ECLI:NL:RBMAA:2007:BA9004
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot verstrekking van informatie over pensioenrechten na echtscheiding
In deze zaak vordert de ex-echtgenote, hierna te noemen [De vrouw], van haar ex-echtgenoot, hierna te noemen [De man], dat hij haar informatie verstrekt over de tijdens hun huwelijk opgebouwde pensioenrechten. De partijen waren van 25 november 1964 tot 5 augustus 1982 in gemeenschap van goederen gehuwd. Na de echtscheiding zijn de pensioenrechten niet verdeeld, wat aanleiding geeft tot deze procedure. De vrouw stelt dat de man haar moet informeren over zijn nabestaanden- en ouderdomspensioenrechten, en vordert dat hij haar maandelijks een deel van zijn ouderdomspensioen betaalt, berekend naar rato van de tijd vóór de echtscheiding.
De man heeft verweer gevoerd en betoogd dat de vrouw te laat is met haar vordering en dat hij benadeeld is doordat hij geen vervangende pensioenvoorziening heeft kunnen afsluiten. Hij stelt dat de vrouw haar recht op verdeling heeft verwerkt door niet eerder actie te ondernemen. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 3:178 BW ieder der deelgenoten te allen tijde verdeling kan vorderen van een gemeenschappelijk goed, en dat er geen verplichting bestaat om dit te doen. De man kan niet aannemen dat de vrouw afstand heeft gedaan van haar aandeel enkel omdat zij de verdeling niet eerder heeft gevorderd.
De rechtbank oordeelt dat de vordering van de vrouw toewijsbaar is. De man wordt opgedragen om binnen veertien dagen na de uitspraak schriftelijke inlichtingen te verstrekken over de pensioenrechten die zijn opgebouwd tijdens het huwelijk. Tevens moet hij maandelijks aan de vrouw betalen het pro-rata deel van zijn ouderdomspensioen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.