RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummers: 03/994148-06; 03/994147-06 (ter terechtzitting gevoegd); 03/994185-07 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 26 februari 2008
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 februari 2008 op tegenspraak gewezen door de economische politierechter in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum verdachte]
wonende te [adres verdachte]
Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
Parketnummer 03/994148-06
hij in of omstreeks de periode van 9 februari 2006 tot en met 12 april 2006 in de gemeente [naam gemeente], in elk geval in Nederland, als eigenaar of houder van hoog risicomateriaal, te weten op zijn bedrijf aangetroffen dode varkens, in elk geval kadavers van vee, niet aan zijn verplichting heeft voldaan het materiaal overeenkomstig de door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in de "Regeling dierlijke bijproducten" gestelde regelen, te administreren en/of aan te geven bij en/of ter beschikking te houden van en/of af te staan aan de ondernemer binnen wiens werkgebied het materiaal zich bevond, aangezien, hij, verdachte, verzuimd heeft zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de eerste werkdag, volgende op de dag waarop het materiaal was ontstaan, van dat materiaal aangifte te doen bij het op grond van artikel 13 van de Verordening (EG) nr. 1774/2002 door de genoemde minister erkend categorie 1-verwerkingsbedrijf, onderscheidenlijk erkend categorie
2-verwerkingsbedrijf in wiens gebied het materiaal zich bevindt;
Parketnummer 03/994147-06
hij in of omstreeks de periode van 7 september 2005 tot en met 23 februari 2006in de gemeente [naam gemeente], in elk geval in Nederland, als eigenaar of houder van hoog risicomateriaal, te weten op zijn bedrijf aangetroffen dode varkens, in elk geval kadavers van vee, niet aan zijn verplichting heeft voldaan het materiaal overeenkomstig de door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in de "Regeling dierlijke bijproducten" gestelde regelen, te administreren en/of aan te geven bij en/of ter beschikking te houden van
en/of af te staan aan de ondernemer binnen wiens werkgebied het materiaal zich bevond, aangezien, hij, verdachte, verzuimd heeft zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de eerste werkdag, volgende op de dag waarop het materiaal was ontstaan, van dat materiaal aangifte te doen bij het op grond van artikel 13 van de Verordening (EG) nr. 1774/2002 door de genoemde minister erkend categorie 1-verwerkingsbedrijf, onderscheidenlijk erkend categorie 2-verwerkingsbedrijf in wiens gebied het materiaal zich bevindt;
Parketnummer 03/994185-07
Primair
Hij op of omstreeks 20 juli 2006 tot en met 7 februari 2007 in de gemeente [naam gemeente], al dan niet opzettelijk, 60 varkens, althans een of meerdere varkens, zijnde destructiemateriaal, heeft onttrokken aan verwerking;
Subsidiair
hij in de periode van 20 juli 2006 tot en met 7 februari 2007 in de gemeente [naam gemeente], in elk geval in Nederland, als eigenaar of houder van hoog risicomateriaal, te weten op zijn bedrijf aangetroffen dode varkens, in elk geval kadavers van vee, niet aan zijn verplichting heeft voldaan het materiaal overeenkomstig de door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in de "Regeling dierlijke bijproducten" gestelde regelen, te administreren en/of aan te geven bij en/of ter beschikking te houden van en/of af te staan aan de ondernemer binnen wiens werkgebied het materiaal zich bevond, aangezien, hij, verdachte, verzuimd heeft zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de eerste werkdag, volgende op de dag waarop het materiaal was ontstaan, van dat materiaal aangifte te doen bij het op grond van artikel 13 van de Verordening (EG) nr. 1774/2002 door de genoemde minister erkend
categorie 1-verwerkingsbedrijf, onderscheidenlijk erkend categorie 2-verwerkingsbedrijf in wiens gebied het materiaal zich bevindt;
De economische politierechter acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder parketnummer 03/994185-07 primair is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De economische politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 03/994148-06, 03/994147-06, 03/994185-07 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Parketnummer 03/994148-06
hij in de periode van 24 februari 2006 tot en met 12 april 2006 in de gemeente [naam gemeente], als eigenaar van hoog risicomateriaal, te weten op zijn bedrijf aangetroffen dode varkens, niet aan zijn verplichting heeft voldaan het materiaal overeenkomstig de in de "Regeling dierlijke bijproducten" gestelde regelen, te administreren en/of aan te geven bij en/of ter beschikking te houden van en/of af te staan aan de ondernemer binnen wiens werkgebied het materiaal zich bevond, aangezien, hij, verdachte, verzuimd heeft zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de eerste werkdag, volgende op de dag waarop het materiaal was ontstaan, van dat materiaal aangifte te doen bij het op grond van artikel 13 van de Verordening (EG) nr. 1774/2002 door de genoemde minister erkend categorie 1-verwerkingsbedrijf, onderscheidenlijk erkend categorie
2-verwerkingsbedrijf in wiens gebied het materiaal zich bevindt;
Parketnummer 03/994147-06
hij in de periode van 7 september 2005 tot en met 23 februari 2006 in de gemeente [naam gemeente], als eigenaar van hoog risicomateriaal, te weten op zijn bedrijf aangetroffen dode varkens, niet aan zijn verplichting heeft voldaan het materiaal overeenkomstig de in de "Regeling dierlijke bijproducten" gestelde regelen, te administreren en/of aan te geven bij en/of ter beschikking te houden van en/of af te staan aan de ondernemer binnen wiens werkgebied het materiaal zich bevond, aangezien, hij, verdachte, verzuimd heeft zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de eerste werkdag, volgende op de dag waarop het materiaal was ontstaan, van dat materiaal aangifte te doen bij het op grond van artikel 13 van de Verordening (EG) nr. 1774/2002 door de genoemde minister erkend categorie 1-verwerkingsbedrijf, onderscheidenlijk erkend categorie 2-verwerkingsbedrijf in wiens gebied het materiaal zich bevindt;
Parketnummer 03/994185-07
Subsidiair
hij in de periode van 20 juli 2006 tot en met 7 februari 2007 in de gemeente [naam gemeente], als eigenaar van hoog risicomateriaal, te weten op zijn bedrijf aangetroffen dode varkens, niet aan zijn verplichting heeft voldaan het materiaal overeenkomstig de in de "Regeling dierlijke bijproducten" gestelde regelen, te administreren en/of aan te geven bij en/of ter beschikking te houden van en/of af te staan aan de ondernemer binnen wiens werkgebied het materiaal zich bevond, aangezien, hij, verdachte, verzuimd heeft zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de eerste werkdag, volgende op de dag waarop het materiaal was ontstaan, van dat materiaal aangifte te doen bij het op grond van artikel 13 van de Verordening (EG) nr. 1774/2002 door de genoemde minister erkend categorie 1-verwerkingsbedrijf, onderscheidenlijk erkend categorie 2-verwerkingsbedrijf in wiens gebied het materiaal zich bevindt.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De beslissing van de economische politierechter, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt.
T.a.v. 03/994148-06:
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 12, eerste lid van de Destructiewet (oud).
T.a.v. 03/994147-06:
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 12, eerste lid van de Destructiewet (oud).
T.a.v. 03/994185-07 subsidiair:
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 12, eerste lid van de Destructiewet (oud).
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straffen
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 10.000,- waarvan € 6000,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de economische politierechter in verband met de op te leggen straffen het volgende.
Per 1 januari 2008 is de Destructiewet ingetrokken en vervangen door een nieuw Hoofdstuk VIIA in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWD). Het bepaalde in artikel 12, eerste lid, van de Destructiewet en de uitwerking daarvan in de Regeling dierlijke bijproducten is thans opgenomen in artikel 81g, eerste lid, van de GWD. Artikel 1a, aanhef en onder 3, van de WED is in verband met deze wijziging eveneens aangepast.
Alhoewel artikel 81g van de GWD en de nieuwe Regeling dierlijke bijproducten redactioneel anders zijn opgebouwd dan de vervallen regelgeving, leidt deze opbouw in materiële niet tot een andere norm. Ook onder het regime van de nieuwe bepalingen blijven de bewezen verklaarde feiten strafbaar.
Met betrekking tot de op te leggen straf overweegt de economische politierechter verder als volgt.
De verdachte heeft voor een bedrijfseconomisch probleem gezocht naar een oplossing. Deze oplossing bestaat hierin dat hij een vriescel bouwt, waarbinnen de kadavers van varkens worden ingevroren en verzameld, zodat de ondernemer die deze kadavers komt ophalen en dient te verwijderen minder frequent het bedrijf hoeft te bezoeken. Niet gebleken is, dat deze oplossing tot problemen in de bedrijfsuitoefening van zowel verdachte als de bedoelde ondernemer leidt.
Evenmin blijkt van gevaar, schade of hinder die de openbare gezondheid bedreigen, zodat deze oplossing niet tot een aantasting van dit door de wetgever beschermde belang leidt.
De economische politierechter kwalificeert de oplossing van de verdachte dan ook als een best practice. In die zin is een onvoorwaardelijke bestraffing van het handelen van de verdachte dan ook niet op zijn plaats.
Met de keuze voor deze praktijk plaatst de verdachte zich echter wel buiten het door de wetgever vastgestelde kader. De economische politierechter is van oordeel dat deze vorm van eigenrichting niet past binnen het stelsel van de rechtsstaat. Indien de verdachte van mening is dat de regelgeving niet tegemoet komt aan de eisen van de praktijk, dan dient hij deze (politieke) problematiek via zijn belangenorganisaties en via zijn vertegenwoordigers in de Staten-Generaal aan de minister voor te leggen. Zolang de regelgeving niet de werkwijze zoals de verdachte die voor ogen heeft staan toelaat, zal hij zich dienen te conformeren aan de bestaande regelgeving. Het is om deze reden dat de economische politierechter wel een voorwaardelijke bestraffing van de verdachte ter zake de bewezenverklaarde feiten op zijn plaats acht.
De bewezenverklaarde feiten betreffen overtredingen.
De economische politierechter legt op per overtreding een geldboete ter hoogte van € 2.500,-subsidiair 50 dagen hechtenis (in totaal mitsdien € 7.500,-) geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c en 62 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 12 (oud) van de Destructiewet en artikel 6 van de Wet op de economische delicten.
De economische politierechter
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 994185-07 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het overige ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde per overtreding tot een geldboete ter hoogte van € 2.500,-, subsidiair 50 dagen hechtenis (in totaal mitsdien € 7.500,-) geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. F.A.G.M. Vluggen, economische politierechter in tegenwoordigheid van mr. S. Josephs griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 26 februari 2008, zijnde de griffier buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.