RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/700539-06 en 03/550393-06 (VTVV)
Datum uitspraak: 20 april 2007
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 januari 2007 en 6 april 2007 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen de minderjarige
[Naam verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats verdachte],
wonende te [adres verdachte],
thans gedetineerd in Het Keerpunt Opvang- en Beh.centrum te Cadier en Keer.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2006 tot en met 9 oktober 2006 in de gemeente Kerkrade, in elk geval in het arrondissement Maastricht, [naam slachtoffer 1] (zijnde zijn, verdachtes, moeder) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn handen gehad en dit met de punt in de richting van die [naam slachtoffer 1] gehouden en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ik steek je af", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 9 oktober 2006 te Cadier en Keer, in de gemeente Margraten, in elk geval in het arrondissement Maastricht, opzettelijk mishandelend zijn moeder (te weten [naam slachtoffer 1]), in de linker onderarm heeft gebeten, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2006 tot en met 11 oktober 2006 te Cadier en Keer, in de gemeente Margraten, [naam verdachte 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Vuile Turk, ik steek je neer, ik snij je aan stukken, ik stuur half Heerlen op jou af. Je bent allang dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 9 oktober 2006 te Cadier en Keer, in de gemeente Margraten, [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"wacht maar ik kom deze avond terug en ik steek jou en [T.] af" en/of leugenaar, ik ga je vermoorden, ik steek je kapot" en/of "als ik mijn zin niet krijg, steek ik je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij op of omstreeks 9 oktober 2006 te Cadier en Keer, in de gemeente Margraten, in elk geval in het arrondissement Maastricht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een aansteker aan/tegen het hoofd/haren van die [naam slachtoffer 1] gehouden en/of (daarbij) doende is geweest om die aansteker te ontvlammen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij in de periode van 1 augustus 2006 tot en met 31 augustus 2006 in de gemeente Kerkrade [naam slachtoffer 1], zijnde zijn moeder, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes in zijn handen gehad en dit met de punt in de richting van die [naam slachtoffer 1] gehouden en daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ik steek je af";
2.
hij op 9 oktober 2006 in het arrondissement Maastricht, opzettelijk mishandelend zijn moeder, te weten [naam slachtoffer 1], in de linker onderarm heeft gebeten, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
hij in de periode van 1 september 2006 tot en met 30 september 2006 te Cadier en Keer, in de gemeente Margraten, [naam verdachte 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Vuile Turk, ik steek je neer, ik snij je aan stukken, ik stuur half Heerlen op jou af. Je bent allang dood";
4.
hij op 9 oktober 2006 te Cadier en Keer, in de gemeente Margraten, [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"wacht maar ik kom deze avond terug en ik steek jou en [T.] af" en “leugenaar, ik ga je vermoorden, ik steek je kapot" en "als ik mijn zin niet krijg, steek ik je neer";
5.
hij op 9 oktober 2006 te Cadier en Keer, in de gemeente Margraten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een aansteker aan/tegen het hoofd/haren van die [naam slachtoffer 1] gehouden en daarbij doende is geweest om die aansteker te ontvlammen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt.
Ten aanzien van feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van feit 2:
Mishandeling.
Ten aanzien van feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van feit 4:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van feit 5:
poging tot zware mishandeling.
De strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van verdachte is door drs. A.F.J.M. Zwegers, psycholoog/neuropsycholoog, een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte ingesteld en van dat onderzoek heeft genoemde psycholoog een rapport, gedateerd 12 december 2006, opgemaakt, welk rapport vermeldt:
“Betrokkene is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Er is sprake van (…) een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis.
(…)
Vanuit zijn stoornis mist betrokkene een intrinsiek motief om impulsen te beheersen. Hij neigt er toe om ongeremd zijn impulsen te volgen en stemt zich niet af op de (emotionele) reikwijdte van zijn handelen. Als het ten laste gelegde bewezen wordt, dan is het aannemelijk dat betrokkene zich met geweld verzet heeft tegen pogingen om hem extern te begrenzen.
(...)
Gelet op de invloed van de stoornis op betrokkene’s functioneren is het aan te nemen dat hij minder dan gemiddeld in staat was om zijn wil in vrijheid te bepalen.
Het is te adviseren om het ten laste gelegde, voor zover dat bewezen wordt, in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.”
Voorts is ten aanzien van verdachte door dr. C.E.P. Dillen, forensisch psychiater, een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte ingesteld en van dat onderzoek heeft genoemde psychiater een rapport, gedateerd 12 december 2006, opgemaakt, welk rapport vermeldt:
“Psychiatrisch diagnostisch weerhouden we bij onderzochte een oppositioneel opstandige stoornis, dewelke evolueert naar een gedragsstoornis. Daarnaast is er (…) ADHD stoornis.
(…)
De ziekelijke stoornis ‘gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van onderzochte beïnvloedde zijn gedragingen ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde, in die mate dat het ten laste gelegde grotendeels vanuit pathologie verantwoord kan worden.
(…)
Op grond hiervan is, op basis van de factor gemengde stoornis, een verminderde toerekeningsvatbaarheid te adviseren.”
De rechtbank verenigt zich, gelet op de daarvoor in de rapporten gegeven gronden, met de conclusie dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Er is verder geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf en maatregel
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 6 april 2007 gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 5 maanden, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, en dat de verdachte zal worden geplaatst in een inrichting voor jeugdigen.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan de eis van de officier van justitie.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf en maatregel het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
-de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving;
-de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder terzake geweldsdelicten is veroordeeld;
-de mate waarin het bewezenverklaarde persoonlijk leed bij zijn moeder teweeg heeft gebracht.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank ten bezware van de verdachte er rekening mee gehouden dat de verdachte heeft erkend zich schuldig te hebben gemaakt aan strafbare feiten, terzake waarvan de officier van justitie heeft medegedeeld dat de verdachte daarvoor niet afzonderlijk is of zal worden vervolgd, te weten:
-01 augustus 2006, Kerkrade, Gem. Kerkrade, Vernieling van de ruit van een deur,
-09 oktober 2006, Cadier en Keer, Gem. Margraten, Vernieling voorruit auto,
-09 oktober 2006, Cadier en Keer, Gem. Margraten, Diefstal van gsm-telefoon.
Bij de bepaling van de op te leggen maatregel heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
A. het rapport van drs. A.F.J.M. Zwegers vorenbedoeld, voor zover inhoudende:
“Al meer dan 5 jaar wordt met professionele begeleiding, zowel ambulant als residentieel, vergeefs geprobeerd om betrokkene’s bedreigde ontwikkeling ten goede te keren. Zijn verzet tegen externe begrenzing is in die tijd groter geworden en is thans gevaarlijk te noemen. Omwille van de veiligheid en in het belang van betrokkene’s verdere ontwikkeling adviseert ondergetekende om de maatregel van PIJ op te leggen.
Als betrokkene niet extern begrensd wordt en langdurig in een professionele pedagogische structuur gehouden wordt, zullen de antisociale kenmerken in zijn persoonlijkheid versterkt worden, hetgeen zal leiden tot recidiverend delictgedrag in de volwassenheid. Er zijn geen alternatieven voorhanden om die bedreigde ontwikkeling af te wenden.”
B. het rapport van dr. C.E.P. Dillen vorenbedoeld, voor zover inhoudende:
“Naar de mening van ondergetekende is er een psychiatrische en corrigerende psychosociale behandeling noodzakelijk voor onderzochte. Dit werd reeds geprobeerd, maar bood ogenschijnlijk nog te weinig structuur. De minste opening die er kwam in de begeleidingsstructuur, werd door onderzochte in het verleden telkens weer aangegrepen om opnieuw in problemen te komen. Een voorwaardelijke PIJ werd besproken met onderzochte, maar zowel de ervaringen uit het verleden, als de houding van onderzochte ten overstaan van behandeling en begeleiding, maken dat ondergetekende de slaagkansen van een voorwaardelijke PIJ maatregel als te klein inschat om dit als optie te behouden. Ondergetekende adviseert dan ook in overleg met de heer De Mey B., reclasseringsambtenaar, en de heer Zwegers T., klinisch psycholoog, dat een sterk gestructureerde behandel-/ opvoedingssetting noodzakelijk is gezien de ernst van de stoornis waaraan onderzochte lijdt en dat deze structuur voldoende langdurig aanwezig moet zijn om de kansen op een fundamentele wijziging van zijn stoornis voldoende groot te maken. Dit kan best uitgevoerd worden in het juridisch kader van een onvoorwaardelijke PIJ maatregel.”
C. het rapport van drs. M.M.E.van Casteren, GZ-psycholoog, gedateerd 19 februari 2007, voor zover inhoudende:
“Om het intelligentieniveau van [naam verdachte] te bepalen is de WISC-III, een intelligentietest voor jeugdigen tot 17 jaar, afgenomen. Hij komt op deze test uit op een verbaal IQ van 101, een performaal IQ van 107 en een totaal IQ van 104. Dit wil zeggen dat [naam verdachte] functioneert op een gemiddeld niveau. Het verschil tussen verbaal en performaal IQ is niet significant.”
De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van na te noemen maatregel eist en dat deze maatregel bovendien in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte. De rechtbank zal daarbij adviseren, gelet het rapport van drs. M.M.E.van Casteren, deze maatregel ten uitvoer te leggen in Het Keerpunt te Cadier en Keer dan wel in een andere daartoe aangewezen particuliere inrichting voor jeugdigen of in een rijksinrichting.
De vordering tot tenuitvoerlegging
Ter terechtzitting is gelijktijdig behandeld de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging alsnog van 2 weken jeugddetentie, aan de verdachte opgelegd bij onherroepelijk vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 1 september 2006, gewezen onder parketnummer 03/550393-06.
De vordering voldoet aan de bij de wet gestelde eisen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte door hetgeen thans bewezen en strafbaar is verklaard zich voor het einde van de vastgestelde proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit en aldus de algemene voorwaarde heeft overtreden.
De rechtbank acht de gevorderde tenuitvoerlegging dan ook toewijsbaar.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 45, 63, 77i, 77s, 77gg, 285, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
-verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
-verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
-verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
-veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een jeugddetentie voor de duur van 5 maanden;
-beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
-legt op aan de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
-adviseert deze straf ten uitvoer te leggen in Het Keerpunt te Cadier en Keer dan wel in een andere daartoe aangewezen particuliere inrichting voor jeugdigen of een rijksinrichting;
-gelast dat de voorwaardelijke straf, te weten jeugddetentie voor de duur van 2 weken, alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. W.E. Elzinga, voorzitter, kinderrechter, mr. P.E.C.M. Dahmen en mr. I.S. Peskens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.P.J.M. Vugs, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 20 april 2007, zijnde mr. P.E.C.M. Dahmen en mr. I.S. Peskens buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/700539-06
Proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 20 april 2007 in de zaak tegen:
[Naam verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats verdachte],
wonende te [adres verdachte],
thans gedetineerd in Het Keerpunt Opvang- en Beh.centrum te Cadier en Keer.
mr. , officier van justitie,
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is NIET in de zaal van de zitting aanwezig. Hij heeft afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De rechter spreekt het vonnis uit.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. R.J.H. Vlecken, advocaat te Heerlen.