ECLI:NL:RBMAA:2007:BC6138
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.M.A.F. Coenegracht
- Rechtspraak.nl
Kostenveroordeling bij erkenning tekortkoming door gedaagde tijdens procedure
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Maastricht op 28 november 2007, stond de vraag centraal of gedaagde in de proceskosten moest worden veroordeeld, nadat hij tijdens de procedure zijn tekortkomingen had erkend en aan de vordering van eiser had voldaan. Eiser, vertegenwoordigd door mr. J. Veenstra, had gedaagde aangeklaagd voor herstelkosten na een verbouwing aan zijn woning, die volgens eiser niet naar behoren was uitgevoerd. Gedaagde, vertegenwoordigd door mr. P.W.F. Kostons, had aanvankelijk afwijzend gereageerd op de vordering, maar kwam uiteindelijk tot een regeling met eiser.
De kantonrechter oordeelde dat gedaagde door zijn opstelling kosten had veroorzaakt aan de zijde van eiser, aangezien hij pas na het aanspannen van de procedure bereid was om zijn verplichtingen na te komen. De rechter volgde de zienswijze van eiser dat gedaagde nodeloos kosten had veroorzaakt, wat aanleiding gaf tot een kostenveroordeling. De kantonrechter stelde vast dat er geen overeenkomst was over de proceskosten tussen partijen, en dat gedaagde in de kosten moest worden veroordeeld.
De kantonrechter bepaalde dat gedaagde € 216,69 aan eiser moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 22 februari 2007. Daarnaast werd gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die werden begroot op € 84,31 voor de kosten van dagvaarding, € 199,- aan griffierecht en € 300,- voor het salaris van de gemachtigde. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.