ECLI:NL:RBMAA:2007:BB8734

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
27 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/703655-07
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door kleinzoon op grootvader na ruzie

Op 27 november 2007 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in de zaak tegen een kleinzoon die beschuldigd werd van moord op zijn grootvader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 juli 2007 in Geleen, tijdens een ruzie over een broodtrommel, zijn grootvader opzettelijk van het leven heeft beroofd. De verdachte heeft verklaard dat hij door het lint ging tijdens de ruzie, wat leidde tot een gewelddadig gevecht. De rechtbank heeft echter geen bewijs kunnen vinden voor voorbedachte rade, wat noodzakelijk is voor een veroordeling voor moord. Daarom is de verdachte vrijgesproken van moord, maar schuldig bevonden aan doodslag. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte wel degelijk opzet had om zijn grootvader te doden, gezien de ernst van de verwondingen die het slachtoffer opliep. De verdachte, die lijdt aan een autistische stoornis, is in sterk verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van drie jaar opgelegd, met de maatregel van terbeschikkingstelling en verpleging van overheidswege. De rechtbank heeft ook de teruggave van een rieten stoel aan de nabestaanden gelast, evenals de teruggave van andere in beslag genomen goederen aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/703655-07
Datum uitspraak: 27 november 2007
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 november 2007 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats verdachte],
wonende te [adres verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij, verdachte, op of omstreeks 30 juli 2007 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer ] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, voornoemde [slachtoffer ] meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk met zijn, verdachtes, vuist(en), in elk geval hand(en) en/of (met) een asbak en/of met een stoel tegen diens hoofd, in elk geval tegen diens lichaam geslagen en/of gestompt en/of (telkens) opzettelijk voornoemde [slachtoffer ] tegen diens hoofd, in elk geval tegen diens lichaam getrapt en/of geschopt en/of (telkens) opzettelijk met een stoel, in elk geval met een hard voorwerp, de keel/hals/nek van voornoemde [slachtoffer ] dichtgedrukt (gehouden), in elk geval opzettelijk de keel/hals/nek van voornoemde [slachtoffer ] dichtgedrukt (gehouden) en/of (telkens) opzettelijk zijn, verdachtes, lichaam en/of een stoel, in elk geval een hard voorwerp (met kracht) tegen/op de borststreek van voornoemde [slachtoffer ] geslagen en/of gestompt en/of gedrukt (gehouden), tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer ] is overleden;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, verdachte, op of omstreeks 30 juli 2007 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk [slachtoffer ] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer ] meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk met zijn, verdachtes, vuist(en), in elk geval hand(en) en/of (met) een asbak en/of met een stoel tegen diens hoofd, in elk geval tegen diens lichaam geslagen en/of gestompt en/of (telkens) opzettelijk voornoemde [slachtoffer ]
tegen diens hoofd, in elk geval tegen diens lichaam getrapt en/of geschopt en/of (telkens) opzettelijk met een stoel, in elk geval met een hard voorwerp, de keel/hals/nek van voornoemde [slachtoffer ] dichtgedrukt (gehouden), in elk geval opzettelijk de keel/hals/nek van voornoemde [slachtoffer ] dichtgedrukt (gehouden) en/of (telkens) opzettelijk zijn, verdachtes, lichaam en/of een stoel, in elk geval een hard voorwerp (met kracht) tegen/op de borststreek van voornoemde [slachtoffer ] geslagen en/of gestompt en/of gedrukt (gehouden), tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer ] is overleden;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, verdachte, op of omstreeks 30 juli 2007 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer ], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten breuken van borstbeen en ribben en/of verscheuring van aorta, bovenste holle ader, rechter hartboezem, lever, long(en)) heeft toegebracht, immers heeft hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer ] meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk met zijn, verdachtes, vuist(en), in elk geval hand(en) en/of (met) een asbak en/of met een stoel tegen diens hoofd, in elk geval tegen diens lichaam geslagen en/of gestompt en/of (telkens) opzettelijk voornoemde [slachtoffer ] tegen diens hoofd, in elk geval tegen diens lichaam getrapt en/of geschopt en/of (telkens) opzettelijk met een stoel, in elk geval met een hard voorwerp, de keel/hals/nek van voornoemde [slachtoffer ] dichtgedrukt (gehouden), in elk geval opzettelijk de keel/hals/nek van voornoemde [slachtoffer ] dichtgedrukt (gehouden) en/of (telkens) opzettelijk zijn, verdachtes, lichaam en/of een stoel, in elk geval een hard voorwerp (met kracht) tegen/op de borststreek van voornoemde [slachtoffer ] geslagen en/of gestompt en/of gedrukt (gehouden), tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer ] is overleden.
Overwegingen aangaande de vrijspraak en het bewijs
De verdachte heeft verklaard dat er een gevecht is ontstaan tussen hem en het slachtoffer. Tijdens het gevecht is het slachtoffer op een bepaald moment op de grond gevallen en terecht gekomen tussen de verwarming en een eettafel. De verdachte is toen bovenop het slachtoffer gedoken. Hij heeft zijn opa geschopt en geslagen, zowel met zijn vuisten, als met een glazen asbak die hij van de vensterbank boven de verwarming had gepakt. Volgens de verdachte heeft hij aan het slachtoffer gevraagd of hij zich wilde overgeven. Zijn opa zei “nee, nee, nee” en bleef bewegingen maken. Verdachte ging daarom door met vechten totdat het slachtoffer dood was.
De rechtbank beschikt naast de hiervoor zakelijk weergegeven verklaring van verdachte niet over andere verklaringen met betrekking tot de toedracht. Wel is een verslag van de lijkschouw beschikbaar alsmede een proces-verbaal betreffende een uitgevoerd sporenonderzoek. Uit deze stukken blijkt onder andere dat het slachtoffer is aangetroffen in de achterkamer, liggend op de grond, met zijn hoofd tegen de verwarming en met een stoel over hem heen geplaatst. Uit het obductieverslag blijkt dat het slachtoffer een gebroken neus, een gebroken borstbeen en 23 gebroken ribben heeft, alsmede diverse kneuzingen en onderhuidse bloeduitstortingen op het hoofd, de romp en op beide armen. Voorts zijn er verscheuringen van de lever, de rechterlong, de aorta, de bovenste holle ader en de achterzijde van de rechter hartboezem. Ook zijn er tekenen van inademing van bloed in de longen.
De verdachte heeft een opgezwollen rechterhand met een huidbeschadiging aan de pink. Op de linkerhand heeft hij op twee plaatsen een huidbeschadiging. Verder heeft hij rode huidbeschadigingen aan zijn rechter onderarm en onder zijn rechter knie en heeft hij onder de rechter voet twee blaren.
De verdediging heeft onder andere gesteld dat de verdachte, vanwege zijn autistische beperking, niet in staat is (geweest) zich te beraden over zijn handelingen en om de betekenis en de reikwijdte van zijn daden te overzien. Er was dan ook geen sprake van (voorwaardelijk) opzet op het doden van het slachtoffer. De verdachte dient daarom zowel van het primair, als van het subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
De officier van justitie heeft verzocht de verdachte te veroordelen voor de subsidiair ten laste gelegde doodslag.
De rechtbank komt tot navolgende beoordeling.
Een veroordeling voor het primair ten laste gelegde, moord, vereist “voorbedachte rade” bij de dader. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat “voorbedachte rade” een term is die bedoeld is om het tegenovergestelde van een “oogenblikkelijke gemoedsopwelling” aan te duiden. Er moet sprake zijn van een moment van kalm overleg, van rustig nadenken. Tegenover de voorbedachte rade staat het handelen in een opwelling waarbij én besluit genomen wordt én uitvoering geschiedt gedurende een onafgebroken gemoedsbeweging die kalm nadenken uitsluit.
Verdachte heeft verklaard dat hij ruzie met zijn opa heeft gekregen over een broodtrommel. Hij verklaarde dat hij helemaal door het lint is gegaan, helemaal doorgedraaid was. Het was een ruzie op leven en dood. Bij deze schets van de gemoedstoestand van verdachte - bij een ruzie over een onderwerp als een broodtrommel - past beter een handelen in een heftige onafgebroken gemoedsbeweging waarbij een gelegenheid tot beraad niet meer aan de orde komt dan “rustig nadenken”. Daarbij realiseert de rechtbank zich dat desondanks een moment voor beraad kan hebben bestaan. Echter, concrete, vaststaande feiten die de voorbedachte rade staven heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen.
De rechtbank zal daarom de verdachte van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Uit de bovengenoemde gedragingen van de verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank echter tevens niet anders worden geconcludeerd, dan dat de verdachte het opzet had zijn grootvader te doden. Hij is immers doelbewust door blijven gaan met vechten, totdat het slachtoffer dood was. Naast de verklaring van verdachte dat hij dit beoogde zijn de verwondingen van dien aard dat zij opzet van de verdachte op het doden van het slachtoffer staven.
Het feit dat de verdachte lijdt aan een autistische beperking, zoals door de verdediging naar voren gebracht, maakt dit niet anders. Van opzet zou immers alleen dan geen sprake kunnen zijn, indien de beperking van de verdachte van dusdanig ernstige aard is, dat hij ten gevolge van deze beperking tijdens het plegen van het bewezene van elk inzicht in de reikwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan was verstoken (zie LJN: [bestandsnaam 1], Hoge Raad [bestandsnaam 2]). Daarvan is in deze zaak echter niet gebleken.
De rechtbank verwerpt derhalve het verweer inzake het ontbreken van opzet en acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 30 juli 2007 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk [slachtoffer ] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij voornoemde [slachtoffer ] meermalen, althans eenmaal opzettelijk met zijn vuisten en een asbak tegen diens hoofd geslagen en opzettelijk [slachtoffer ] tegen diens lichaam getrapt en/of opzettelijk zijn lichaam en/of een stoel, met kracht tegen/op de borststreek van voornoemde [slachtoffer ] gedrukt (gehouden), tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer ] is overleden.
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op een strafbaar feit dat moet worden gekwalificeerd als
Subsidiair:
doodslag
De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte heeft bij de politie aangegeven uit zelfverdediging te hebben gehandeld. Hij wilde een broodtrommel pakken. Zijn opa hield dit tegen en maakte een slaande beweging naar hem. Toen moest hij zich verdedigen en ontstond er een gevecht op leven en dood met zijn grootvader. Ook ter zitting is dit verweer gevoerd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hier geen sprake is van noodweer.
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat sprake is van een noodzakelijke verdediging van het eigen, of andermans lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
Of het slachtoffer als eerste heeft willen slaan zal nooit vastgesteld kunnen worden. Echter, op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting heeft de rechtbank kunnen vaststellen dat het slachtoffer ten tijde van zijn overlijden 79 jaar oud was en 59 kilogram woog. Hij is overleden aan zeer ernstige letsels, veroorzaakt door stomp, botsend, geweld en (mogelijk herhaald) hevig samendrukkend geweld ter plaatse van de borst. De verdachte is 30 jaar oud, weegt 93,5 kilogram, en na het gevecht zijn bij hem enkele rode plekken en huidbeschadigingen aan handen, armen en voeten geconstateerd.
Zo het slachtoffer inderdaad als eerste een slaande beweging naar de verdachte heeft gemaakt, kan dit naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezien als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf, eerbaarheid of goed waartegen hij genoodzaakt was zich te verdedigen.
Dat het slachtoffer vervolgens enige weerstand van betekenis heeft geboden acht de rechtbank evenmin waarschijnlijk gelet op het feit dat het slachtoffer een tengere oude man was die meer dan 30 kilo lichter en bijna 50 jaar ouder was dan de verdachte. Tevens heeft verdachte geen letsel van betekenis opgelopen.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat verdachte het bestaan van een noodweersituatie niet aannemelijk heeft gemaakt. Het beroep op noodweer dient dan ook te worden verworpen. Ambtshalve merkt de rechtbank nog op dat nu een noodweersituatie niet aannemelijk is geworden er ook geen sprake kan zijn van noodweer exces.
Ten aanzien van verdachte is door B.Y. van Toorn, GZ-psycholoog en I. Matthaei, psychiater, een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte ingesteld en van dat onderzoek hebben genoemde psycholoog en psychiater elk een rapport, respectievelijk gedateerd 25 oktober 2007 en 2 november 2007, opgemaakt.
Het rapport van Van Toorn vermeldt -zakelijk weergegeven- als conclusie:
-dat onderzochte ten tijde van het plegen van het hem ten laste gelegde feit lijdende was aan zowel een ziekelijke stoornis als een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, dat hij - indien het ten laste gelegde kan worden bewezen - als sterk verminderd toerekeningsvatbaar kan worden geacht.
Het rapport van Matthaei vermeldt -zakelijk weergegeven- als conclusie:
-dat onderzochte ten tijde van het plegen van het hem ten laste gelegde feit lijdende was aan een ziekelijke stoornis, te omschrijven als een autistische stoornis - die vanaf zijn geboorte aanwezig is geweest, waardoor hij zeer ernstig in zijn ontwikkeling is gestoord - dat hij - indien het ten laste gelegde kan worden bewezen - als sterk verminderd toerekeningsvatbaar kan worden geacht.
De rechtbank verenigt zich, gelet op de daarvoor gegeven gronden, geheel met de in de rapporten gegeven conclusies en maakt deze mitsdien tot de hare.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit.
De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf en maatregel
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van het subsidiaire feit zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en dat zal worden gelast dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld, met verpleging van overheidswege.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht verdachte vrij te spreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte kan worden veroordeeld voor het meer subsidiair ten laste gelegde.
De raadsman heeft zich gerefereerd met betrekking tot een eventuele oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. Ten aanzien van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf heeft de raadsman naar voren gebracht dat deze niet op zijn plaats is en derhalve niet door de rechtbank moet worden opgelegd.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en door en namens verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf en maatregel het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf en maatregel gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Ten aanzien van de op te leggen straf heeft de rechtbank daarbij in het bijzonder gelet op het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag op zijn grootvader, door deze met veel geweld om het leven te brengen op de wijze zoals hierboven reeds omschreven. Dit alles heeft plaatsgevonden in de woning van het slachtoffer, bij uitstek de plaats waar hij veilig had moeten zijn. De verdachte was - jaren geleden al - belangeloos door het slachtoffer in diens huis opgenomen en hij woonde derhalve ten tijde van het voorval bij het slachtoffer in huis. De directe aanleiding voor de doodslag was onenigheid tussen de verdachte en het slachtoffer over een broodtrommel.
Doodslag is één van de meest ernstige strafbare feiten uit het Wetboek van Strafrecht vanwege de zeer ingrijpende en onomkeerbare gevolgen van de daad.
Door het handelen van verdachte is groot leed en verlies toegebracht aan de familie en naaste omgeving van het slachtoffer, die zich geconfronteerd zagen met de gewelddadige dood van een dierbare. Zo zal de moeder van de verdachte moeten leven met het besef dat haar zoon haar vader heeft gedood en de zus van verdachte met het besef dat haar broer haar grootvader heeft gedood. Een dergelijk gewelddadig delict is een feit waardoor de rechtsorde zeer ernstig is geschokt en dat in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid te weeg brengt.
Anderzijds is uit de rapporten van de psycholoog en de psychiater duidelijk geworden dat de verdachte lijdende is aan een ernstige ziekelijke stoornis die in belangrijke mate heeft bijgedragen aan het plegen van dit delict. Daarom kan hij slechts in sterk verminderde mate aansprakelijk gehouden worden voor het feit. Deze omstandigheid neemt de rechtbank mee bij het bepalen van de strafmaat.
De rechtbank ziet aanleiding een kortere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist, nu de officier van justitie naar het oordeel van de rechtbank in zijn eis onvoldoende rekening heeft gehouden met de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.
Anders dan de raadsman meent kan echter niet volstaan worden met het enkel opleggen van een maatregel. Daarvoor is het feit te ernstig en de schok die hierdoor veroorzaakt is te groot.
Ten aanzien van de op te leggen maatregel overweegt de rechtbank nog het volgende.
Het voormelde rapport van I. Matthaei, psychiater, houdt onder meer in:
“(…) Betrokkene lijdt aan een ziekelijke stoornis, te omschrijven als een autistische stoornis, die vanaf zijn geboorte aanwezig is geweest waardoor hij zeer ernstig in zijn ontwikkeling is gestoord. (…)
Omdat een autistische stoornis een zeer moeilijk te behandelen, chronische stoornis is en betrokkene weinig gevoelig is gebleken voor een ambulante behandeling dan wel begeleiding, kan worden vermoed dat agressieve impulsdoorbraken in de toekomst opnieuw zullen optreden. (…)
De ernst van de stoornis, de relatie tussen de stoornis en het ten laste gelegde, indien bewezen, en niet in de laatste plaats de kans op recidive van soortgelijke strafbare feiten hebben tot gevolg dat een intramurale behandeling de enige mogelijkheid biedt tot bescherming van de maatschappij. Een intramurale behandeling zal echter niet door de reguliere GGZ kunnen worden uitgevoerd omdat instellingen waar autistische patiënten worden opgenomen nauwelijks te vinden zijn. Niet alleen naar aanleiding van deze overwegingen, ook de ernst van het ten laste gelegde, indien bewezen, rechtvaardigt het advies tot het opleggen van de maatregel terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Hierbij gaat de voorkeur uit naar plaatsing in de Dr. S. van Mesdagkliniek waar een in de behandeling van autisten gespecialiseerde afdeling aanwezig is. (…)”
Het voormelde rapport van B.Y. van Toorn, GZ-psycholoog, houdt onder meer in:
“(…) Er is bij onderzochte zowel sprake van een ziekelijke stoornis als van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in de zin dat er op de AS-I sprake is van autisme, een psychotische stoornis NAO en cannabisafhankelijkheid. (…)
De moeite met het adequaat herkennen van sociale signalen, de oninvoelbaarheid van de stemming, de achterdocht, de defensieve attitude, de ontoegankelijkheid en de vijandigheid zullen in de toekomst ongetwijfeld een rol kunnen spelen bij de kans op recidive. (…)
De ernst van het gepleegde delict in combinatie met de kans op herhaling maakt dat, afgezien van de noodzaak tot behandeling, beveiliging van de maatschappij in eerste instantie voorop dient te staan. De combinatie van ernstige stoornis, verhoogde recidivekans, volledig ontbrekend ziekte-inzicht en de verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid kan niet anders dan leiden tot het advies betrokkene een behandeling op te leggen binnen het juridische kader van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De TBS-maatregel dient ten uitvoer gelegd te worden in een daartoe gespecialiseerde setting zoals bijvoorbeeld de Van Mesdagkliniek. (…)”
Gezien de inhoud van vorenbedoelde rapporten en het beeld dat de rechtbank naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van de verdachte heeft gekregen acht de rechtbank termen aanwezig het advies op te volgen.
De rechtbank zal de verdachte ter beschikking stellen, nu het door verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld omschreven in artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht, en zij op grond van het hiervoor overwogene van oordeel is, dat de veiligheid van anderen, het opleggen van die maatregel eist, waarbij de rechtbank mede in aanmerking heeft genomen de ernst van het begane feit.
De rechtbank zal bevelen dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd, nu zij, op grond van het vorenoverwogene, van oordeel is dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verpleging eist.
Het beslag
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de rieten stoel aan de nabestaanden van [slachtoffer ].
Van de overige goederen zal de rechtbank de teruggave gelasten aan verdachte.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 37a, 37b en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
-verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
-verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
-verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
-verklaart dat het bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
-veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van DRIE JAREN;
-beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
-gelast dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd;
-gelast de teruggave aan de nabestaanden van [slachtoffer ] van het inbeslaggenomene, te weten:
2007109434 1 1 rieten stoel;
-gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomene, te weten:
2007109434 2 1 t-shirt, kleur: bont;
2007109434 3 1 spelcomputer,
SONY, playstation 2;
2007109434 4 1 spelcomputer, kleur: rood,
Gamepad;
2007109434 5 1 computerspel,
The Godfather (voor playstation 2).
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. J.M.E. Kessels, voorzitter, mr. R.A.J. van Leeuwen en mr. I.M. Etman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Schmeets, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 27 november 2007.
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/703655-07
Proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 27 november 2007 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats verdachte],
wonende te Sittard-Geleen,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de zitting aanwezig. Hij heeft afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De rechter spreekt het vonnis uit.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. H.J.M. Stassen, advocaat te Maastricht.