSPRAAK
De kantonrechter:
veroordeelt Atrium vanaf 28 december 2006 de arbeidsovereenkomst voort te zetten tot een omvang van 22 uur en 15 minuten per week;
veroordeelt Atrium om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen:
- een bedrag van € 4.982,86 bruto aan achterstallig loon;
- 8% vakantietoeslag (€163,95) opeisbaar in mei 2008 en 5% eindejaarsuitkering (€ 235,66 bruto) te voldoen op de daartoe in de CAO gestelde tijdstippen;
- de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW ad € 747,43 bruto;
- de wettelijke rente over voormelde bedragen vanaf de dag der opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Atrium in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiseres] gevallen en tot aan dit vonnis begroot op € 985,31, waarvan te betalen:
- aan eiser: € 37,75 wegens door deze betaalde gedeelte van het vast recht;
- aan de griffier van de gerechten in de Rechtbank Maastricht een bedrag van € 947,56, die dit bedrag op de voet van art. 243 Rv. zal verrekenen als volgt:
- € 84,31 wegens kosten dagvaarding
- € 113,25 wegens in debet gesteld vast recht
- € 750,00 salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. A.C. Oosterman-Meulenbeld, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.