ECLI:NL:RBMAA:2007:BB9578

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
31 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-703341-07
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot verkrachting door minderjarige met bijzondere voorwaarden en leerstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 31 augustus 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van poging tot verkrachting. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van acht maanden, waarvan zeven maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder het naleven van richtlijnen van de Jeugdreclassering en deelname aan het ITB harde kernproject gedurende de eerste zes maanden van de proeftijd. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot een leerstraf van veertig uur, bestaande uit het volgen van een cursus over seksualiteit, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren werd uitgevoerd.

De tenlastelegging betrof een incident op 5 april 2007 in Valkenburg, waar de verdachte de minderjarige [naam slachtoffer] zou hebben gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de poging tot verkrachting, maar sprak hem vrij van andere, meer ernstige beschuldigingen. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, het persoonlijk leed van het slachtoffer, en het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld.

De rechtbank besloot ook tot teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan zowel de benadeelde partij als de verdachte. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor de schade die door het bewezen verklaarde feit was toegebracht. De uitspraak benadrukt de noodzaak van normhandhaving en de bescherming van minderjarigen in het strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/703341-07
Datum uitspraak: 31 augustus 2007
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 augustus 2007 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen de minderjarige
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum verdachte],
wonende te [adres verdachte].
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 5 april 2007 te Valkenburg, in de gemeente Valkenburg aan de Geul, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer] (geboren op 12 november 1997) te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- die [naam slachtoffer] in een bossage/struikgewas heeft getrokken en/of geduwd en/of gegooid, althans die [naam slachtoffer] ten val heeft gebracht en/of
- de broek van die [naam slachtoffer] (open) heeft gescheurd, althans heeft geopend en/of de broek en/of de onderbroek van die [naam slachtoffer] omlaag heeft getrokken en/of
- zijn, verdachtes, broek en/of onderbroek omlaag heeft gedaan en/of (gedeeltelijk) op die [naam slachtoffer] is gaan en/of blijven liggen en/of
- de benen van die [naam slachtoffer] uit elkaar en/of opzij heeft getrokken en/of geduwd en/of
- zijn, verdachtes, penis tussen de benen van die [naam slachtoffer] heeft geduwd en/of gebracht en/of
- een hand op de mond van die [naam slachtoffer] heeft gelegd en/of gehouden en/of
- tegen die [naam slachtoffer] heeft gezegd (zakelijk weergegeven) dat zij stil moest zijn en/of dat hij, verdachte, haar anders pijn zou doen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 5 april 2007 te Valkenburg, in de gemeente Valkenburg aan de Geul,, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [naam slachtoffer], (geboren op 12 november 1997), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) te plegen, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- die [naam slachtoffer] in een bossage/struikgewas heeft getrokken en/of geduwd en/of gegooid, althans die [naam slachtoffer] ten val heeft gebracht en/of
- de broek van die [naam slachtoffer] (open) heeft gescheurd, althans heeft geopend en/of de broek en/of de onderbroek van die [naam slachtoffer] omlaag heeft getrokken en/of
- zijn, verdachtes, broek en/of onderbroek omlaag heeft gedaan en/of (gedeeltelijk) op die [naam slachtoffer] is gaan en/of blijven liggen en/of
- de benen van die [naam slachtoffer] uit elkaar en/of opzij heeft getrokken en/of geduwd en/of
- zijn, verdachtes, penis tussen de benen van die [naam slachtoffer] heeft geduwd en/of gebracht en/of
- een hand op de mond van die [naam slachtoffer] heeft gelegd en/of gehouden en/of
- tegen die [naam slachtoffer] heeft gezegd (zakelijk weergegeven) dat zij stil moest zijn en/of dat hij, verdachte, haar anders pijn zou doen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 5 april 2007 te Valkenburg, in de gemeente Valkenburg aan de Geul, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid [naam slachtoffer] (geboren op 12 november 1997) te dwingen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer],
- die [naam slachtoffer] in een bossage/struikgewas heeft geduwd en
- de broek van die [naam slachtoffer] open heeft gescheurd en de broek en de onderbroek van die [naam slachtoffer] omlaag heeft getrokken en
- zijn broek en onderbroek omlaag heeft gedaan en gedeeltelijk op die [naam slachtoffer] is gaan liggen en
- de benen van die [naam slachtoffer] opzij heeft geduwd en
- een hand op de mond van die [naam slachtoffer] heeft gelegd en gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
De kwalificatie
Het primair bewezenverklaarde levert op een strafbaar feit dat moet worden gekwalificeerd als
poging tot verkrachting.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straffen en maatregel
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van het primaire feit zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van acht maanden, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan zeven maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren én een taakstraf in de vorm van een leerstraf voor de duur van veertig uren.
De raadsman heeft -kort gezegd- de rechtbank gevraagd bij de straftoemeting de adviezen van de jeugdreclassering te volgen.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en door en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straffen het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straffen gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving.
- de mate waarin het bewezenverklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht.
- de omstandigheid dat de verdachte nog niet eerder is veroordeeld.
Nu de verdachte ter zake van het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer, zijnde de hierna genoemde benadeelde partij [naam benadeelde partij] aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
De vordering van de benadeelde partij
Ter terechtzitting is het formulier, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [naam benadeelde partij] zich ter zake van haar vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd.
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 803,50 en nu aan de verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, zal deze vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet komen vast te staan dat de door de benadeelde partij gestelde schade aan de fiets rechtstreeks door het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht. Daarom zal de benadeelde partij ten aanzien van dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een jeugddetentie voor de duur van acht maanden;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
- beveelt, dat van de opgelegde jeugddetentie een deel, groot zeven maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit, dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zich zal gedragen overeenkomstig de door of vanwege de Jeugdreclassering van het Bureau Jeugdzorg in het Arrondissement Maastricht te stellen richtlijnen zolang deze reclasseringsinstelling zulks gedurende de gehele proeftijd noodzakelijk oordeelt, ook indien dit inhoudt een poliklinische behandeling bij Sedna of een andere instelling, alsmede, zulks gedurende de eerste zes maanden van de proeftijd, een deelname aan het ITB harde kernproject;
- geeft opdracht aan genoemde instelling aan de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- veroordeelt de verdachte tot een taakstraf die zal bestaan uit een leerstraf voor de duur van veertig uren, bestaande uit het volgen van het leerproject “cursus seksualiteit" bij de Raad voor de Kinderbescherming te Maastricht;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht,vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast;
- gelast de teruggave aan [naam en adres benadeelde partij], van de volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
- een blauw topje, maat 128, Pulcino Sportwear (8),
- een wit onderhemd, Hema, 120/128 (11),
- een blauwe jeansjack, EDC, maat S (15),
- een paar witte sokken, Nike logo (18),
- een gele broek, RFG 128 (19),
- een witte onderbroek met roze band, Hema, 1341/140 (23);
- gelast de teruggave aan de veroordeelde van de volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
- een sweatshirt met daarin een wit T-shirt, Nike air (27),
- twee petten, TN (28),
- een paar rood/witte schoenen Nike (29),
- vier boxershorts (30),
- een donkerkleurige pet (31),
- een blauwe trainingsbroek met witte streep, Nike (32),
- een zwarte trainingsbroek (34),
- een rood shirt (35),
- een rode jas trainingsjas met op de rug het opschrift “Philips”, Nike (36),
- een gsm (38),
- een witte handdoek (39),
- een paar wit/blauwe schoenen, Nike (40),
- een zwarte jas, Nike (41),
- een zwarte jas, Nike (44),
- een zwart shirt, Down under, maat M (45),
- een zwarte broek Cars (46),
- een paar zwarte sokken (47),
- een grijze onderbroek Calvin Klein (48),
- een zwarte rechterschoen, Lloyd (49),
- een zwarte linkerschoen, Lloyd (50);
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam en adres benadeelde partij], te betalen een bedrag van € 803,50 (achthonderddrie euro en vijftig cent);
- verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde partij] voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam benadeelde partij] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op ten behoeve van het slachtoffer aan de staat voornoemd bedrag te betalen en bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van één dag, met dien verstande dat toepassing van die jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- bepaalt daarbij dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van voornoemd bedrag ten behoeve van het slachtoffer, daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. P.E.C.M. Dahmen, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. J.M.E. Kessels en mr. I.S. Peskens, rechters, in tegenwoordigheid van J.Th.G. Coenders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 31 augustus 2007, zijnde mr. I.S. Peskens buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.