ECLI:NL:RBMAA:2007:BA3808

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
9 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20/002833-02
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in vordering tot verlenging terbeschikkingstelling met voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 9 maart 2007 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met voorwaarden van een terbeschikkinggestelde. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de terbeschikkingstelling met voorwaarden was opgelegd vóór de wetswijziging van 1 juli 2005. De rechtbank overweegt dat er geen overgangsrecht van toepassing is en dat de termijn van terbeschikkingstelling met voorwaarden is doorgelopen, ook gedurende de tijd dat de terbeschikkinggestelde in voorarrest zat voor een nieuw delict. Dit voorarrest heeft geen opschortende werking op de termijn van terbeschikkingstelling, die begon op de dag dat de rechterlijke uitspraak onherroepelijk werd. De officier van justitie had zijn vordering tot verlenging niet tijdig ingediend, aangezien deze na afloop van de gestelde termijn was ingediend. De rechtbank concludeert dat de vordering van de officier van justitie niet binnen een redelijke termijn na afloop van de terbeschikkingstelling is gedaan, waardoor de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De beslissing is genomen door de meervoudige raadkamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank ook heeft gekeken naar de adviezen van Reclassering Nederland en een psychiater, alsook naar eerdere jurisprudentie met betrekking tot de terbeschikkingstelling.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 20/002833-02
Rep. nummer: 07/16
Deze beslissing is gegeven door de meervoudige raadkamer voor strafzaken naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Maastricht d.d. 9 januari 2007, ingekomen ter griffie op 9 januari 2007, strekkende tot verlenging met twee jaren van de termijn van de terbeschikkingstelling van:
[naam ter beschikking gestelde],
geboren te [geboorteplaats en datum ter beschikking gestelde],
wonende te [adres ter beschikking gestelde],
hierna te noemen: [naam ter beschikking gestelde].
De rechtbank heeft gezien:
- het met redenen omklede advies d.d. 20 december 2006 van Reclassering Nederland, betreffende de verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling van [naam ter beschikking gestelde];
- het met redenen omklede advies d.d. 29 december 2006 van J. Huisman, psychiater, betreffende de verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling van [naam ter beschikking gestelde],
- het arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch d.d. 30 december 2003, waarbij de maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd,
- de overige stukken.
De rechtbank heeft voorts gelet op hetgeen tijdens de terechtzitting van 23 februari 2007 omtrent de vordering van de officier van justitie en de persoon van [naam ter beschikking gestelde] naar voren is gekomen.
De ontvankelijkheid
Namens de terbeschikkinggestelde is door diens raadsman het volgende aangevoerd.
De termijn van terbeschikkingstelling met voorwaarden is in onderhavige zaak opgelegd bij arrest van het Hof ’s-Hertogenbosch van 30 december 2003. Mijn cliënt heeft wegens een nieuw feit in voorlopige hechtenis gezeten van 15 maart 2005 tot 27 april 2006.
Het huidige artikel 38f, eerste lid, sub b van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende dat de termijn van de terbeschikkingstelling met voorwaarden niet loopt gedurende de tijd dat de terbeschikkinggestelde rechtens zijn vrijheid heeft ontnomen, is in werking getreden op 1 juli 2005. Er is geen overgangsrecht van toepassing.
Onder de oude bepaling, die van toepassing was toen de terbeschikkingstelling onder voorwaarden aan verdachte werd opgelegd, liep de termijn van de terbeschikkingstelling met voorwaarden door gedurende de tijd dat de terbeschikkinggestelde ter zake van een nieuw delict in voorlopige hechtenis zat. Dat betekent dat de officier van justitie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering nu deze vordering na afloop van de gestelde termijn in artikel 509o, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is ingediend. Zo sprake mocht zijn van directe werking van het nieuwe artikel 38f is de vordering eveneens buiten de daarvoor geldende termijn ingediend terwijl dan tevens nog geldt dat de nieuwe regeling niet ten nadele van cliënt mag worden uitgevoerd. Van een vordering gedaan binnen een redelijke termijn na afloop van de termijn van terbeschikkingstelling is in beide gevallen evenmin sprake.
De officier van justitie stelt als zijn standpunt dat ook onder het oude recht de termijn van de terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt opgeschort, indien de terbeschikkinggestelde ‘uit anderen hoofde’ zijn vrijheid is ontnomen. Het begrip ‘uit anderen hoofde’ dient ruim te worden uitgelegd in de zin van ‘vrijheidsbeneming’. Een terbeschikkingstelling met voorwaarden brengt immers geen detentie met zich mee.
De rechtbank overweegt het volgende.
Artikel 38 f, eerste lid, sub 1 van het Wetboek van Strafrecht is in werking getreden op 1 juli 2005.
Uit de Kamerstukken II 2003/04, 29413, nummer 3, met betrekking tot dit nieuwe lid, blijkt het volgende:
Onderdeel E
Uit jurisprudentie is gebleken dat vervangende hechtenis tijdens de terbeschikkingstelling met voorwaarden de termijn van de terbeschikkingstelling niet opschort (Hof Arnhem 2 oktober 2000, NJ 2001/8). Bij een terbeschikkingstelling met voorwaarden is immers geen sprake van detentie «uit anderen hoofde» zoals aangegeven in artikel 38f, eerste lid, onderdeel a, Sr omdat de TBS met voorwaarden geen detentie met zich meebrengt. Met de voorgestelde wijziging wordt vastgelegd dat de termijn van een TBS met voorwaarden wordt opgeschort gedurende een vrijheidsontneming. Zou dit niet het geval zijn dan kan bij langdurige detentie de terbeschikkingstelling aflopen zonder dat aan de gestelde voorwaarden kan worden voldaan.
De terbeschikkingstelling met voorwaarden is opgelegd bij arrest van het Hof te ’s-Hertogenbosch op 30 december 2003, derhalve vóór de betreffende wetswijziging. Er is geen overgangsrecht van toepassing zodat uitvoering wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 1, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht. Dit betekent dat de termijn van de terbeschikkingstelling met voorwaarden is doorgelopen en de tijd dat de terbeschikkinggestelde in de voorlopige hechtenis van 15 maart 2005 tot 27 april 2006 terzake het nieuwe delict heeft gezeten geen opschortende werking heeft.
Conform het bepaalde in artikel 38d, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht geldt de terbeschikkingstelling voor de tijd van twee jaar, te rekenen van de dag waarop de rechterlijke uitspraak waarbij zij is opgelegd onherroepelijk is geworden.
De terbeschikkingstelling is bij arrest van het Hof te ’s Hertogenbosch op 30 december 2003 opgelegd en de rechterlijke uitspraak is twee weken hierna onherroepelijk geworden. De termijn van de terbeschikkingstelling is derhalve gaan lopen op 14 januari 2004 en is van rechtswege geëindigd op 13 januari 2006.
De vordering tot verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling is op 9 januari 2007 ingediend en ruime tijd later dan één maand vóór het tijdstip, zoals bepaald in artikel 509o van het Wetboek van Strafvordering, waarop de terbeschikkingstelling door tijdsverloop zal eindigen, ingediend. Nu de vordering één jaar na de beëindiging van rechtswege is ingediend, is een afweging ter zake een mogelijk verschoonbare termijnoverschrijding niet meer aan de orde. De officier van justitie is derhalve niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Beslissing
De rechtbank
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Adus gegeven door mr. I. Becker-Hartenhof, voorzitter, mr. C.M.J. van den Acker en mr. W.A.P. Hillen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Wijckerheld Bisdom, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 maart 2007