RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak: 25 september 2007
Zaaknummers: 122407 / OT RK 07-1307 en 122432 / OT RK 07-1315
De kinderrechter heeft de navolgende beschikking gegeven in de zaak met betrekking tot de minderjarige:
[naam kind], geboren op [geboortedatum],
[naam vader], wonende te [adres]
en
[naam moeder], wonende te [adres],
procureur mr. I.G. Schoones-Aarts.
1. Verloop van de procedure:
Op 29 augustus 2007 heeft de kinderrechter, naar aanleiding van een door de Raad voor de Kinderbescherming te Maastricht ingediend verzoekschrift met bijlagen, de voor¬lopige ondertoezichtstelling uitgesproken voor de duur van drie maanden en heeft mach¬tiging verleend tot uithuisplaatsing van voornoemde minderjarige voor de duur van vier weken.
Bij beschikking van 30 augustus 2007 heeft de kinderrechter een aanvullende machtiging tot uithuisplaatsing verleend.
De Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg heeft op 25 september 2007 een indicatiebesluit ingediend.
Op 11 september 2007 en 25 september 2007 zijn de belanghebbenden in de gelegenheid gesteld te worden gehoord op de verzoeken en de genomen beslissingen.
Ter zitting van 11 september 2007 hebben de ouders een brief van hun huisarts, een verslag van Coach-ster en een eerste behandelplan van de Stichting [G.] overgelegd.
De Raad heeft desgevraagd gesteld dat het ingediende verzoekschrift is gebaseerd op informatie afkomstig van Bureau Jeugdzorg. De Raad heeft voorafgaand aan het indienen van het verzoekschrift geen eigen onderzoek gedaan.
Ter zitting hebben de ouders te kennen gegeven dat zij niet instemmen met de genomen beslissingen. De ouders erkennen dat hun zoon forse problematiek heeft en hiervoor behandeld moet worden. Voor deze hulp hebben zij altijd opengestaan en zij hebben die hulp ook nooit afgewezen. De ouders begrijpen niet wat de gronden zijn voor de voorlopige ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van hun zoon zonder voorafgaand verhoor.
Zij hadden met de vrijwillige hulpverlening afgesproken dat [naam kind] met ingang van
1 september 2007 voor dagbehandeling naar [G.] zou gaan. Zij hadden op 29 augustus 2007 een afspraak met de school van [G.], maar die afspraak werd afgezegd om onbekende reden.
Zij hebben in het verzoekschrift gelezen dat vader gedreigd zou hebben dat hij [naam kind] en zichzelf zou doodrijden als [naam kind] uithuis geplaatst zou worden, maar vader ontkent dat hij dit gezegd heeft.
De ouders hebben een brief overgelegd van de huisarts die aanwezig was bij het gesprek over de uithuisplaatsing. De huisarts stelt hierin dat hij zich niet kan herinneren dat vader dit gezegd heeft.
Ter zitting van 11 september 2007 heeft de gezinsvoogdes verklaard dat op 29 augustus 2007 aan de ouders verteld zou worden dat [naam kind] uit huis geplaatst zou worden; afhankelijk van de reactie van de vader zou bekeken worden of de uithuisplaatsing onmiddellijk zou moeten plaatsvinden.
Ter zitting van 25 september heeft de vrijwillige hulpverleenster van Bureau Jeugdzorg, mevrouw [naam], verklaard dat vader inderdaad niet gezegd heeft dat hij [naam kind] zou doodrijden.
Mevrouw [naam] heeft gesteld dat in het MDO besloten was dat de dagbehandeling van [naam kind] door [G.] geen optie meer was en dat [naam kind] uithuis geplaatst moest worden. Zij heeft, naar aanleiding van een reeks gebeurtenissen, ingeschat dat deze mededeling bij de ouders niet goed zou vallen en zij was bang voor de reactie. Daarom heeft zij politie en huisarts gevraagd bij het gesprek op 29 augustus 2007 aanwezig te zijn.
De kinderrechter overweegt dat een voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zonder voorafgaand verhoor ingrijpende maatregelen zijn, die op grond van de wet alleen genomen mogen worden in een acute noodsituatie, waarin verhoor van de ouders niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige.
De kinderrechter stelt vast dat de inhoud van het verzoekschrift van de Raad onjuistheden bevat. Gebleken is dat vader niet heeft gedreigd met het doodrijden van [naam kind]. Ook bestaan twijfels over het vermeende agressieve gedrag van vader.
Derhalve is de beslissing tot voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing genomen op basis van verkeerde informatie.
Nu de in het verzoekschrift opgevoerde reden voor de acute noodsituatie, namelijk de dreiging van doodrijden van [naam kind], is weggevallen en nu in het verzoekschrift geen andere gronden voor onmiddellijk ingrijpen zijn genoemd, oordeelt de kinderrechter dat de gegeven beslissingen niet in stand kunnen blijven.
Ten overvloede overweegt de kinderrechter dat Bureau Jeugdzorg te voortvarend te werk is gegaan door de afspraak, die ouders met de school van [G.] op 29 augustus hadden, af te zeggen en de ouders die middag te overvallen met een bezoek van politie, huisarts en Bureau Jeugdzorg met de mededeling dat [naam kind] uithuis geplaatst zou worden.
Tenslotte moet te kinderrechter concluderen dat de uithuisplaatsing al was geëffectueerd voordat de machtiging van de kinderrechter was afgegeven, nu immers ter zitting van 25 september 2007 is gebleken dat Bureau Jeugdzorg nog voordat de machtiging was afgegeven al aan de [naam], waar [naam kind] op dat moment was, had laten weten dat [naam kind] niet naar huis zou mogen gaan, maar daar gehouden moest worden, omdat [naam kind] uithuis geplaatst zou worden.
Vernietigt de beschikkingen van 29 en 30 augustus 2007 en wijst de verzoeken tot voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing[naam kind][naam kind], geboren op [geboortedatum], alsnog af.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Salemans-Wijnen, kinderrechter en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2007 in tegenwoordigheid van L.H.M. Beckers, griffier.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een procureur (advocaat) - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.