ECLI:NL:RBMAA:2008:BC5169

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
26 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/703263-07
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en ontploffing met gemeen gevaar voor goederen in Maastricht

Op 15 maart 2007 vond er een ontploffing plaats in de centrale hal van een flatgebouw in Maastricht, waarbij een persoon gehoorschade opliep. De ontploffing werd veroorzaakt door een envelop met een geïmproviseerde explosieve constructie, die door de verdachte in de brievenbus was geplaatst. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan poging tot doodslag en het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel. De verdachte had de explosieve constructie, bestaande uit pyroknalpatronen, een lont, een batterij en een ontsteker, in de brievenbus geplaatst als een soort alarmsysteem, omdat hij dacht dat iemand zijn post steelde. De rechtbank verwierp de verdediging van de verdachte, die stelde dat de doorzoeking van zijn appartement onrechtmatig was en dat hij de ontploffing niet zelf had veroorzaakt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verantwoordelijk was voor de ontploffing, omdat hij wist dat de constructie gevaarlijk was. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 11 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uren. De rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van drie maanden op, die niet ten uitvoer werd gelegd, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/703263-07
Datum uitspraak: 26 februari 2008
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 februari 2008 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum verdachte],
wonende te [adres verdachte].
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 8 december 2006 tot en met 15 maart 2007 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon (te weten [naam slachtoffer]) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een envelop met daarin een geïmproviseerde explosieve constructie (bestaande onder andere uit een of meer pyroknalpatronen en/of een lont en/of een batterij en/of een ontsteker) heeft achtergelaten en/of geplaatst in een brievenbus (welke is gelegen in de centrale toegangshal van een aan de [V-weg] gelegen flatgebouw), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 8 december 2006 tot en met 15 maart 2007 in de gemeente Maastricht grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig een envelop met daarin een geïmproviseerde explosieve constructie (bestaande onder andere uit een of meer pyroknalpatronen en/of een lont en/of een batterij en/of een ontsteker) heeft achtergelaten en/of geplaatst in een brievenbus (welke is gelegen in de centrale toegangshal van een aan de [V-weg] gelegen flatgebouw), waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten gehoorschade, heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze was ontstaan;
2.
hij op of omstreeks 15 maart 2007 in de gemeente Maastricht, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door in of omstreeks de periode van 8 december 2006 tot en met 15 maart 2007 een envelop met daarin een geïmproviseerde explosieve constructie (bestaande onder andere uit een of meer pyroknalpatronen en/of een lont en/of een batterij en/of een ontsteker) achter te laten en/of te plaatsen in een brievenbus (welke is gelegen in de centrale toegangshal van een aan de [V-weg] gelegen flatgebouw), terwijl daarvan gemeen gevaar voor die brievenbus en/of een of meer (andere) nabijgelegen brievenbus(sen) en/of dat flatgebouw en/of de inboedel van dat flatgebouw en/of gemeen gevaar voor de/een perso(o)n(en) die zich in de nabije omgeving van die brievenbus bevond(en) en/of de/een bewoner(s) en/of bezoeker(s) van dat flatgebouw, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die perso(o)n(en) die zich in de nabije omgeving van die brievenbus bevond(en) en/of die bewoner(s) en/of bezoeker(s), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
3.
hij in of omstreeks de periode van 15 maart 2007 tot en met 16 maart 2007 in de gemeente Maastricht
- een of meer wapens als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie I, onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel en/of een ploertendoder, en/of
- een wapen als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie I, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een stiletto,
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
4.
hij in of omstreeks de periode van 15 maart 2007 tot en met 16 maart 2007 in de gemeente Maastricht munitie als bedoeld in artikel 2, lid 2, categorie II, te weten 72, in elk geval een of meer, pyrotechnische patronen (met als opschrift (onder andere) Pyro Knallpatrone P), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij omstreeks 15 maart 2007 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon (te weten [naam slachtoffer]) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een envelop met daarin een geïmproviseerde explosieve constructie (bestaande onder andere uit pyroknalpatronen en een lont en een batterij en een ontsteker) heeft geplaatst in een brievenbus (welke is gelegen in de centrale toegangshal van een aan de [V-weg] gelegen flatgebouw), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 15 maart 2007 in de gemeente Maastricht opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door omstreeks 15 maart 2007 een envelop met daarin een geïmproviseerde explosieve constructie (bestaande onder andere uit pyroknalpatronen en een lont en een batterij en een ontsteker) te plaatsen in een brievenbus (welke is gelegen in de centrale toegangshal van een aan de [V-weg] gelegen flatgebouw), terwijl daarvan gemeen gevaar voor die brievenbus en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de/een perso(o)n(en) die zich in de nabije omgeving van die brievenbus bevond(en), te duchten was;
3.
hij in de periode van 15 maart 2007 tot en met 16 maart 2007 in de gemeente Maastricht
- wapens als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie I, onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel en een ploertendoder, en
- een wapen als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie I, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een stiletto,
voorhanden heeft gehad;
4.
hij in de periode van 15 maart 2007 tot en met 16 maart 2007 in de gemeente Maastricht munitie als bedoeld in artikel 2, lid 2, categorie II, onder 3, te weten 72 pyrotechnische patronen (met als opschrift (onder andere) Pyro Knallpatrone P), voorhanden heeft gehad.
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt:
feit 1 primair:
poging tot zware mishandeling;
feit 2:
opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
en
opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
feit 3:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Nadere overweging met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt de volgende feiten vast op basis van het dossier en hetgeen ter terechtzitting is gebeurd.
Op 15 maart 2007 vindt een ontploffing plaats in de centrale hal van het flatgebouw aan de [V-weg] in Maastricht bij de brievenbussen. Een persoon is daar op dat moment aanwezig en gaat in verband met mogelijke gehoorschade naar het ziekenhuis.
Na onderzoek blijkt een envelop uit brievenbus F.5.12 te zijn ontploft. De explosieve constructie bestaat uit pyroknalpatronen, een lont, een batterij en een ontsteker. De ontploffing van dergelijke patronen kan leiden tot letsel aan bijvoorbeeld de handen en de ogen en tot gehoorschade.
Kort daarvoor heeft de politie appartement F.5.12 doorzocht. De doorzoeking vindt plaats in het kader van een onderzoek naar aanleiding van een aangifte van het ongewenst plaatsen van foto’s op internet. Bij dit onderzoek is het IP-adres van verdachte naar voren gekomen. Het appartement F.5.12 is leeg, om welke reden de woningcorporatie de brievenbus laat legen en afsluiten.
Als de politie na de ontploffing nader onderzoek doet, blijkt dat het doorzochte appartement niet van verdachte is, maar dat hij zijn huisnummer F.5.12 heeft verwisseld met het huisnummer van het doorzochte pand (F.5.11). Zijn eigen woning wordt vervolgens doorzocht en de politie treft in dat kader aan een boksbeugel, een ploertendoder, een stiletto en 72 pyrotechnische patronen.
Verdachte heeft aangegeven dat al deze voorwerpen van hem zijn en dat hij de brief met de patronen in zijn brievenbus had gestopt als alarmsysteem. Hij miste volgens eigen zeggen namelijk steeds post en hoopte zo degene die dat deed te kunnen betrappen.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld - zakelijk weergegeven - dat de hiervoor als eerste genoemde doorzoeking onrechtmatig was, omdat in het dossier stukken met betrekking tot de zaak van de aangifte ontbreken. Omdat de doorzoeking onrechtmatig is, mag al hetgeen daaruit voortvloeit niet voor bewijs worden gebruikt. Ook het openen van de brievenbus van verdachte is onrechtmatig. Er is daarom onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen, zodat vrijspraak moet volgen.
Voorts heeft de raadsman gesteld dat verdachte de ontploffing niet zelf heeft veroorzaakt, zodat de rechtbank ook om deze reden niet tot een bewezenverklaring kan komen en verdachte zal moeten vrijspreken.
De rechtbank volgt deze standpunten niet. Verdachte kan zich volgens vaste jurisprudentie niet beroepen op een eventuele onrechtmatigheid van de doorzoeking van het appartement F.5.11 eenvoudigweg omdat dit niet zijn appartement was. Dat hij zijn eigen huisnummer en dat van dit appartement heeft verwisseld, is niet relevant. Het maakt F.5.11 immers niet tot zijn woning.
Dat het openen van de brievenbus en de daarop volgende ontploffing verdachte niet kan worden aangerekend, omdat, zo begrijpt de rechtbank, de medewerker van de wooncorporatie zijn brievenbus helemaal niet had mogen openen, verwerpt de rechtbank. Het openen van de brievenbus van verdachte was het directe gevolg van het leeg aantreffen van het appartement waarvan gedacht werd dat het het appartement van verdachte was, en dat rechtvaardigt het leeg maken van de bijbehorende brievenbus. Dat het in feite niet ging om de brievenbus van het doorzochte appartement is geheel en al het gevolg van de verwisseling van huisnummers door verdachte zelf. Op de door verdachte gestelde onrechtmatigheid van het handelen van de wooncorporatie kan hij zich daarom niet beroepen.
Ook de stelling dat verdachte de ontploffing niet aangerekend kan worden, omdat het slachtoffer de brief met de explosieve constructie tot ontploffing bracht door die brief uit de brievenbus te halen, verwerpt de rechtbank als onjuist. Verdachte heeft de brief inclusief de explosieve constructie in zijn brievenbus gedaan en wist dat die constructie zou ontploffen door het gedrag van iemand anders. Het teweegbrengen van de ontploffing door het slachtoffer is door deze intentie geheel aan verdachte aan te rekenen.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straffen
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1 primair, 2, 3 en 4 zal worden veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 11 maanden en 19 dagen voorwaardelijk met reclasseringstoezicht en een proeftijd van twee jaren en
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 200 uren.
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair oplegging van een lagere straf.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straffen het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straffen gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft, omdat iemand volgens hem zijn post uit zijn brievenbus wegnam, een brief met daarin een explosieve constructie met pyroknalpatronen in zijn brievenbus gedaan. Hij wist dat de patronen zouden ontploffen, want dat was hem zelf ook al overkomen. Ook wist hij dat iemand mogelijk letsel, bijvoorbeeld aan de ogen, kan oplopen door zo’n ontploffing.
Net als de officier van justitie acht de rechtbank een forse taakstraf en een voorwaardelijke straf met een proeftijd passend voor het maken van een dergelijke “bombrief” met een relatief licht explosief, waarbij het slachtoffer relatief gering letsel kan oplopen.
De rechtbank zal echter geen reclasseringstoezicht opleggen in het kader van de op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie is gevorderd, omdat dat, gelet op hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen en de persoon van de verdachte, geen meerwaarde heeft voor de verdachte.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 157 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van DRIE MAANDEN;
- beveelt dat de opgelegde gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, zijnde een werkstraf, voor de duur van TWEEHONDERDVEERTIG UREN;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis voor de duur van HONDERDTWINTIG DAGEN zal worden toegepast;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van twee uren per dag.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. M.M. Beije, voorzitter, mr. J.F.W. Huinen en mr. M.C.A.E. van Binnebeke, rechters, in tegenwoordigheid van J.M.A. Haanen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 26 februari 2008.