zaaknummer: 85428 / HA ZA 03-695
Vonnis van 31 oktober 2007
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Naam Belastingadviseurs B.V.],
gevestigd te Heerlen,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
procureur mr. R.J.H. Vlecken;
[Naam gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
procureur mr. G.A.M.F. Spera.
1. Het verdere verloop van de procedure
Ten vervolge op de beschikking van 3 augustus 2005 – waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden beschouwd – heeft [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een akte overlegging producties genomen, en, geruime tijd daarna, ter voldoening aan voormelde beschikking een akte genomen. Ter rolle van 27 juni 2007 heeft [Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] een akte uitlating ex artikel 2.12 van het rolreglement genomen en heeft [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft daarna nog een nadere akte genomen, waarop [Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] een antwoordakte inzake de nadere akte heeft genomen.
Ten slotte hebben partijen hun zaak doen bepleiten. Van het pleidooi is proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt. Na afloop van het pleidooi heeft de rechtbank vonnis bepaald, waarvan de uitspraak bij vervroeging is bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling
2.1 Gelet op het feit dat het pleidooi is aangevangen met de behandeling van een in reconventie ingestelde wijziging van eis, zal de rechtbank eerst de vordering in reconventie beoordelen.
2.2 Bij faxbericht van 12 oktober 2007 heeft [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een akte wijziging, dan wel vermeerdering van eis, aan de rechtbank doen toekomen, met de mededeling dat hij deze akte ter zitting, bepaald voor het pleidooi, zou willen nemen.
2.3 Ten pleidooie heeft [Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] zich tegen deze eiswijziging verzet, nu deze zeer kort voor de datum van het pleidooi is ingediend, en zij in verband met die korte tijd zich niet heeft kunnen en willen voorbereiden op die wijziging. Voorts stelt zij dat in reconventie, alhoewel in die procedure geen eindvonnis is gewezen, het geschil al is afgedaan, nu in het tussenvonnis als eindbeslissing reeds is opgenomen dat de vordering in reconventie wordt afgewezen, maar dat een daarmee corresponderende beslissing in de vorm van een eindvonnis wordt aangehouden totdat ook in conventie een eindvonnis kan worden gewezen.
2.4 De rechtbank is van oordeel dat zij niet aan een beoordeling van de gevorderde eiswijziging kan toekomen. Artikel 1.12 van het rolreglement bepaalt – voor zover te dezen relevant – dat een partij die bij gelegenheid van een zitting nog een proceshandeling wenst te verrichten, dit uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting aan de rechter dient mede te delen, onder bijvoeging van de betreffende schriftuur. In de onderhavige zaak is de akte houdende vermeerdering van eis pas op 12 oktober 2007 bij de rechtbank ingediend, terwijl het pleidooi heeft plaatsgevonden ter zitting van 16 oktober 2007, zodat reeds om die reden de vordering niet in behandeling kan worden genomen. Dat spreekt des te meer, waar in deze zaak in de periode augustus 2005-mei 2007 geen proceshandelingen zijn verricht. Ten slotte, en niet in het minst, is van belang dat, alhoewel in het vonnis van 16 juni 2004 in reconventie geen eindvonnis is gewezen, in dat vonnis wel een eindbeslissing is gegeven, inhoudende dat de vordering in reconventie zou worden afgewezen, maar dat die beslissing pas als eindvonnis in een dictum zou worden opgenomen wanneer – zoals die beslissing moet worden verstaan – bij eindvonnis in conventie zou worden geoordeeld. Weliswaar is derhalve in het vonnis van 16 juni 2004 formeel gezien geen eind gekomen aan de procedure in reconventie, maar materieel gezien wel. Over het gehele geschil ten gronde is een eindbeslissing gegeven – bovendien is een oordeel gegeven over de vraag wie van de partijen in de proceskosten moet worden veroordeeld – , met dien verstande dat is bepaald dat een daarmee corresponderend dictum later in een eindvonnis zou worden opgenomen. Derhalve moet worden geoordeeld dat, op het dictum na de reconventie is beëindigd bij vonnis van 16 juni 2004, zodat voor de gevorderde eiswijziging geen ruimte meer is.
2.5 Dat laatste is ook van belang in verband met hetgeen [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ten pleidooie heeft aangevoerd ten aanzien van de bedoelde eindbeslissing. Onder verwijzing naar producties die hij bij akte van 10 augustus 2005 heeft overgelegd, heeft [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ten pleidooie betoogd dat de rechtbank dient terug te komen op haar eindbeslissing in het vonnis van 16 juni 2004 ten aanzien van de vordering in reconventie. In dat vonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat de vordering in reconventie moet worden afgewezen als onvoldoende onderbouwd. Met een beroep op de arresten van de Hoge Raad van
5 januari 1996, NJ 1996, 597 en 15 september 2006, RvdW 2006, 855, heeft [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] betoogd dat, mede gelet op voormelde producties, het onaanvaardbaar is dat de rechtbank niet zou kunnen terugkomen op – naar de rechtbank begrijpt – de eindbeslissing van 16 juni 2004 in reconventie.
2.6 Die stelling moet worden gepasseerd. Het beroep op voormelde arresten gaat in het onderhavige geval reeds daarom niet op, nu met de omstreden eindbeslissing een materieel eindoordeel is gegeven over het gehele geschil in reconventie. Naar het oordeel van de rechtbank ziet de beslissing van de Hoge Raad in de gemelde arresten slechts op de situatie dat de omstreden eindbeslissing een van de stappen is om te komen tot een eindvonnis betreffende een vordering; in de door de Hoge Raad beoordeelde gevallen was een materieel eindoordeel over een vordering echter nog niet gegeven. Het door [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voorgestane zou er bovendien op neer komen dat de rechtbank een vordering waarover zij reeds geheel heeft beslist, met dien verstande dat zij die beslissing nog niet in een eindvonnis heeft gegoten, zou moeten heroverwegen op basis van (nieuwe) stellingen en feiten, aangedragen na het vonnis waarin de omstreden eindbeslissing is gegeven. Dat zou neerkomen op een intern beroep van de omstreden beslissing. Daarvoor is echter geen plaats. Een hoger beroep bij het gerechtshof is de aangewezen weg om (mede op basis van de bedoelde (nieuwe) stellingen en feiten) de omstreden eindbeslissing te doen herbeoordelen. Hetgeen [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in reconventie ten gronde nog heeft aangevoerd behoeft derhalve geen beoordeling meer.
2.7 Zoals in het tussenvonnis van 16 juni 2004 reeds overwogen dient de vordering van [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te worden afgewezen. [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] worden begroot op:
- salaris procureur 452,00 (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 452,00)
Totaal € 452,00
2.8 Bij voormeld tussenvonnis werd [Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] toegelaten te bewijzen dat:
a. ter zake factuur 20084: [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] opdracht aan [Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] heeft gegeven om werkzaamheden uit te voeren betrekking hebbend op Asset Protection, op de rechtszaak tegen [Naam zoon], op advies inzake grondpositie/procedure met zoon/fiscale allocatie optierecht zoon, advies inzake testament/vermogensoverheveling/regeling bedrijfsopvolging/bescherming vermogen tegen procesuitkomst met zoon [Naam zoon], brief met actieplan en kostenopgaaf;
b. ter zake factuur 20159: er een telefonisch onderhoud is geweest tussen [ene heer/mevrouw J.] en [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op 3 januari 2002 en dat [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] opdracht heeft gegeven om een brief op te stellen inzake taxatie [adres] welke brief door [ene heer/mevrouw J.] met [De heer D. van Belastingadviseurs B.V.] is besproken.
2.9 De rechtbank constateert dat [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tijdens zijn verhoor als getuige de drie deelposten, met een totale waarde van € 124,58 (exclusief btw), van de factuur met nummer 20159 heeft erkend, terwijl de twee resterende deelposten van die factuur bij tussenvonnis van 16 juni 2004 (r.o. 3.3.2) reeds waren afgewezen. Ter zake de factuur 20159 ligt derhalve voor toewijzing gereed een bedrag van € 148,25 (inclusief btw).
2.10 Naar het oordeel van de rechtbank is [Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] geslaagd in het bewijs van het probandum sub a. Getuige [T.] heeft verklaard dat hij bij een behandeling van een door [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tegen [Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] aangespannen tuchtzaak aanwezig is geweest. Een van klachten die aan het tuchtcollege werden voorgelegd betrof het twistpunt of een door [Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] gestuurde opdrachtbevestiging met als opdracht een en ander over asset protection op papier te zetten inderdaad wel als opdracht was verstrekt door [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie]. [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft toen, volgens getuige [T.], op een vraag van de voorzitter van het tuchtcollege geantwoord dat hij [Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] heeft gezegd maar wat op papier te zetten en de opdracht dus correct was vermeld op een opdrachtbevestiging, die volgens getuige [T.] op 16 oktober 2001 was opgesteld. Met het wat op papier zetten bedoelde [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] volgens getuige [T.], naar bleek uit het antwoord op een vervolgvraag van de voorzitter van het tuchtcollege, dat hij – [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] – in die tijd problemen met zijn zoon had en dat hij aan [Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] opdracht had gegeven om onderzoek te doen naar de wijze waarop zijn vermogen uit handen van zijn zoon kon blijven, dan wel om er voor te zorgen dat dit vermogen uit handen van zijn zoon bleef.
2.11 De verklaring van getuige [T.] vindt steun in de verklaring van getuige [H.]. Weliswaar heeft getuige [H.] verklaard dat [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] geen opdracht heeft gegeven voor Asset Protection, maar die verklaring is niet gebaseerd op eigen wetenschap, maar op, zoals getuige [H.] heeft verklaard, een uitlating van [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tegenover hem. Hij heeft wel een dergelijk advies geschreven en dat opgestuurd naar [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie], maar heeft zelf geen opdrachtbevestiging gezonden naar [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie]. Nadat hij het advies heeft opgestuurd naar [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft hij een lang telefoongesprek van ongeveer anderhalf uur gevoerd met [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] over dat advies. In dat gesprek zei [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie], volgens getuige [H.], duidelijk en uitdrukkelijk dat hij nooit opdracht had gegeven voor zo’n advies.
2.12 Met [Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] is de rechtbank van oordeel dat het niet voor de hand ligt dat getuige [H.] en [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] anderhalf uur telefonisch met elkaar hebben gesproken over het feit dat [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] geen opdracht zou hebben gegeven tot het opstellen van het advies. De rechtbank hecht derhalve alleen waarde aan het eerste deel van de verklaring van [H.], dat hij ongeveer anderhalf uur met [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft gesproken over het advies en niet aan de verklaring dat [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in dat gesprek duidelijk en uitdrukkelijk zou hebben gezegd dat hij nooit opdracht heeft gegeven voor zo’n advies.
2.13 Voorts wordt de verklaring van getuige [T.] en de verklaring van getuige [H.], dat hij telefonisch anderhalf uur heeft gesproken met [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] over het meergenoemde advies, ondersteund door de inhoud van het schrijven van 3 oktober 2001 van [Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] aan [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] (gehecht aan het proces-verbaal van de zitting van 4 maart 2005), onder welk schrijven mede de naam van [H.] is vermeld. In dat schrijven stelt [Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] dat naar aanleiding van de aangifte inkomstenbelasting 1999 van [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie], waarin [Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] verschillende grondtransacties van maart 1999 voor [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft verwerkt, een aantal gecompliceerde fiscale en civielrechtelijke vragen zijn gerezen ter zake de positie van [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie]. Deze complicaties hangen volgens [Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] in dat schrijven hoofdzakelijk samen met de civielrechtelijke procedure die [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tegen zijn zoon [Naam zoon] voert. Deze brief vervolgt – voor zover te dezen van belang – als volgt:
“Daar u per sé niet het fruitteelt bedrijf te Raar c.a., in het bijzonder de daartoe behorende onroerende zaken, aan uw zoon [Naam zoon] wil overdragen, of daartoe door de rechter verplicht wil worden, zult u niet alleen langs procedurele weg, maar tevens via civiel- en fiscaalrechtelijke weg (bijv. via asset protection of vermogensbeschermingsmaatregelen) uw vermogen dienen te beschermen.
De levering van de gronden aan uw broer is daarvan slechts één van de mogelijkheden. Het opstellen van een sluitend testament, waarbij met de diverse scenario’s, waaronder het verliezen van de procedure tegen uw zoon, wordt rekening gehouden, is daarbij kernpunt. Voorts kan het oprichten van een onafhankelijke asset protection-stichting onvermijdelijk zijn teneinde zogenoemd paulianeus handelen resp. “Sphärenvermischung” te vermijden. Voor diverse cliënten die zich in een met u vergelijkbare situatie en zelfs nog ernstigere situatie bevonden, hebben wij met succes een zogenoemd Asset Protection Programma© uitgevoerd. Wij achten een dergelijk programma voor u, gezien de grote tegenstellingen tussen u en uw zoon [Naam zoon], alsmede vanwege de positie die uw broer daarbij inneemt, van prominent belang.”
“Deze wetgeving biedt voor u extra mogelijkheden om uw vermogenspositie tegen uw zoon [Naam zoon], in diens hoedanigheid van processueel tegenstander respectievelijk van legitimaris (wettelijk erfgenaam), beter te beschermen.
Teneinde een en ander in goede banen te leiden, zullen wij uw civielrechtelijke en fiscaalrechtelijke positie nader dienen te analyseren, zodat wij u exact kunnen aangeven op welke punten uw huidige (tax- en asset)planning aanpassing behoeft. Vervolgens zal dan, zo u dat wenst, de planning dienen te worden uitgevoerd. Een en ander is een samenspel dat dient te worden gespeeld met u en ons in samenspraak met een deskundige asset protection advocaat en een notaris. Uitsluitend op deze wijze kunt u zich het beste beschermen tegen de aanspraak van uw zoon alsmede de belastingdruk minimaliseren.
Kunt u ons bevestigen dat u kunt instemmen met de hiervoor beschreven aanpak?(…)”
In een brief van gelijke datum verzonden door [De heer D. van Belastingadviseurs B.V.], namens [Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie], schrijft deze aan [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie]:
“Hierbij bevestigen wij dat naar aanleiding van onze bespreking voor u een testament zullen laten opstellen, waarin – op uw uitdrukkelijke wens – zal worden geregeld dat uw zoon [Naam zoon] nimmer de grond van u zal erven.(…)”
2.14 In het omstreden, volgens [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ongevraagde, advies van 18 oktober 2001 (een van de als productie 3 bij antwoord in conventie overgelegde stukken) schrijft [Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] aan [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie]:
“Naar aanleiding van ons telefonisch onderhoud geven wij u hierna op uw uitdrukkelijk verzoek een overzicht van de scenario’s die in uw geval denkbaar zijn.”
“U gaf ons herhaaldelijk en uitdrukkelijk aan dat u coûte-que-coûte wil voorkómen dat uw zoon [Naam zoon] uw bedrijf (inclusief uw (mede)eigendom in de daartoe behorende registergoederen) in eigendom verkrijgt. Tevens gaf u herhaaldelijk en uitdrukkelijk aan dat u niet wil dat uw kinderen van u erven, indien zij zich zo blijven gedragen zoals zij zich nu gedragen.(…)”
2.15 Gelet op de niet-betwiste inhoud van voormelde brieven is het onaannemelijk dat [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet de omstreden opdracht tot advisering heeft gegeven, mede gelet op het feit, zoals hierboven reeds overwogen, dat [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een anderhalf uur durend gesprek met [H.] zou hebben gevoerd om duidelijk te maken dat hij, [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie], geen opdracht had gegeven voor de advisering.
2.16 Tegenover voormelde verklaringen en de inhoud van voormelde stukken staat slechts de verklaring van [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie], die als getuige heeft verklaard dat hij voor het geheel van asset protection en alles wat daarmee samenhangt nooit enige opdracht heeft gegeven. De verklaring van [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vindt geen steun in enig ander bewijsmiddel. De rechtbank overweegt in dat verband nog het volgende. Bij akte overlegging producties van 10 augustus 2005 van [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft deze een tweetal verklaringen van voornoemde getuige [H.] overgelegd, waarvan een verklaring dateert van 16 maart 2004, derhalve van voor diens verhoor als getuige van 4 maart 2005, en een tweede, van onbekende datum is. Die verklaringen houden zakelijk weergegeven in dat [De heer D. van Belastingadviseurs B.V.] in de urenspecificatie van [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] data heeft verwisseld ten einde aldus te suggereren dat werkzaamheden – een asset protectionprogramma – waarvoor [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] geen opdracht had gegeven wél in opdracht van [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn uitgevoerd. Ter zake deze werkzaamheden zou [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie], volgens [H.] in zijn verklaringen, aanstonds hebben ontkend dat hij daar voor opdracht had gegeven. [De heer D. van Belastingadviseurs B.V.] zou volgens [H.] ook aan hem hebben medegedeeld dat de data op de notaspecificaties omgewisseld moesten worden ten einde te suggereren dat er wél opdracht door [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] was gegeven. Nadat [H.] het omstreden advies had geschreven, zou [De heer D. van Belastingadviseurs B.V.] hem hebben gezegd, dat hij in de kop van de brief moest schrijven dat de opdracht door [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] was verstrekt. [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft volgens [H.] na het ontvangen van het advies onmiddellijk contact met het kantoor van [Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] opgenomen en gezegd dat hij geen advies wilde. Op grond daarvan heeft [De heer D. van Belastingadviseurs B.V.] hem opgedragen een bepaalde datum te verwisselen ter zake een telefoongesprek, om daarmee te suggereren dat in het telefoongesprek een opdracht voor het asset protectionadvies was gegeven.
2.17 De rechtbank hecht meer waarde aan de door [H.] als getuige afgelegde verklaring, welke immers onder ede is afgelegd. Bovendien is het opmerkelijk dat waar [H.] in zijn verklaringen stellig spreekt over een opdracht van [De heer D. van Belastingadviseurs B.V.] aan hem om data te verwisselen van een telefoongesprek, om daarmee te suggereren dat door [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een opdracht was verstrekt voor het opstellen van het omstreden advies, en [De heer D. van Belastingadviseurs B.V.] ook zelf in de urenspecificaties behorende bij de factuur daartoe data heeft verwisseld, [H.] als getuige gehoord aanzienlijk minder stellig is, nu hij ten overstaan van de rechter heeft verklaard dat [De heer D. van Belastingadviseurs B.V.] eens bij hem kwam en suggereerde dat er op de urenstaten en/of factuurstaten best wel duidelijkheid gecreëerd kon worden dat er van tevoren wél opdracht was gegeven, door achter bijvoorbeeld bepaalde telefoontjes die met [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] waren gevoerd voor de datum van het advies te vermelden dat er tijdens zo’n telefoontje opdracht is gegeven om aan zo’n advies te werken. Verder heeft [H.] als getuige ook verklaard dat hij niet weet of [De heer D. van Belastingadviseurs B.V.] dit uiteindelijk zo heeft gedaan, maar dat [De heer D. van Belastingadviseurs B.V.] dat alleen maar heeft gesuggereerd en dat hoe uiteindelijk is gefactureerd hem niet bekend is. Ook heeft [H.] als getuige de mogelijkheid om in het geautomatiseerde programma Fidura het aantal aan een zaak bestede uren te wijzigen slechts als theoretische mogelijkheid geschetst, waarmee hij niet gezegd wilde hebben dat hij concrete dossiers kent waarin dat ook is gebeurd.
2.18 [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft nog gesteld dat [Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] sedert het tussenvonnis van 16 juni 2004 verkeert in een situatie van schuldeisersverzuim, nu [Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] de in dat vonnis onder 3.5 onder a t/m l genoemde stukken nog steeds niet heeft afgegeven aan [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie], terwijl afgifte daarvan in dat vonnis als voorwaarde was gesteld voor de opeisbaarheid van het in conventie gevorderde. Die stelling kan echter onbesproken blijven, nu uit de overweging van de rechtbank reeds volgt dat rente pas wordt verbeurd vanaf het moment dat [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] alle bedoelde stukken heeft ontvangen maar hij zijnerzijds de openbare facturen nog niet geheel heeft voldaan.
2.19 [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft verder ten pleidooie nog ten verwere aangevoerd dat zo al zou komen vast te staan dat de omstreden opdracht zou zijn verstrekt, deze opdracht onvoldoende bepaalbaar zou zijn en reeds op die grond nooit tot stand is gekomen. Dat verweer moet, alleen al gelet op de duidelijke inhoud van het stuk van 18 oktober 2001 (een van de als nummer 3 bij antwoord in conventie overgelegde stukken) en het tijdstip waarop deze stelling is geponeerd, verworpen worden.
2.20 Het verweer van [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ten pleidooie dat [Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] werkzaamheden heeft gefactureerd die niet zijn verricht, die zinloos of in strijd met de wet zijn, dan wel dat [Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] werkzaamheden bovenmatig heeft gefactureerd, wordt, als tardief gepasseerd.
2.21 De buitengerechtelijke kosten zijn door [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] onvoldoende gemotiveerd betwist gelet op de bij dagvaarding overgelegde producties III, V en VII waaruit blijkt dat [Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] naar aanleiding van de facturen de nodige stappen heeft ondernomen. Die zullen dus worden toegewezen.
2.22 [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] worden begroot op:
- dagvaarding € 68,20
- vast recht 245,00
- getuigenkosten 678,00
- salaris procureur 1.920,00 (5,0 punten × tarief € 384,00)
Totaal € 2.911,20
veroordeelt [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] om aan [Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] te betalen een bedrag van:
1) € 247,75 (factuur 20082);
2) € 3.974,21 (factuur 20084);
3) € 148,25 (factuur 20159);
4) € 385,87 (factuur 20155);
met dien verstande dat de onder 1 t/m 4 genoemde bedragen pas opeisbaar zijn en de daarover gevorderde wettelijke rente pas wordt verbeurd, zodra [Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] alle in het tussenvonnis van 16 juni 2004 onder 3.5 met de letters a t/m l aangeduide stukken aan [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft afgegeven, de wettelijke rente te berekenen tot aan het moment der algehele voldoening van voormelde bedragen;
veroordeelt [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de kosten van de procedure aan de zijde van [Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] gevallen en tot op heden begroot op:
kosten exploot
€ 68,20
vast recht € 245,00
getuigentaxen € 678,00
salaris procureur € 1.920,00
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
In reconventie:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [Gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van [Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] tot op heden begroot op:
salaris procureur € 452,00
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2007.?