ECLI:NL:RBMAA:2007:BB9071
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Derdenwerking beschikking opheffing gemeenschap in civiele procedure
Op 28 november 2007 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de naamloze vennootschap DIREKTBANK N.V. als eiseres en twee gedaagden. De eiseres vorderde betaling van twee bedragen van respectievelijk € 38.032,90 en € 13.553,67 van de gedaagden, voortvloeiend uit een kredietovereenkomst die was gesloten met gedaagde sub 1. Gedaagde sub 1 had zijn betalingsverplichtingen niet nagekomen, waarna de eiseres het gehele verstrekte krediet heeft opgeëist. Gedaagde sub 2, de echtgenoot van gedaagde sub 1, werd aangesproken op basis van artikel 1:102 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat zij aansprakelijk is voor de helft van het verschuldigde krediet, gezien de opheffing van de huwelijksgemeenschap op 18 december 2002.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres in ieder geval met gedaagde sub 1 een kredietovereenkomst heeft gesloten en dat gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2 op het moment van de overeenkomst nog gehuwd waren. De rechtbank oordeelde dat de eiseres zich kan beroepen op de beschikking tot opheffing van de huwelijksgemeenschap, die aan derdenwerking toekomt. Gedaagde sub 2 had verzocht om opheffing van de gemeenschap, wat impliceert dat zij zich bewust was van de gevolgen van het verkwistende gedrag van gedaagde sub 1.
De rechtbank concludeerde dat de vordering van de eiseres jegens gedaagde sub 2 toewijsbaar was, en dat de vordering jegens gedaagde sub 1 niet onrechtmatig of ongegrond was. De rechtbank heeft beide gedaagden veroordeeld in de kosten van het geding, met een beperking op het salaris van de procureur voor gedaagde sub 1. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.