RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak: 12 juni 2007
Zaaknummer: 118048 / OT RK 07-349
De kinderrechter heeft de navolgende beschikking gegeven in de zaak met betrekking tot de mi[naam kind]jarige:
[naam kind], geboren te [O.] op [geboortedatum]
[naam vader],
wonende te [O.],
verzoeker, verder te noemen de vader,
procureur mr. D. Dronkers,
en
[naam moeder], wonende te [adres],
verder te noemen de moeder,
procureur mr. F.G.F.M. Tripels.
1. Verloop van de procedure
Op 9 maart 2007 heeft de vader een verzoekschrift met bijlagen ingediend, daartoe strekkende dat de ondertoezichtstelling van zijn dochter [naam kind] wordt uitgesproken.
De zaak is behandeld ter zitting van 29 mei 2007, tijdens welke behandeling de raadsvrouw van de moeder een pleitnotitie heeft overgelegd, tevens houdende verzoeken tot wijziging van een omgangsregeling en van een informatieplicht.
Ten aanzien van de verzoeken tot wijziging van een omgangsregeling en informatieplicht.
De kinderrechter zal de moeder niet ontvankelijk verklaren in beide verzoeken.
Daargelaten de vaststelling dat de bij pleitnota gedane verzoeken niet voldoen aan de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en aan de regels van het Procesreglement Familierecht Rechtbanken en daargelaten de vaststelling dat de belanghebbenden volledig overvallen zijn met deze ter zitting gedane verzoeken, oordeelt de kinderrechter dat geen sprake is van gewijzigde omstandigheden noch kan worden geconstateerd dat bij het nemen van de betreffende beslissingen is uitgegaan van onjuiste of onvolledige gegevens.
Namens de moeder wordt weliswaar met betrekking tot de omgangsregeling gesteld dat de wijziging daarin is gelegen dat de omgang niet (langer) in het belang van [naam kind] is, maar deze stelling is volstrekt niet onderbouwd.
Ten aanzien van het verzoek tot wijziging van de informatieplicht worden zelfs niet eens gronden aangevoerd, zodat de kinderrechter de moeder ook in dit verzoek niet ontvankelijk zal verklaren.
Ten aanzien van het verzoek tot ondertoezichtstelling van de minderjarige:
De vader heeft verzocht [naam kind] onder toezicht te stellen. Als grond voor de ondertoezichtstelling voert de vader aan dat diverse procedures tot het verkrijgen van omgang niet ertoe hebben geleid dat [naam kind] en hij omgang met elkaar hebben. De vader stelt dat het apert in strijd is met het belang van [naam kind] dat geen omgang plaatsvindt, waardoor [naam kind] in haar zedelijke of geestelijke belangen en/of gezondheid ernstig wordt bedreigd; andere middelen ter voorkoming hiervan hebben gefaald en, naar te voorzien valt, zullen ook falen. De omstandigheid dat de moeder vader stelselmatig weghoudt van [naam kind] kan niet anders dan tot psychische schade bij het kind leiden. Volgens de vader is de ondertoezichtstelling noodzakelijk, opdat de te benoemen gezinsvoogd de moeder aanwijzingen tot het invullen van de omgang kan geven; daarnaast zou de gezinsvoogd erop moeten toezien dat de moeder aan [naam kind] helder en adequaat uiteen zet wat de positie van de vader ten opzichte van het kind is. Stelselmatig het kind afhouden van haar natuurlijke vader kan niet anders dan fnuikend zijn voor haar geestelijke en emotionele ontwikkeling.
De moeder stelt dat tijdens de kortdurende relatie met de vader haar eigen veiligheid en de veiligheid van [naam kind] voortdurend in gevaar zijn gekomen. Geestelijke manipulatie en bezittingsdrang hebben steeds een rol gespeeld. Ook was sprake van fysiek geweld.
De relatie werd beëindigd toen [naam kind] enkele maanden oud was; van family life was dan ook nauwelijks sprake. Inmiddels heeft de moeder [naam kind] zelf verteld wat haar status is. [naam kind] weet nu dat de man die zij beschouwt als haar vader niet haar biologische vader is. [naam kind] weet dat zij, wanneer zij maar wil, kennis kan maken met haar biologische vader, maar [naam kind] wil dit absoluut niet. Gedwongen omgang is vaak schadelijk voor een minderjarige. De moeder meent daarom dat het verzoek tot ondertoezichtstelling dient te worden afgewezen, ook al omdat het faciliteren van een omgangsregeling niet tot de taak van een gezinsvoogd behoort.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft ter zitting verklaard dat het heel erg is voor [naam kind] dat zij niet in staat is om contact met haar vader te hebben. De Raad wil meedenken om ervoor te zorgen dat [naam kind] toch een vaderbeeld krijgt, maar de Raad kan nu geen oplossing bieden omdat alles wat gedaan kan worden al gedaan is zonder succes.
De kinderrechter overweegt dat uit de overgelegde stukken en uit het verhandelde ter zitting valt af te leiden dat [naam kind] en haar vader sinds circa oktober 2001 geen omgang met elkaar hebben. Ondanks een in rechte vastgestelde regeling staat de moeder niet toe dat [naam kind] contact met haar vader heeft en weigert de moeder enige informatie over [naam kind] aan de vader te geven.
De kinderrechter stelt vast dat de houding van de moeder leidt tot oudervervreemding c.q. ouderverstoting: zo heeft de moeder toegelaten c.q. gestimuleerd dat [naam kind] de nieuwe partner van moeder “papa” noemt; zo stelt de moeder dat een zeer hechte band tussen haar echtgenoot en [naam kind] bestaat en dat zij samen met nog drie broertjes/zusjes een hecht gezin vormen, waarin [naam kind] veilig en gelukkig is en waarbij de moeder dit geluk niet bruut wilde verstoren omdat zij zelf destijds een verkeerde keuze heeft gemaakt door met de vader van [naam kind] een relatie te hebben; zo heeft de moeder [naam kind] jaren lang in de waan gelaten dat haar huidige echtgenoot de vader van [naam kind] is; zo heeft de moeder [naam kind] pas zeer recent ingelicht over haar status, maar heeft zij dit kennelijk gedaan op een zodanige wijze dat [naam kind] geschrokken en bang is; zo stelt de moeder dat [naam kind] geen enkele band met de vader heeft en dat de vader een vreemde voor haar is.
De kinderrechter overweegt dat de door de moeder veroorzaakte oudervervreemding/ ouderverstoting een psychische vorm van kindermishandeling is en dat [naam kind] in het gezin van de moeder zodanig opgroeit dat haar geestelijke belangen ernstig worden bedreigd.
De kinderrechter oordeelt dat [naam kind] hiertegen beschermd dient te worden.
Verder overweegt de kinderrechter dat de ouders van [naam kind] al jaren een strijd over de omgang en informatieplicht voeren. Deze strijd blijft voortduren. Gebleken is dat de moeder [naam kind] informeert over de rechtzaken en haar kennelijk vertelt dat zij mogelijk gedwongen wordt tot contact met haar biologische vader. Ten onrechte vertelt de moeder aan [naam kind] dat zij zelf mag bepalen of en wanneer zij contact wil. De kinderrechter moet constateren dat [naam kind] ten gevolge van de manier van inlichten door haar moeder kennelijk buikpijn krijgt en bang is weggehaald te worden bij haar moeder en stiefvader.
Gebleken is ook dat de vader zich niet erbij neerlegt dat de moeder de omgang tegenhoudt. De vader heeft duidelijk gemaakt dat hij omgang wil.
De kinderrechter stelt vast dat deze strijd zeer schadelijk is voor [naam kind], dat [naam kind] door deze strijd zodanig opgroeit dat haar geestelijke belangen en haar gezondheid ernstig worden bedreigd en dat [naam kind] beschermd dient te worden.
Aangezien andere middelen ter afwending van de bedreiging hebben gefaald (de vrouw heeft geweigerd mee te werken aan onderzoek door De Viersprong) en aangezien de Raad heeft gesteld dat zonder succes al het mogelijke is ondernomen, zal de kinderrechter [naam kind] onder toezicht stellen.
De kinderrechter ziet het als een taak van de te benoemen gezinsvoogd het kind buiten de strijd van de ouders te brengen en de ouders, wellicht middels mediation, ertoe te zetten hun conflict op te lossen; ook ziet de kinderrechter het als taak van de gezinsvoogd om [naam kind] op een verantwoorde manier voor te lichten over haar status en haar kennis te laten maken met haar vader.
Verklaart de moeder niet ontvankelijk in haar verzoeken tot wijziging van een omgangsregeling en van een informatieplicht.
Stelt voornoemde minderjarige met ingang van 12 juni 2007 onder toezicht van de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg voor de termijn van een jaar.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Salemans-Wijnen, kinderrechter, en in het openbaar op 12 juni 2007 uitgesproken in tegenwoordigheid van L.M.H. Beckers, griffier.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een procureur (advocaat) - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.