ECLI:NL:RBMAA:2007:BG9608

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
22 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
119314 - HA ZA 07-422
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in geschil tussen advocaat en cliënt over declaraties

In deze zaak heeft de rechtbank Maastricht zich bevoegd verklaard om kennis te nemen van een geschil tussen de maatschap Thuis & Partners Advocaten en een cliënt over de hoogte van declaraties. De eiseres, Thuis & Partners, vorderde betaling van twee declaraties, respectievelijk € 6.019,40 en € 454,10, vermeerderd met wettelijke rente. De gedaagde, die de declaraties betwistte, stelde dat de rechtbank zich onbevoegd diende te verklaren en dat de Raad van Toezicht bevoegd was om het geschil te behandelen, op basis van de Wet Tarieven Burgerlijke Zaken (WTBZ). De rechtbank overwoog dat, hoewel de hoogte van de declaraties in principe onder de bevoegdheid van de Raad van Toezicht valt, de rechtbank in dit geval ook bevoegd was om van het gehele geschil kennis te nemen. De rechtbank verwierp de vordering van de gedaagde tot niet-ontvankelijkheid van Thuis & Partners en besloot dat de zaak verder behandeld zou worden. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een conclusie van antwoord door de gedaagde en het indienen van verhinderdata voor een eventuele comparitie. De kosten van het incident werden toegewezen aan de gedaagde, die deze binnen veertien dagen diende te voldoen, vermeerderd met wettelijke rente bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak : 22 augustus 2007
Zaaknummer : 119314 / HA ZA 07-422
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen
inzake
de maatschap naar burgerlijk recht THUIS & PARTNERS ADVOCATEN,
gevestigd en kantoorhoudende te Heerlen,
eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident,
procureur mr. N.P.F.E. van der Peet;
tegen:
[Naam gedaagde in de hoofdzaak],
wonende te Heerlen,
gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident,
procureur mr. B.M.A. Jegers.
1. Het verloop van de procedure
Eiseres in de hoofdzaak, hierna te noemen “Thuis en Partners”, heeft gedaagde in de hoofdzaak, [Gedaagde in de hoofdzaak], gedagvaard voor deze rechtbank en gesteld en gevorderd als in die dagvaarding vermeld. Bij die dagvaarding zijn producties overgelegd. [Gedaagde in de hoofdzaak] heeft daarna een incidentele conclusie tot niet-ontvankelijkheidverklaring c.q. onbevoegdverklaring genomen.
Vervolgens heeft Thuis en Partners in het incident een conclusie van antwoord genomen, zulks onder overlegging van één productie.
Ten slotte heeft de rechtbank in het incident vonnis bepaald op het rechtbankdossier. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. De vordering
In de hoofdzaak
2.1 Thuis en Partners heeft zich - kort gezegd - op het standpunt gesteld dat [Gedaagde in de hoofdzaak] ten onrechte een tweetal declaraties, die betrekking hebben op door Thuis en Partners verrichte werkzaamheden, onbetaald heeft gelaten. Thuis en Partners heeft dan ook gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad op alle dagen en uren, [Gedaagde in de hoofdzaak] te veroordelen:
Primair
1. om aan Thuis en Partners te voldoen het bedrag inzake de declaratie ad € 6.019,40, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf 22 juni 2006, dan wel vanaf de dag van het instellen van deze vordering tot de dag der algehele voldoening;
2. om aan Thuis en Partners te voldoen het bedrag inzake de declaratie ad € 454,10, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf 6 april 2007, dan wel vanaf de dag van het instellen van deze vordering tot de dag der algehele voldoening;
Subsidiair
3. om aan Thuis en Partners te voldoen het door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag inzake de declaraties ad
€ 6.019,40, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf 22 juni 2006, dan wel vanaf de dag van het instellen van deze vordering tot de dag der algehele voldoening;
4. om aan Thuis en Partners te voldoen het door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag inzake de declaraties ad
€ 454,10, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf 6 april 2007, dan wel vanaf de dag van het instellen van deze vordering tot de dag der algehele voldoening;
Primair en subsidiair
5. om aan Thuis en Partners te voldoen het bedrag aan buitengerechtelijke kosten ad € 768,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf de dag van het instellen van deze vordering tot de dag der algehele voldoening;
6. in de kosten van deze procedure, binnen acht dagen na dagtekening van het vonnis te voldoen, bij niet-betaling binnen bedoelde termijn te vermeerderen met wettelijke rente daarover vanaf bedoelde termijn tot de dag der algehele voldoening, alsmede in de nakosten ad € 131,00 dan wel indien betekening van het vonnis plaatsvindt ad € 199,00.
In het incident
2.2 [Gedaagde in de hoofdzaak] heeft daarop bij incidentele conclusie gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
Primair
Thuis en Partners niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen dan wel dat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren om van het onderhavige geschil kennis te nemen, zulks met veroordeling van Thuis en Partners in de kosten van deze procedure;
Subsidiair
de zaak te verwijzen naar de rol voor voortprocederen, in afwachting van de uitkomst van de begrotingsprocedure bij Raad van Toezicht, zulks met veroordeling van Thuis en Partners in de kosten van deze procedure.
2.3 Hiertoe heeft [Gedaagde in de hoofdzaak] zich op het standpunt gesteld dat hij niet gehouden is de gevorderde declaraties te voldoen, nu Thuis en Partners excessief heeft gedeclareerd. Aangezien [Gedaagde in de hoofdzaak] in de onderhavige procedure louter de hoogte van de declaraties in kwestie betwist, onder voorbehoud van alle rechten ter zake mogelijke andere verweren, is niet de rechtbank doch de Raad van Toezicht op grond van de artikelen 32-40 van de Wet Tarieven Burgerlijke Zaken (hierna: WTBZ) bevoegd om van het onderhavige geschil kennis te nemen.
2.4 Deze vordering wordt door Thuis en Partners weersproken, waartoe wordt verwezen naar de conclusie van antwoord in het incident.
3. De beoordeling
In het incident
3.1 Ingevolge artikel 32 van de WTBZ geschiedt, buiten de gevallen in artikel 31, tweede lid vermeld, in geval van verschil over het salaris, door de advocaat aan de cliënt berekend, de begroting door de raden van toezicht en discipline in de hoofdplaats van het arrondissement waarin de advocaat woonachtig is.
3.2 Bij uitspraak van zowel 26 februari 1988 (NJ 1989,28), als van 18 juni 1993 (NJ 1994,4) heeft de Hoge Raad bepaald dat de bijzondere rechtsgang van de WTBZ moet worden gevolgd in geval van een geschil over de hoogte (onderstreping door de rechtbank) van het honorarium van een advocaat. In de uitspraak van 1993 heeft de Hoge Raad bovendien overwogen dat indien de weigering van een cliënt om een declaratie te betalen berust op zijn stelling dat hem is toegezegd dat hij niets hoefde te betalen, de artikelen 32 - 40 van de WTBZ niet voor toepassing in aanmerking komen.
3.3 [Gedaagde in de hoofdzaak] heeft zich ten eerste op het standpunt gesteld dat Thuis en Partners niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering dan wel dat de rechtbank zich onbevoegd dient te verklaren van het onderhavige geschil kennis te nemen nu [Gedaagde in de hoofdzaak] in deze procedure slechts de hoogte (onderstreping door de rechtbank) van de gevorderde bedragen betwist. De rechtbank overweegt ten eerste dat uit de jurisprudentie van de Hoge Raad ter zake dit onderwerp kan worden afgeleid dat een geslaagd beroep op de toepassing van de artikelen 32-40 van de WTBZ niet zou dienen te leiden tot het oordeel dat Thuis en Partners niet-ontvankelijk is in haar vordering, doch tot het oordeel dat de rechtbank niet bevoegd is van het aan haar voorgelegde geschil kennis te nemen. De rechtbank zal de primaire vordering van [Gedaagde in de hoofdzaak] met betrekking tot de niet-ontvankelijkheid van Thuis en Partners dan ook afwijzen.
3.4 Alvorens over te gaan tot de beoordeling van de door [Gedaagde in de hoofdzaak] aan de orde gestelde bevoegdheidskwestie, overweegt de rechtbank dat [Gedaagde in de hoofdzaak] zich op het standpunt heeft gesteld dat hij in de onderhavige procedure louter de hoogte van de declaraties in kwestie betwist, onder voorbehoud van alle rechten ter zake mogelijke andere verweren. Nu in de dagvaarding enerzijds is gesteld dat tussen partijen zowel de hoogte als de verschuldigdheid van de declaraties in geschil is, terwijl daarnaast nog door Thuis en Partners wettelijke rente en overige kosten worden gevorderd en [Gedaagde in de hoofdzaak] anderzijds ook de verschuldigdheid van de declaraties lijkt te betwisten en ook overigens geen afstand heeft gedaan van zijn verweren ter zake dit punt dan wel ter zake de door Thuis en Partners ingestelde nevenvorderingen, zal de rechtbank de omvang van het geschil zoals door Thuis en partners aan haar voorgelegd beoordelen.
3.5.1 Uit de hiervoor vermelde jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat de rechtbank in beginsel niet bevoegd is om van het onderhavige geschil ter zake de hoogte van de declaraties kennis te nemen, terwijl de overige geschilpunten wel tot de bevoegdheid van de rechtbank behoren.
3.5.2 Tussen partijen is nu in geschil of Thuis en Partners zich voor wat betreft haar vordering tot betaling van de declaraties tot de Raad van Toezicht dient te wenden, terwijl zij zich ter zake de overigens door haar ingediende vorderingen verder tot de rechtbank mag blijven wenden. Het door de wetgever voorgestane doel van de regeling zoals deze is opgenomen in de artikelen 32-40 van de WTBZ was zowel het beperken van het aantal procedures omtrent de hoogte van het honorarium alsook het laten vaststellen van de begroting van dat honorarium door een daartoe bij uitstek in staat geachte Raad van Toezicht. Naar het oordeel van de rechtbank staat de beoordeling van de gehele vordering van Thuis en Partners (derhalve inclusief het geschilpunt dat de hoogte van de declaraties betreft) in casu niet op gespannen voet met de zojuist geformuleerde achtergrond van de genoemde regeling in de WTBZ. Immers, indien Thuis en Partners zich naast de onderhavige procedure voor wat betreft het geschilpunt in kwestie nog tot de Raad van Toezicht zou dienen te wenden, zouden er voor een zelfde vordering meerdere rechtsingangen moeten worden benut. De rechtbank kan daarnaast gelet op de evolutie in de rechtspraak door de jaren heen en zonder daarbij afbreuk te willen doen aan de competentie van de Raad van Toezicht, worden geacht een oordeel te vormen over het betreffende gedeelte van de vordering dat in beginsel niet tot haar bevoegdheid hoort, waarbij zij opgemerkt dat zij in voorkomend geval een deskundige kan benoemen om de begroting vast te stellen.
3.6 Nu de rechtbank tot kennisneming van het gehele tussen partijen bestaande geschil bevoegd is, zal de incidentele vordering van [Gedaagde in de hoofdzaak] worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [Gedaagde in de hoofdzaak] de kosten van dit incident dienen te dragen. Daarbij overweegt de rechtbank dat de door Thuis en Partners gevorderde nakosten in dit kader, gelet op het bepaalde in artikel 237, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), niet voor vergoeding in aanmerking komen. De door Thuis en Partners gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal voorts eerst vanaf het aflopen (cursivering door de rechtbank) van bedoelde termijn tot de dag der algehele voldoening worden toegewezen.
In de hoofdzaak
3.7 Ten aanzien van hetgeen Thuis en Partners heeft gesteld omtrent de verhouding tussen de door [Gedaagde in de hoofdzaak] ingediende incidentele conclusie en het bepaalde in artikel 128, derde lid Rv overweegt de rechtbank nog het volgende. Nog daargelaten dat de conclusie reeds door de rolrechter is geaccepteerd en als zodanig thans onderdeel uitmaakt van het procesdossier, vindt de door Thuis en Partners ter zake ingenomen stelling, die er op neerkomt dat [Gedaagde in de hoofdzaak] inhoudelijk niet een incidentele conclusie doch een conclusie van antwoord met een beperkte strekking heeft genomen, ook overigens onvoldoende steun in het stelsel van de wet. Voor het openstellen van tussentijds beroep tegen dit oordeel acht de rechtbank ten slotte geen termen aanwezig.
3.8 Gelet op hetgeen de rechtbank in het incident heeft overwogen acht de rechtbank zich bevoegd om van het onderhavige geschil kennis te nemen. De rechtbank zal de zaak in de stand waarin zij zich bevindt naar de rol van 3 oktober 2007 verwijzen voor het nemen van een conclusie van antwoord aan de zijde van [Gedaagde in de hoofdzaak] alsmede voor het nemen van een akte houdende verhinderdata zijdens beide partijen ter zake een eventueel te gelasten comparitie na antwoord.
4. De beslissing
De rechtbank:
In het incident
wijst het gevorderde af;
veroordeelt [Gedaagde in de hoofdzaak] in de kosten van dit incident aan de zijde van Thuis en Partners gevallen en tot op heden begroot op een bedrag van € 384,00 aan salaris procureur, binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis te voldoen, bij niet-betaling binnen bedoelde termijn te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het aflopen van bedoelde termijn tot de dag der algehele voldoening;
In de hoofdzaak
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rol van 3 oktober 2007 voor het nemen van een conclusie van antwoord aan de zijde van [Gedaagde in de hoofdzaak] alsmede voor het nemen van een akte houdende verhinderdata zijdens beide partijen ter zake een eventueel te gelasten comparitie na antwoord;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
P