ECLI:NL:RBMAA:2007:BB0831

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
27 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/703067-07
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op bezwaarschrift tegen onthouding van kennisneming van processtukken aan verdachte in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 27 juli 2007 een beslissing genomen op een bezwaarschrift van een verdachte tegen de onthouding van kennisneming van bepaalde processtukken door het Openbaar Ministerie. Het bezwaar werd ingediend op 24 juli 2007 en de rechtbank heeft op 26 juli 2007 de officier van justitie en mr. R.J.H. Corten in besloten raadkamer gehoord. De verdachte heeft aangegeven niet gehoord te willen worden over zijn bezwaarschrift.

De rechtbank overweegt dat volgens artikel 33 van het Wetboek van Strafvordering de verdachte recht heeft op kennisneming van alle processtukken zodra het gerechtelijk vooronderzoek is gesloten of de dagvaarding is betekend. Dit recht kan echter worden beperkt in uitzonderlijke situaties, zoals in dit geval, waar de verdachte wordt verdacht van moord. De rechtbank stelt dat de onthouding van kennisneming gerechtvaardigd is, omdat het belang van de waarheidsvinding in deze ernstige zaak zwaarder weegt dan het belang van de verdachte om kennis te nemen van de stukken.

De rechtbank concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat de verdediging door deze onthouding in een niet te herstellen achterstand wordt gezet. Daarom verklaart de rechtbank het bezwaarschrift ongegrond. Deze beslissing is genomen in raadkamer, waarbij mr. E.W.A. van den Berg niet in staat was om de beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK TE MAASTRICHT
Parketnummer: 03/703067-07
Beslissing van de rechtbank te Maastricht, op het bezwaar ex artikel 32 van het Wetboek van Strafvordering van:
[naam verdachte]
geboren op [geboortedatum en plaats verdachte]
wonende te [adres verdachte]
thans verblijvende in de P.I. Zuid Limburg HvB de Overmaze te Maastricht
Inhoud van het bezwaarschrift
Het bezwaar is gericht tegen de onthouding aan bezwaarde door het openbaar ministerie in dit arrondissement van kennisneming van processtukken.
Procesgang
Het bezwaar is op 24 juli 2007 ingediend ter griffie van de rechtbank.
De rechtbank heeft op 26 juli 2007 de officier van justitie en mr. R.J.H. Corten in besloten raadkamer gehoord.
[naam verdachte] heeft schriftelijk te kennen gegeven dat hij niet op zijn bezwaarschrift wenst te worden gehoord;
De beoordeling
Ten aanzien van de vraag, of onthouding aan verdachte van kennisneming van de in geding zijnde processtukken door het Openbaar Ministerie in casu gerechtvaardigd is, overweegt de rechtbank als volgt.
Artikel 33 van het Wetboek van Strafvordering bepaalt, kort gezegd, dat kennisneming van alle processtukken niet aan de verdachte mag worden onthouden zodra het gerechtelijk vooronderzoek is gesloten of de dagvaarding in eerste aanleg aan hem is betekend. Aan deze bepaling ligt ten grondslag dat de verdachte zich inhoudelijk adequaat moet kunnen verdedigen, zodra het onderzoek ter terechtzitting naar de feiten die ten grondslag liggen aan de in de tenlastelegging vervatte beschuldiging een aanvang neemt. Van deze situatie wijkt af een pro forma zitting waarbij de behandeling van de feiten nog geen aanvang neemt, maar waar in verband met nog te verrichten onderzoek een open verwijzing naar de rechter-commissaris volgt.
In dat geval kan een redelijke toepassing van artikel 33 van het Wetboek van Strafvordering met zich brengen dat ook in de periode nadat is gedagvaard kennisneming van processtukken aan de verdediging wordt onthouden. Als voorwaarde daarbij geldt dat het onderzoek, al of niet onder leiding van de rechter-commissaris, nog voorduurt en ernstig valt te vrezen dat de verdachte na kennisneming van de onthouden processtukken de waarheidsvinding in ernstige mate zou kunnen belemmeren. Deze mogelijkheid dient bovendien te worden beperkt tot uitzonderlijke situaties, nu hierdoor de mogelijkheden van de verdachte zich ook reeds in dit stadium van het geding in alle omvang te verdedigen en invloed uit te oefenen – binnen de daaraan te stellen grenzen – op het verloop van het onderzoek, in grote mate worden beperkt.
Van een dergelijke uitzonderlijke situatie is in dit geval sprake, nu verdachte (primair) het plegen van een moord wordt verweten, waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt. Aan het belang van de waarheidsvinding kan onder die omstandigheden tijdelijk meer gewicht worden toegekend dan aan het belang van de verdachte kennis te nemen van de processtukken.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de inhoud van de stukken, onthouding van de kennisneming daarvan aan verdachte door het Openbaar Ministerie, met het oog op de waarheidsvinding, vooralsnog gerechtvaardigd is. Er zijn geen aanwijzingen dat de verdediging daardoor op een niet te herstellen achterstand wordt gezet. Het bezwaar dient mitsdien ongegrond te worden verklaard.
BESLISSING:
De rechtbank verklaart het bezwaarschrift ongegrond.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer van deze rechtbank op 27 juli 2007
door Mrs. J.N.F. Sleddens, voorzitter
E.W.A. van den Berg, rechter
M. Senden, rechter
in tegenwoordigheid van A. Gevorkian, griffier.
Zijnde mr. E.W.A. van den Berg buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen