ECLI:NL:RBMAA:2007:BA6736

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
6 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06 / 2090 WET
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wijziging van GBA-gegevens op basis van onvoldoende bewijs van identiteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 6 juni 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, [naam1] alias [naam2], en het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Heerlen. Eiseres had een verzoek ingediend tot wijziging van haar gegevens in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA). Het verzoek was gebaseerd op documenten die eiseres had overgelegd, waaronder een Chinees paspoort en een Hukou-boekje. Eiseres stelde dat deze documenten authentiek waren en dat zij haar echte identiteit had aangetoond.

De rechtbank oordeelde dat het aan eiseres was om te bewijzen dat de overgelegde documenten op haar betrekking hadden. De rechtbank constateerde dat eiseres niet had aangetoond dat de geregistreerde gegevens in de GBA onjuist waren. De rechtbank verwees naar artikel 36, tweede lid, van de Wet GBA, waarin wordt gesteld dat gegevens over de burgerlijke staat ontleend moeten worden aan bepaalde geschriften. Eiseres had geen overtuigend bewijs geleverd dat de gegevens in de GBA niet klopten, ondanks dat de overgelegde documenten authentiek waren.

De rechtbank concludeerde dat de weigering van het College om de gegevens in de GBA te wijzigen terecht was. Eiseres had niet voldaan aan de eisen die de wet stelt voor het wijzigen van geregistreerde gegevens. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak biedt inzicht in de strikte eisen die gelden voor het wijzigen van persoonsgegevens in de GBA en de noodzaak voor overtuigend bewijs van identiteit.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Bestuursrecht
Procedurenummer: AWB 06 / 2090 WET
Uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
inzake het geding tussen
[naam1] alias [naam2],
wonende te Heerlen, eiseres,
en
het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Heerlen,
gevestigd te Heerlen, verweerder.
Datum bestreden besluit: 23 augustus 2006.
Kenmerk: 31003/20060380-A/SQ.
Behandeling ter zitting: 3 mei 2007.
1. Procesverloop
Bij het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit heeft verweerder het namens eiseres ingediende bezwaarschrift tegen zijn - hieronder nader te duiden - besluit van 7 maart 2006 ongegrond verklaard.
Bij brief van 2 oktober 2006 is namens eiseres tegen eerstgenoemd besluit beroep ingesteld bij deze rechtbank door haar gemachtigde mr. ing. J.G. van Ek, advocaat te Heerlen. Bij brief van 31 oktober 2006 zijn de gronden waarop het beroep berust ingediend.
De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) ingezonden stukken zijn in kopie aan de gemachtigde van eiseres gezonden, evenals het door verweerder ingediende verweerschrift.
Het beroep is behandeld ter zitting van deze rechtbank op 3 mei 2007, waar eiseres in persoon is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
Verweerder heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door mr. J.P.H.M. Quaedvlieg, werkzaam bij de gemeente Heerlen.
2. Overwegingen
Op 16 januari 2006 is namens eiseres een verzoek ingediend tot wijziging van haar gegevens in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: GBA) van de gemeente Heerlen. In de GBA is eiseres ingeschreven onder de naam [naam2], geboren te Xia Zhuang (China) op 16 maart 1986. Verzocht is deze gegevens te wijzigen in de naam [naam1], geboren te Zhejiang (China) op 28 januari 1977. Bij het in rubriek I genoemde besluit van 7 maart 2006 heeft verweerder dit verzoek afgewezen. Tegen dit besluit is namens eiseres op 28 maart 2006 een bezwaarschrift ingediend, dat bij het thans bestreden besluit ongegrond is verklaard.
Aan het bestreden besluit is ten grondslag gelegd dat eiseres onder ede een verklaring heeft afgelegd, als bedoeld in artikel 36, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: Wet GBA), op basis waarvan haar identiteit is vastgelegd in de GBA. Zij heeft deze identiteit gedurende jaren in het maatschappelijk verkeer gebruikt. Het is aan haar om aan te tonen dat de naar aanleiding van haar verzoek van 16 januari 2006 overgelegde documenten op haar betrekking hebben. Dit heeft zij niet gedaan. Daarom is niet aangetoond dat de reeds geregistreerde gegevens met betrekking tot de naam, geboortedatum en geboorteplaats onjuist zijn.
Eiseres heeft aan haar beroep ten grondslag gelegd dat de documenten die zij tijdens de bezwaarprocedure aan verweerder overgelegd heeft, authentiek zijn. Het paspoort en de Hukou-registratie zijn brondocumenten en dienen te prevaleren boven de door haar onder ede afgelegde verklaring. Het is voor eiseres onmogelijk om een door de Nederlandse autoriteiten afgegeven reisdocument over te leggen dat haar echte identiteit vermeldt. Zij kan dus nooit voldoen aan de eisen van artikel 77, eerste lid, van de Wet GBA. Zij heeft daarom haar echte identiteit voldoende aangetoond.
In dit geding dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verweerder terecht en op goede gronden tot het besluit is gekomen het aanbrengen van de wijzigingen in GBA te weigeren, weshalve het hiertegen gerichte bezwaar ongegrond is verklaard.
Dienaangaande wordt overwogen als volgt.
Ingevolge artikel 36, tweede lid, van de Wet GBA worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
Ingevolge artikel 37, tweede lid, van de Wet GBA - voor zover in dezen van belang - worden aan een geschrift als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onder c, d of e, geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.
Ingevolge artikel 37, derde lid, van de Wet GBA, worden aan een geschrift als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onder d en e, geen gegevens ontleend, indien aannemelijk is dat de gegevens onjuist zijn.
Ingevolge artikel 77, eerste lid, van de Wet GBA is degene die ingevolge deze afdeling in persoon verschijnt bij het college van burgemeester en wethouders, verplicht desgevraagd met het oog op de vaststelling van zijn identiteit een op hem betrekking hebbend document over te leggen als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Wet GBA voldoet het college van burgemeester en wethouders binnen vier weken kosteloos aan het verzoek van betrokkene hem betreffende gegevens in de basisadministratie te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
De rechtbank overweegt - onder verwijzing naar vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State - dat de algemene en fundamentele functie van de gegevens opgenomen in de GBA met zich brengt dat die gegevens aan hoge eisen van betrouwbaarheid en duidelijkheid dienen te voldoen. In het licht van die betrouwbaarheid kunnen de gegevens van een in de GBA ingeschreven persoon slechts onder omstandigheden - na overtuigend bewijs - worden gewijzigd en uitsluitend indien daartoe een door de wet aangewezen geschikt document wordt overgelegd. Voor de gegevens omtrent de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend, is in artikel 36, tweede lid, van de Wet GBA een rangorde aangegeven in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend.
De naam, de geboorteplaats en het geboortejaar van eiseres zijn geregistreerd in de basisadministratie op grond van een door haar onder ede afgelegde verklaring. Vast staat dat eiseres gedurende een aantal jaren in het maatschappelijk leven van deze gegevens gebruik heeft gemaakt.
Om tot wijziging van de gegevens in de GBA over te gaan dient eiseres ingevolge artikel 77, eerste lid, van de Wet GBA op haar betrekking hebbende documenten over te leggen. In de bezwaarprocedure heeft eiseres een Chinees paspoort en een Hukou-boekje (een Chinees familieregistratieboekje) overgelegd waarin een andere naam, een andere geboorteplaats en een ander geboortejaar zijn vermeld dan met betrekking tot haar zijn geregistreerd in de basisadministratie. Hoewel na onderzoek is gebleken dat deze documenten authentiek zijn, heeft eiseres met het overleggen van de deze bescheiden echter nog niet aangetoond dat deze op haar betrekking hebben, waarbij de rechtbank in aanmerking neemt dat de in de thans overgelegde documenten vermelde gegevens in aanmerkelijke mate afwijken van de oorspronkelijk door eiseres verschafte gegevens zonder dat eiseres hiervoor een verklaring heeft kunnen geven. Dit brengt met zich dat eiseres niet heeft aangetoond dat de in de basisadministratie geregistreerde gegevens onjuist zijn, zodat verweerder het wijzigings¬verzoek ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Wet GBA terecht heeft geweigerd.
Gelet hierop komt de rechtbank aan het beantwoorden van de vraag of het Chinese paspoort en het Hukou-boekje als brondocument moeten worden aangemerkt niet toe.
De rechtbank overweegt voorts, zij het ten overvloede, dat zij heeft vastgesteld dat zich in het dossier een beschikking van 5 juli 2006 van de rechtbank Leeuwarden bevindt waarin is bepaald dat de naam van eiseres (en haar kind) verbeterd dienen te worden in het geboorteregister van de gemeente Heerenveen. Deze beschikking is onherroepelijk. Verweerder heeft, desgevraagd ter zitting, gesteld dat deze beschikking een andere procedure betreft en daarom niet van invloed is op de onderhavige procedure. Eiseres heeft dit standpunt niet weersproken en ook overigens geen standpunt ingenomen met betrekking tot deze beschikking. De rechtbank heeft daarom deze beschikking verder buiten beschouwing gelaten.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren; voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.
Beslist wordt derhalve als aangegeven in rubriek 3.
3. Beslissing
De rechtbank Maastricht:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. R.M.M. Kleijkers in tegenwoordigheid van mr. K.M.J. Vantilt als griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2007.
w.g. K. Vantilt w.g. R. Kleijkers
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
Verzonden: 7 juni 2007.
Voor belanghebbenden en het bestuursorgaan staat tegen deze uitspraak het rechtsmiddel hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA’s-Gravenhage. De termijn voor het instellen van het hoger beroep bedraagt zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak.
Indien hoger beroep is ingesteld kan ingevolge het bepaalde in artikel 39 van de Wet op de Raad van State juncto artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.